dat er wat gebeuren moet, want dat de wereld op een eind loopt. Maar de wereld is, zegt hij, niet onze aardbol, nog minder het geschapendom, dat zich op denzelven bevindt, maar alleen de thans bestaande orde van zaken, en wel voornamelijk het rijk der duisternis, hetwelk het monarchaal bestuur, zoo als hetzelve thans bestaat, in zijnen val zal medeslepen. Dat monarchaal bestuur is toch eene wetgevende en het kwade straffende magt, door God ingewilligd en toegestaan, om het oproerig menschdom eenigermate te bedwingen. - Zoo veel wij kunnen opmaken, zal het nu in 1823 naauwelijks 13 jaren duren, of die wereld loopt ten einde. En wat dan? - Ja! een duizendjarig rijk, enz. enz. Maar de Lezer gelieve hetverder in het boekje te zoeken; ons schemert het voor de oogen, zoo duidelijk, krachtig en bondig is het betoog, hetwelk met zielroerende aanspraken aan de onderdanen van het rijk der duisternis, de Koningen van het rijk der Monarchijen - en de onderdanen van het rijk des lichts besloten wordt.
Van hentzepeter's (den nietswaardigen, de man zegt het zelf) godgeleerde en uitlegkundige bekwaamheden zij het volgende ter proeve: ‘Wat ligt er ongerijmds in opgesloten, dat de hooge, eeuwige, eenige en algenoegzame God, die een Geest is, zichzelven in drie bijzondere deelen verdeelde, daar het plan der Schepping zulks vorderde? - dat Hij het eene deel zijn eenig eeuwig geboren Zoon noemde, en het ander deel den H. Geest? Op die wijze kon de Schepper zeggen: laat ons menschen maken, naar onzen beelde en naar onze gelijkenis. - Toen de volheid des tijds gekomen was, zond God zijnen Zoon in de wereld, en bekleedde dat deel van zijnen Goddelijken Geest met ons vleesch en bloed. Kon de Zaligmaker op die wijze niet zeggen: die Mij ziet, ziet ook den Vader? - Daarenboven zonderde God het ander deel van zijnen Geest af, om in den vervallen mensch zijn verloren beeld weder op te rigten en te herscheppen, en noemde om deze reden hetzelve deel God, den Heiligen Geest.