| |
| |
| |
Aardrijkskunde voor Zeevaart en Koophandel, naar het Engelsch van J. Hingston Tuckey. IIde tot Vde Deel. Te Rotterdam, bij J. Immerzeel, Jun. In gr. 8vo. Te zamen 2788 Bl. f 21-75.
Dit werk, waarvan wij reeds vroeger het Iste Deel aangekondigd hebben, is door den Vertaler van flinder's Reizen, die zich ook als Schrijver van verscheidene goede Aardrijkskundige werken heeft doen kennen, met ongewone vlijt en spoed in onze taal overgebragt Zeer aangenaam is deze lectuur over 't geheel niet, maar wel nuttig voor den Koopman en Zeevaarder. In het tweede Deel is Nederland door den kundigen Vertaler, naar wij duidelijk zien kunnen, geheel omgewerkt. Geen vreemdeling hoegenaamd spreidt zulke kundigheden van ons land ten toon: de beste buitenlandsche beschrijvingen, die wij van hetzelve gezien hebben, krielen van fouten. Hier, daarentegen, ontmoeten wij niet alleen veel kunde in den tegenwoordigen, maar ook in den ouden toestand des lands. Wij durven zeggen, dat dit een der beste gedeelten des werks is. De Schrijver volgt de oevers der Noord- en Zuiderzee van Groningen tot Amsterdam, alsdan de binnenwateren tot Gouda, keert naar het IJ terug, vervolgt de Westkust der Zuiderzee, de Noordzee-kust tot de Maas, noemt eenige steden langs die rivier op, (zelfs Maastricht, schoon zoo hoog op gelegen) en langs de Waal, de Schelde, (geheel Zeeland, Antwerpen, Brussel, Gent) en komt te Ostende weder aan de Noordzee terug. Daarop volgt een kort geschiedkundig verslag van Neêrlands ouden, en dan van deszelfs tegenwoordigen handel, met eene zeer juiste opgave der redenen van deszelfs kwijning. Alsdan worden de volkplantingen, visscherijen en zeemagt geschetst. Hoezeer is dezelve (en was zij reeds vóór 1770) vervallen van de laatste helft der
Zeventiende Eeuw, toen zij nog 72 Linieschepen, 24 Vijftigers, 90 Fregatten en 16 kleinere vaartuigen, dus meer dan 200 schepen van oorlog, telde!
| |
| |
Van Nederland gaan wij (nu weder op het spoor van tuckey) over naar Frankrijk, namelijk in zoo verre het zich langs de Atlantische Zee uitstrekt, naar Spanje en Portugal, (den winkelhaak aan de golf van Biscaye en de Spaansche Zee) beschouwen alsdan de Middellandsche Zee in 't algemeen, hare stroomen, zeevoortbrengselen, enz. Achtervolgens worden daarna de Spaansche, Fransche, Italiaansche, Illyrische en Grieksche, Turksche en Afrikaansche kusten dezer Zee beschreven, benevens den Archipel, en daarop de omtrek der Zwarte Zee. Ten slotte ontvangen wij een overzigt van den handel dier beide Zeeën. (Bij de vroeger vermelde landen worden eerst de kusten, vervolgens de rivieren, eilanden, zeesteden en havens, alsdan de handel, visscherijen, volkplantingen enz. van ieder land afzonderlijk vermeld.) Bij Frankrijk vinden wij eene belangrijke opgave des Westindischen kolonialen handels in 1788, die 218, vergeleken met dien van 1817, die slechts 60 millioenen francs bedroeg! Maar St. Domingo was in laatstgemelde jaar ook reeds verloren.
Het derde Deel, de Zuidoostkust der Atlantische en de Indische Zee bevattende, wordt geopend met de beschrijving der Westkust van Afrika, en bij die gelegenheid natuurlijk over den slavenhandel gesproken; immers dit was te verwachten van eenen Engelschman, die bestemd was, om eenmaal als ontdekker de kusten van Afrika te bezoeken. Tuckey weidt nogtans niet uit in een betoog van het onregtvaardige diens handels; hij vermeldt eenvoudig daadzaken, en deze zijn genoeg om denzelven te doen veroordeelen. De afgrijselijkheden van dien handel in menschenvleesch zijn zoo groot en in het oog loopende, dat Koningin elizabeth reeds vóór drie Eeuwen uitdrukkelijk verbood, om Negers zonder hunne eigene toestemming uit hun land weg te voeren, onder strenge straffen in deze tegenwoordige wereld (dit zijn de eigene woorden van dat verbod) en gewisse Goddelijke straf in de toekomende, (bl. 50.) Die schrandere Vorstin scheen er in de Zestiende Eeuw dus nog al iets anders
| |
| |
over te denken, dan het Genootschap ter aanmoediging van pokken, slavernij, radbraken, plak en meineed, de Heeren bilderdijk, da costa, capadose en Comp., in de Negentiende, die er eene zaak van pligt uit maken, de Negers te verkoopen ter eere Gods, die hen in hunnen Stamvader cham heeft vervloekt! ... De scheiding van Echtgenooten, welke die Heeren ter kwader trouwe aan onze menschlievende instellingen verwijten, had bij de verkoopen der Negers - althans bij de zoô - naar waarheid plaats. ‘Niet meer dan één der tien (Negers), die men uit Afrika wegvoerde, werd geacht in de koloniën kroost te verwekken. Want beestachtig leefden de Negers aldaar onder elkander en met de Blanken. Allerlei ongebondenheid werd er geduld, ja aangemoedigd, alsof dit de vermenigvuldiging had kunnen bevorderen. Maar het strekte integendeel juist ter verhindering van hetgeen men door een geregeld en Christelijk paren van Negers en Negerinnen zou hebben kunnen te wege brengen.’ - O, die godvergetene, onchristelijke Eeuw, die zoo iets wil afschaffen!!!
Onder de bijzonderheden van Afrika, die minder regtstreeks tot het plan van dit werk schijnen te behooren, is ook eene karakterschets, zoo der Negers, als der Mooren van de groote woestijn. Na de daarop volgende beschrijving van den slavenhandel volgt weder die der kusten tot de Kaap de Goede Hoop, en weder Noordelijk tot de Roode Zee en Socotora; alsdan die der eilanden (de berigten omtrent Bourbon zijn vooral naauwkeurig en vrij uitvoerig) en de kusten der Indische Zee, Perzische en Bengaalsche golven, Arabië, Perzië, Indië; welk laatste gewest een lezenswaardig geschiedkundig verslag van den handel, de ontdekkingen en veroveringen der Europeërs in hetzelve, alsmede van de Moussons en stroomen, voorafgaat. Over China, meest een binnenlandsch Rijk, is de Schrijver kort, doch schildert op het slot de zeden en geaardheid der Chinezen. Alsdan ligt de groote Indische Archipel, waarbij ook wij zoo veel belang heb- | |
| |
ben, aan de beurt, en de be chouwing van den handel in de geheele Indische Zee besluit dit Deel.
Het vierde Deel bevat de Zuidzee en de Westkust des Atlantischen Oceaans; doch de schikking is zonderling. Eerst lezen wij van de Noordoostkust van Azië, Jesso, Sachalin, de Kurilen, Kamtschatka en Japan; dan van de zoogenaamde Papua-eilanden, of de eilanden, door de Zuidzee-Negers bewoond, (Nieuw-Guinéa en de omliggende gewesten, Nieuw-Holland, van Diemensland) en Nieuw-Zeeland. Tot daartoe gaat alles goed. Doch, in plaats van nu deze natuurlijke brug tusschen Azië en Amerika verder te volgen, keert de Schrijver eensklaps weder langs de naakte klippen van het Kerguelens-eiland enz. naar de Afrikaansche eilanden (St. Helena, Ascension, de Cabo Verdis, enz.) terug, en springt van daar over naar Noord-Amerika, en wel eerst naar de Bermudas, alsdan naar het Noordelijkst gedeelte, de Hudsons-baai, en vervolgt zoo de beschrijving van Britsch Noord-Amerika, de Geschiedenis der Vereenigde Staten van Amerika, de beschouwing der Westindische eilanden, de kusten der Mexikaansche golf, de Oostkust van Zuid-Amerika, (Guyana, Brazilië en la Plata tot Kaap Hoorn) en alsdan de geheele Westkust van dat Werelddeel van het Vuurland tot de Behringsstraat, de Aleutische eilandsketen, en komt dan op zijne schreden terug, door de Mariane- of Dieven-eilanden, zoo nabij de vroeger
beschouwde Philippinen, benevens de Carolinen te beschrijven, en dusdoende naar de Sandwichs-eilanden en verder naar hetgeen hij Zuidelijk Polynesië noemt (de Vrienden-, Societeits-, Marquesas- en Gevaarlijke eilanden) over te gaan. Het zou ons veel natuurlijker hebben toegeschenen, de Kanarische en Kaapverdische eilanden, St. Helena, het Kerguelens-eiland enz. bij Afrika af te doen, en, na de beschouwing aller Aziatische eilanden, van Nieuw-Holland, enz. Nieuw-Caledonië en Nieuw-Zeeland, alsdan, op de voetstappen van tasman, Oostwaarts op te gaan, de Vrienden-eilanden, dan achtervolgens de andere Auslralische
| |
| |
of Polynesische gewesten, in de orde, waarin zij waarschijnlijk door het Maleische menschenras zijn bevolkt, te beschouwen, en, even als de schepen van cook en tamaahama, van de Sandwichs-eilanden naar de Noordwestkust van Amerika over te steken, de kusten alsdan, in de omgekeerde rigting van onzen Schrijver, te volgen, en zoo, uit de Britsche bezittingen of hunne laatste ontdekkingen in Noord-Amerika, naar het Moederland zelve, de Britsche eilanden, over te gaan, welke het onderwerp van het vijfde Deel dezes werks uitmaken.
De beschrijving van dat Rijk wordt voorafgegaan door die der Kanarische, Azorische of Vlaamsche, en de veel Noordelijker gelegene Ferroe-eilanden. Men kan gemakkelijk nagaan, dat een Brit in de beschrijving van zijn Vaderland tot in bijzonderheden uitvoerig zijn, en hetzelve con amore behandelen zal; maar de aanwijzingen voor reizigers, die Londen bezoeken, vallen in het kleine, en zijn, in vele opzigten, niet op Londen alleen, maar op elke wereldstad, vooral ook op Parijs, toepasselijk.
Wij moeten den Lezer doen opmerken, dat de bekwame Vertaler, behalve het reeds opgemerkte stuk over Nederland, zijnen Schrijver ook met niet weinig belangrijke Aanteekeningen heeft verrijkt. Het is slechts jammer, dat men niet alles, wat van hem en van tuckey is, kan onderscheiden. Bij sommige Noten, echter, loopt zulks in het oog. Zoo zou b.v. geen Engelschman ligtelijk de vrijheidlievende Protestanten van la Rochelle, die den Despoot richelieu tegenstand boden, oproerigen noemen, of van hen zeggen: ‘die door hunnen onzinnig trotschen Adel opgeruid werden, om boven het Edict van Nantes nog meer te begeeren, en de wapens tegen den edelsten der toenmalige Monarchen te voeren.’ (IIde D. bl. 175.) Wij twijfelen niet, of deze Noot is van den Vertaler; doch alsdan vragen wij hem: Wie was die edelste der toenmalige Monarchen? Hendrik de IV niet; want tegen hem hebben de Protestanten nooit de wapenen opgevat; zij kenden zijne moeijelijke gesteldheid, en beminden hem nog als hunnen voormaligen broe- | |
| |
der. Lodewijk de XIII dus, dat groote kind, hetwelk nooit eenen eigenen wil had? die ontaarde Zoon, die zijne Moeder te Keulen liet verhongeren? Dat is onmogelijk. Het geheugen des Vertalers moet hem dus hier misleid hebben. - Het gedrag onzer Hollanders bij het helpen bedwingen van la Rochelle, dat laatste bolwerk der Fransche vrijheid, was ook niet alleen onchristelijk, maar zelfs (in de gevolgen) blijkbaar onstaatkundig. Zij schraagden daardoor eene reuzenmagt, welke eenmaal op het punt zou zijn, hen zelve te vergruizen, en beroofden zich van eenen hechten steun in het Fransche Rijk. - De Godsdienst der aloude Parsis (het Dualismus van
zoroaster) is ook, D. III, bl. 304, min naauwkeurig opgegeven. Andere Aanteekeningen, b.v. die in het IIde Deel, bl. 510, over de doorgaans verkeerd vertaalde benaming van Echelles du Levant, (niet van schalen, maar van ladders herkomstig, over welke men de goederen naar land bragt) zijn niet zonder belang. Omtrent het land, waarop thans de algemeene aandacht zich vestigt, het oude Vaderland der Hellenen, en de zeemagt hunner verdrukkers, hebben wij ook eenige goede berigten aangetroffen; schoon min voldoende omtrent de rassche vorderingen van den Griekschen handel en zeevaart, het voorname middel, om hunnen heiligen opstand te doen voortduren. - Het is ons voorts niet mogelijk geweest, alle opgaven in dit werk ten toets te brengen: de goede (globaal opgegevene) bronnen en de naauwkeurigheid des Schrijvers waarborgen de echtheid en juistheid van de meeste derzelven. |
|