eerste Deel gesloten. Het tweede behandelt de zedelijke Wijsbegeerte, het Natuurregt, en de zedelijke Godsdienstleer. Bij zulk eenen rijkdom van inhoud volgt van zelf, dat alles hier slechts kort behandeld is. Trouwens het is een leerboek, waarvan zich de Leeraar bij het onderwijs bedienen kan. Te regt heeft echter de Schrijver hetzelve een leesboek genoemd; want ieder, die niet geheelenal in deze wetenschappen vreemd is, bevat alles, wat hier voorkomt, gemakkelijk, en zonder nader onderrigt. Van de geschiedenis der wijsbegeerte wordt weinig of niets gezegd; de kundige Schrijver oordeelde te regt, dit te moeten overlaten voor het hooger onderrigt.
Wij hebben dit geschrift met groot genoegen gelezen, en oordeelen, dat het vooral den Schoolonderwijzer welkom wezen moet. Behalve het overzigt van hetgeen de wijsbegeerte behandelt, ontvangt hij hier, in geregelde orde, aanwijzing van hetgeen algemeen bruikbaar en nuttig is, en, bij een weinig nadenken, genoegzame aanleiding tot opheldering en uitweiding, waartoe overvloedige bronnen voorhanden zijn.
Wij beleven (dit zeiden wij onder het lezen dezer handleiding) gelukkige dagen, daar de wetenschappen, tot het gemeene leven teruggeleid, toegankelijk worden gemaakt voor allen, en wij behoeven noch dorre en geleerde onderzoekingen, noch kunsttermen, om derzelver bruikbare vruchten in het gemeene leven te genieten. Geleerdheid en studie behouden echter hare waarde, en er zal nog altijd genoeg moeijelijks en donkers over zijn tot wetenschappelijke nasporing en onderzoek. De lichtere punten komen genoegzaam uit, en de nijvere burger, ja ambachtsman, is niet langer vreemd met hetgeen hem zoo nuttig is; het nader onderzoek en het meer donkere is voor den geletterden, die het verder bearbeiden en bruikbaar maken kan. Alzoo voorbereid met nuttige kennis, ziet zich de jongeling de baan geopend, en hij zal te ijveriger werkzaam zijn, naarmate hij gevoelt, dat hij meerder behoeft, om den ongeletterden vooruit te zijn. Moge slechts zoodanige beoefenaar niet in het meer algemeene