Die Maatschappij, die bekrooning, die vergunning, op den titel vermeld, wettigen reeds die lofspraak; maar, inzonderheid, de aanmerkingen, die van loon mededeelt, zijn de vruchten van eigen langdurig beschouwen, dat met de werkdadige uitoefening der scheepvaart vereenigd was. Hij, van zijne jeugd af op de zeilbanen verkeerd hebbende, heeft ook de timmerwerven onzer naburen gezien; ‘en,’ schrijft hij, bl. 76, ‘ik heb op de wijze van zamenstellen der inwendige deelen, zoo wel als op de soort van kromhout en omschot acht gegeven, niet slechts op één werf, één dag; neen, weken, op onderscheidene plaatsen, en, waarlijk, ik moet, zonder eigenliefde te willen instemmen,’ (dit verstaan wij niet) ‘stellig zeggen: Nederland timmert van beter hout een hechter schip.’ Zoodanig iemand, lezer! heeft regt van mede te spreken, en aanspraak op krediet. Navita de ventis, etc.
Vijf onderwerpen maken den inhoud dezer verhandeling uit. I. De verscheidenheid in de gedaante der schepen en tuigaadjen in het algemeen, en hoe elk derzelve beantwoordt aan de bestemming, waarvoor zij gebouwd zijn. II. De zeilaadje der platgebodemde schepen in het algemeen, en het aanmerkelijk onderscheid der zeilaadje van het eene schip tot (?) het andere. III. Over de oorzaken, waaruit eene snelle zeilaadje ontstaat. IV. Eenige regelen, volgens welke de opbouw der vrachtschepen tot eene verbeterde zeilaadje kan worden gebragt. De standplaats van den mast. De zwaarden; gedaante, plaats en klamp. De vorm der zeilen. Algemeen overzigt en gevolg van het vierde onderwerp. V. De voordeelen van een snelzeilend schip, in onderscheidene opzigten.
Twee uitslaande platen strekken tot meerdere opheldering. Op den stijl valt, over het geheel, niets van belang te zeggen. Van loon voert goed de pen. De punctuatie had wel wat naauwkeuriger mogen zijn. Voor een uittreksel is dit werk niet wel geschikt; er moet ook nog zoo vele lading te scheep gebragt naar den Redakteur, dat wij aan van loon's beschouwingen geen' tijd meer besteden kunnen. Den schrijver en der uitgeefster, zoo wel als der maatschappije, zij welvaren met dit werk gewenscht!