Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet animalisch magnetisme in Frankrijk.
| |
[pagina 459]
| |
maar vermogt haren roem niet beter staande te houden, dan een aantal andere geneesmiddelen, welke door volgende verdrongen werden, of alleen door het tijdsverloop den prikkel der nieuwheid verloren. Onaangename gebeurtenissen, ongeluksverhalen, het zij dan waar of verdicht of vergroot, werken als zoo vele oorzaken mede, om den val van hooggeprezene ontdekkingen te bespoedigen, en de meest belovende ondernemingen, somwijlen in de geboorte, te verstikken, gelijk zulks plaats had bij de overgieting van het bloed in menschen en dieren; ja zelfs heeft één leeftijd den boosaardigsten vijand van leven en gezondheid, door de heilrijke vaccine ten ondergebragt, en, door de trage onverschilligheid jegens dit eenvoudigste aller hulpmiddelen, het hoofd met nieuwen moed weder zien verheffen. In eenige van deze omstandigheden ligt reeds het antwoord op de veelmalen herhaalde vraag: waarom ook de praktijk van het Magnetisme, na eenige jaren met kracht te zijn doorgezet, daarna zoo zeer verslapt is, dat slechts weinigen zich thans daarmede bezig houden? Te gereeder is dit antwoord, in zoo verre de oorzaken der verflaauwing bij het Magnetisme nog menigvuldiger en krachtiger zijn, dan bij eenige andere natuurwerking. Dit zal wel niemand in twijfel trekken, die bekend is met het aanmerkelijk tijdverlies, met de daartoe vereischte inspanning en opgeruimdheid, met het onaangename en vervelende der bewerking, bijzonder wanneer de treffende verschijnselen van het somnambuiisme, door de gewoonte van eenige jaren, opgehouden hebben den geest te verlevendigen. Ook voor anderen verliezen de waarnemingen langzamerhand haar gewigt, met dat gevolg, dat de oude, vermoeide magnetizeurs bezwaarlijk door nieuwe vervangen worden. Eindelijk geraakt bij het algemeen de geheele zaak in vergetelheid: want hoe ware het anders mogelijk, dat, om slechts één voorbeeld te noemen, men volstrekt niets meer verneemt van het magnetizeren van dieren, hetwelk echter zoo weinig bezwaren, en te gelijk het voordeel heeft van onder elks bereik te liggen? | |
[pagina 460]
| |
Maar het Magnetisme heeft, in vergelijking met andere natuurkrachten, nog dit bijzondere, dat de denkwijze (beter misschien de gemoedsaard) van fommige menschen voor hetzelve minder ontvangbaar is: hoe meer wij, namelijk, geneigd zijn, om de verklaring der hoogere werking van het leven te doen naderen aan de werktuigkundige en chemische natuurkrachten, hoe scherper afzonderingslijn wij trekken tusschen het vermogen van ligchaam en geest, en hoe minder de ineensmelting der physiologische en psychologische leer wordt toegelaten, des te vreemder en onbegrijpelijker moet ons het Magnetisme toeschijnen; zoodanig zelfs, dat het gevoel voor deszelfs waarheid, door menigvuldige en luidsprekende waarnemingen verkregen, ligt weder aan het wankelen gebragt wordt, het zij door geleerde aanmerkingen van sommigen, hoewel zij blijken geven van de zaak zelve bij ervaring niet genoeg te kennen (stieglits), of door gemoedelijke bezwaren van anderen (hufeland), welke, ofschoon in zichzelve eerbiedwaardig en ook in alles niet ongegrond, nogtans grootendeels individueel zijn, en in geen geval altoos de wezenlijkheid en het bestaan dezer werking kunnen aantasten. Om niet te spreken van walgelijke vertoonmaking en schadelijke misbruiken, die de waarheid en het belang der zaak toch eigenlijk niet verminderen, en alleen daardoor kunnen beteugeld worden, dat de praktijk van het Magnetisme in handen blijve van daartoe geschikte beoefenaars. Uit het boven gezegde omtrent den gemoedsaard der menschen is dan ook blijkbaar, dat niet alle tijden en alle natiën voor het Magnetisme even vatbaar kunnen zijn; gelijk mede de ondervinding leert, dat, waar en wanneer men de Natuur meer uit een dynamisch en zelfs eenigzins mystisch oogpunt beschouwt, de verschijnselen van dit vermogen op den weg der waarheid eenen hoogeren rang bekleeden: welk verschil gemakkelijk in het oog valt, bij eene vergelijking van den tegenwoordigen staat van het grootste gedeelte van Duitschland met dien van Frankrijk. Bij de Duitschers vestigde zich de aandacht | |
[pagina 461]
| |
op het Magnetisme, te gelijk met het gemelde tijdvak der wijsbegeerte, en hield zich bij voortduring staande; de Franschen, daarentegen, grepen hetzelve, als eene nieuwe zaak, reeds vroeger en met de grootste geestdrift aan; met dat gevolg, dat het getal der in dien korten tijd daarover geschrevene boeken dat van alle andere volken, tot zelfs op heden toe, misschien te boven gaat. Maar deze kolos op leemen voeten, gelijk dezelve in een destijds uitgekomen boekje genoemd wordt, begon spoedig ineen te zinken, en werd eindelijk door een' magtigen slag geheel omvergeworpen; zoodanig, dat een openbaar voorstander of beoefenaar van het Magnetisme, na de beslissende uitspraak van het alvermogend wetenschappelijk gezag, in het oog der menigte niet alleen eene bijzondere zwakheid van verstand zoude verraden, maar zich daarenboven aan eene dadelijke vervolging blootstellen van hen, die de magt daartoe in handen hadden. Zoodra echter het licht van gedachten- en gewetensvrijheid in Frankrijk was opgegaan, en de stormen, welke dit hoogst belangrijk tijdperk hadden aangevoerd, begonnen te bedaren, kwamen ook de mannen van den eersten tijd, die, na met heldere oogen en op de regte wijze gezien te hebben, aan de waarheid van het Magnetisme nooit getwijfeld hadden, weder in het openbaar te voorschijn. Onder deze maakten de ijverige de puysegur en de bezadigde deleuze van het vertrouwen, hetwelk beider jaren en ondervinding inboezemden, gebruik, om hunnen landgenooten den blinddoek te ontrukken. Vele anderen, reeds opgewekt door de gemeenschap met vreemde landen, welke het krijgsgeluk den Franschen geopend had, vereenigden zich met hen, ter oprigting van eene Société du Magnétisme te Parijs, welker handelingen, benevens eene geschiedenis van het voorgaande tijdvak, met die der alleroudste en eerste sporen dezer natuurwerking, men verzameld vindt in het door haar uitgegeven Archif, vervolgens Bibliothèque, du Magnetisme animal. Nu ook begon het Magnetisme, van het oude schuim gezuiverd, zich in een helderder licht te | |
[pagina 462]
| |
vertoonen; te gelijk vernam men niet meer van de aanstootelijke openbare behandelingen; hoewel een zekere Abbé faria, in de hoofdstad, zijne somnambulen als in een schouwspel, en, indien de getuigenis van den Heer jouy in dezen genoegzaam is, met veel winderigheid en kwakzalverij ten toon steldeGa naar voetnoot(*). Aanmerkelijk was nu ook het getal der openbare bestrijders verminderd, en scheen zich geheel te versmelten in de Dictionnaire des sciences médicales, alwaar het Magnetisme, in de inleiding met een enkel woord alvorens afgevaardigd, als een goochelspel, waaromtrent het twijfelachtig is, of in een algemeen geneeskundig boek | |
[pagina 463]
| |
wel behoort gesproken te wordenGa naar voetnoot(*), daarna echter, bij het woord zelve, eene zeer uitvoerige beschrijving waardig schijnt geoordeeld te zijn, welke vervolgens door den Heer deleuze opzettelijk wederlegd is. De lezer, die in de zaak belang stelt, moge hier, gelijk bij alle andere voor- en tegenschriften, voor zichzelven oordeelen, aan welke zijde de eenvoudige waarheid der ondervinding, aan welke de kunstige drogreden te vinden zij; en of het, gelijk men ons nog heden blijft voorstellen, bij een onderwerp van dezen aard, voor eene juiste redenering kan gehouden worden: ‘dat de mogelijkheid der zaak alvorens moet aangewezen zijn, omdat alleen het mogelijke wezenlijk kan worden.’Ga naar voetnoot(†) Eindelijk bragt eene en andere zware ziekte, door dit geneesmiddel ten spoedigste hersteld, op nieuw een aantal Geneeskundigen bijeen, welke, hetzij onkundig van of niet overtuigd door de duizende waarnemingen van dezen aard en van de verschijnselen van het somnambulisme, nu besloten, om, door eigen onderzoek, zichzelven van allen twijfel te ontheffen. Den uitslag van deze pogingen vindt men in het volgende boekje: Exposé des expériences sur le Magnétisme animal, faites à l'Hôtel Dieu à Paris, pendant le mois Oct., Nov. et Dec. | |
[pagina 464]
| |
1820, par j. dupotet, étudiant en Médecine de la Faculté de Paris, etc. à Paris, 1821, 80 pag. 8vo. Van deszelfs aankondiging, in de Revue encyclopédique, 12de Stuk, Dec. 1821, bladz. 602, vindt de lezer hier de vertaling, met bijvoeging alleen van een paar tusschen ( ) gestelde woorden, ter opheldering. ‘Indien de proeven van den Heer dupotet naauwkeurig zijn; indien de Heer husson, Geneesheer bij het Hôtel Dieu, inderdaad getuige geweest is van de omstandigheden, van welke hij in zijn procesverbaal berigt geeft; indien de dertig Geneeskundigen, die dit procesverbaal onderteekend hebben, niet bij voortduring door schijn bedrogen zijn geworden; indien men, eindelijk, geloof mag hechten aan authentieke verzekeringen, - dan is de groote twijfeling aangaande het bestaan en de kracht van het Magnetisme opgelost; de Heeren Commissarissen des Konings (welke in 1786 bij den Heer deslon de zaak onderzochten, en als eene werking alleen der verbeelding verklaarden) hebben zich dan bedrogen, en behoort mesmer gerangschikt te worden onder de mannen van genie, welke door hunne tijdgenooten miskend en vervolgd zijn. Den 20 October 1820 had de Heer rosen, Med. Dr., gedurende het bezoek der zieken in het Hôtel Dieu, gelegenheid, om met den Heer husson te spreken over eene magnetische genezing, van welke de beroemde Geneeskundige, de Heer desprez, een bijzonder berigt had ingezonden van het Genootschap der praktische Geneeskunde te Parijs. De laatstgenoemde had aan zijne ambtgenooten kennis gegeven, dat het Magnetisme, aangewend tegen eene zenuw-heupjicht, welke tot hiertoe alle gewone geneesmiddelen hardnekkig wederstaan had, in een' zeer korten tijd de genezing dezer ziekte bewerkt hadGa naar voetnoot(*). Eenige Doctoren en Studenten in de Genees- | |
[pagina 465]
| |
kunde verzochten daarop den Heere husson, dat hij mogt veroorloven, van dit hun onbekende middel, bij eenige ongeneeslijke zieken, de proef te nemen. Deze stemde daarin toe, onder voorwaarde nogtans, dat en de zieken en zij, welke bij de behandeling zouden tegenwoordig zijn, door hemzelven werden uitgekozen, en dat de magnetizeur geene vragen zoude doen, dan die hem zouden worden opgegeven. Dit aangenomen zijnde, gaf men aan den Heer dupotet een jong meisje ter behandeling over, lijdende aan hysterische zenuwtoevallen benevens eene krampachtige braking, welke door niets hadden kunnen gestuit worden; zij was reeds opgegeven, en haar dood beschouwd als onvermijdelijk. Van den eersten dag af, dat zij gemagnetizeerd geworden is, hielden de brakingen op; na eenige behandelingen is de zieke in het somnambulisme overgegaan, en hebben de meest afgewisselde, de schranderste en naauwkeurigste proeven de Geneeskundigen overtuigd, dat de magnetische werking waarlijk bestaat, dat dezelve geneeskracht bezit, en dat zij geheel onafhankelijk is van de verbeelding. Onder de waarnemingen, welke de algemeene verbazing hebben voortgebragt, zullen de Geleerden ongetwijfeld den staat van afgescheidenheid (van de buitenwereld, isolement) en de ongevoeligheid opmerken, waarin gedurende den slaap, welken men magnetisch noemt, de jonge dochter samson, benevens nog twee andere, gedompeld waren. De Heer recamier mogt de eerste in de ooren schreeuwen, haar schudden, drukken, knijpen, vijfmalen achtereen, uit al zijne magt; hij heeft geen het minste teeken van gevoel kunnen voortbrengen. Verbaasd door zulk een verschijnsel, besloot hij, de proeven tot het uiterste te drijven; dien ten gevolge heeft hij, bij de behandeling op den 6den en 8sten Januarij 1821, eene moxa doen branden op het bovenste van de regter dije van den somnambule starin, en op den | |
[pagina 466]
| |
hartkuil van eene andere, genoemd lise le roy. De eerstgenoemde kreeg eene brandkorst, zeventien lijnen lang en elf lijnen breed; die der andere was slechts vijftien en negen lijnen. Geen dezer zieken heeft, het zij door schreeuwen, het zij door bewegingen, of door verandering in den pols, het geringste bewijs van gevoel getoond. De lezer zij verwittigd, dat dit een letterlijk afschrift is van het procesverbaal dezer twee dagen. Onder het getal der getuigen zijn de Dames sainte minique, saint sauveur en saint eloy (waarschijnlijk barmhartige zusters van het Hôtel Dieu); verder de Heeren robouam, gibert, lapeyre, bergeret, carquet, crequi, truche, allen Geneeskundigen. Tot besluit moet ik bekennen, dat het mij onmogelijk is, te begrijpen, hoe de Heer husson, die niet geschroomd heeft, deze verschijnselen acht dagen lang, bij zijn onderwijs aan het ziekbed, in tegenwoordigheid van honderd-en-vijftig Geneeskundigen, te verhalen, tot hiertoe geweigerd heeft, een berigt daarvan in te zenden aan de Akademie der Wetenschappen. Het moet hem toch, naar mij dunkt, niet onbekend zijn, dat, wanneer men zoodanige waarnemingen alleen doet voor zichzelven, er nog wel eenige eeuwen kunnen verloopen, alvorens eindelijk het algemeen gevoelen omtrent dit belangrijk onderwerp zal gevestigd zijn.’ - B. Tot het oogmerk boven genoemd zal deze aankondiging alleen, zonder bijvoeging van de meer uitvoerige beschrijving der omstandigheden, in het boekje zelve vermeld, genoegzaam zijn. Voor hen, die het Magnetisme slechts eenigzins kennen, moet dit berigt wel een vreemd en zonderling aanzien hebben. Zij zullen daarin opmerken het besluit van den Redacteur tot het bestaan dezer werking, met al deszelfs gevolgen op den verleden' tijd, onder de bepaalde voorwaarde nogtans, dat de getuigenissen van al deze Geneeskundigen niet alleen naauwkeurig, maar ook niet verdicht zijn; de verklaring verder van Doctoren en Studenten, van geheel onbekend te we- | |
[pagina 467]
| |
zen met deze werking der menschelijke natuur, welke derhalve nog niet belangrijk genoeg geacht wordt, om op hunne scholen geleerd te worden; een aantal proeven, nog heden genomen, om te bewijzen, dat deze kracht in waarheid en op zichzelve bestaat; de verbazing over de verschijnselen van het somnambulisme; de pijniging met het brandmiddel, als jammerlijk gevolg van de onwetendheid dezer Geneeskundigen, waardoor de ongelukkige lijders, bij al hunne oorspronkelijke ellende, nog werden overgegeven aan, vele dagen lang aanhoudende, pijnen, en aan het niet minder smartelijk gevoel van beleediging, wanneer, het zij in een' volgenden staat van somnambulisme, of langs een' anderen weg, deze proef en derzelver oogmerk te hunner kennis gebragt wordt. En al mogt het dan ook nog in dezen tijd voor noodzakelijk gehouden worden, om van de opregtheid van somnambulen en magnetizeurs zich door proeven te overtuigen; zoo is het echter volstrekt nutteloos, dezelve met wreedheid te doen gepaard gaan: bij mij ten minste lijdt het geheel geen' twijfel, of eene eenvoudige, onvoorziens aangebragte, kitteling met eene penneveder in den neus moet aan dit oogmerk gelijkelijk voldoen; zoodat hij, die dezen prikkel zonder eenige gelaatstrekking kan doorstaan, of geheel zonder zinnelijke bewustheid is, of mede wel ongevoelig zijn zal voor moxa en brandijzers en gesmolten zegellak, en voor alle overige proefmiddelen, welke de Franschen, met hunnen krijgsdwang, hebben ingevoerd, om geveinsde ongevoeligheid van ware te onderscheiden. Eindelijk vinden wij in dit berigt de dwaling en het daarop gevolgd ongelukkig besluit der Commissarissen uit de Koninklijke Akademie der Wetenschappen; desniettemin geeft, in hetzelfde kort bestek, de Redacteur zijne verwondering te kennen, dat de Heer husson de bij zichzelven gekende waarheid niet aan hetzelfde oordeel heeft willen onderwerpen, welks nadeelige gevolgen de Heer deslon, met het geheele Magnetismus in Frankrijk, en een' tijdlang elders, ondervonden, en de Heer | |
[pagina 468]
| |
mesmer vooruitgezien en ontweken had; gelijk wij mede, uit de spreekmanier van het verloopen van vele eeuwen, kunnen leeren: dat ook die waarnemingen, welke door de menigvuldigste en meest eenstemmige getuigenissen uit bijna alle oorden van Europa gestaafd zijn, in Frankrijk geene waarde hebben, ten zij dezelve, door eene Commissie uit het veertigtal uitgelezenen, op nieuw beproefd en met het zegel der waarheid gestempeld zijn. Ter bevestiging van het een en ander strekke hetgene ik mij herinner in een Fransch Journaal gelezen te hebben, aangaande de waarneming van een' Duitschen militairen Arts, die het afgehouwen stuk van een oor, door middel van een geschikt verband op hetzelfde oogenblik gehecht, volkomen weder had zien aangroeijen; welke soort van gevallen, voor iemand, die de geschiedenis der Chirurgie in haren geheelen omvang kent, niet vreemd zijn kan. Desniettemin verklaart de Fransche berigter zich in dezervoege: ‘Al had deze Geneeskundige zijn geheel regement als ooggetuige daarbij aangevoerd, zoude ik voor mij het echter nog voor onmogelijk houden;’ met bijvoeging der spreuk: credat Judaeus apella. Even als ware een volslagen ongeloof aan de goede trouw en het gezond verstand van anderen het bewijs bij uitnemendheid, van alles, wat in de Natuur gebeurt, zelve gezien, of wel, zonder ervaring, volkomen begrepen te hebben; hetwelk weinig minder zegt, dan boven alle tijdgenooten in kennis verheven te zijn. Niet ten onregte berigtte mij derhalve, vóór eenigen tijd, de achtingwaardige schrijver der Histoire critique du Magnétisme animal: dat het in Frankrijk, en ook in de hoofdstad, geheel niet ontbreekt aan magnetizeurs; dat deze echter, uit vrees voor het algemeen gevoelen, zich niet durven bekend maken; en dat, om deze en andere redenen, de ware kennis dier natuurwerking en van haar heilzaam vermogen buiten Frankrijk verkregen en bevestigd moet worden. |
|