| |
Napoleon in ballingschap; of Stem uit St. Helena. De gevoelens en gedachten van Napoleon, over de gewigtigste voorvallen van zijn leven en bestuur, in deszelfs eigene woorden. Naar het Engelsch van Barry E. o'Meara, Esq. zijn gewezen Wondarts. In twee Deelen. Iste Deel. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1822. In gr. 8vo. XXXII en 302 Bl. f 2-8-:
Naar mate men meer overtuigd is, dat het volledig oordeel over napoleon moeijelijk - neen, onmogelijk is, en dat er weinig staat kan gemaakt worden op hetgeen ons bij opvolging aangaande hem gemeld is, in die zelfde evenredigheid moet men met belangstelling een werk ontvangen, hetgeen, die bewijzen van waarheid, welke men in het geschiedkundige redelijkerwijze vorderen kan, dragende, ons, door de eigene woorden van het, hoe ook genomen, merkwaardig verschijnsel in de menschenwereld, in deszelfs binnenste doet zien.
De steller van dit verslag gevoelt ook het moeijelijke en kiesche, dat er in het geven van hetzelve ligt opgesloten. Immers, zijn pligt vordert niet alleen, om het werk te doen kennen, maar ook eenige tauxatie (om het zoo te noemen) van de gevoelens, welke napoleon aangaande zichzelven en zijne handelwijs, blijkens zijne, alhier ter nedergestelde, eigene bewoordingen, gekoesterd heeft. Het zou zeer vermetel zijn, het oordeel van het publiek in dit opzigt te willen besturen, daar, bijna ieder voor zich, lang genoeg in het denken over dien man geoefend is, en ons vaderland nog steeds blijft volhouden, met de waarde van den mensch aan Bijbel en Evangelieleer te toetsen; en desniettegenstaande wil de steller niet ontveinzen, eenige verpligting te gevoelen, om ook zijne meening, naar zijn beste weten, door veel,
| |
| |
en soms zich geheel onafhankelijk houdend, nadenken, over napoleon verkregen, min of meer bij gezegde tauxatie ten grond te leggen.
Wij zenden de opgave van den hoofdzakelijken inhoud, bij voorraad van het eerste deel, vooraf.
De Schrijver noemt, in de Voorrede, napoleon met regt den zonderlingsten mensch, welken de wereld, welligt in eenige eeuw, heeft opgeleverd; en de beschouwing van napoleon, uit dit oogpunt alleen, is reeds genoeg, om het oordeel over hem buiten den invloed der hartstogten te houden, die door de onderdrukking, welke hij uitgeoefend heeft, opgewekt zijn. Geen wonder derhalve ook, dat de Schrijver, door geheel bijzondere, meerendeels uit zijn beroep voortgevloeide, omstandigheden, bij en omtrent den persoon van napoleon, en wel in het hagchelijkste, rampspoedigste tijdperk van deszelfs leven, geplaatst, besloot, van de, tot het voldoen van zijnen weetlust zich aanbiedende, gelegenheden, in zoo verre met zijne eer bestaanbaar was, gebruik te maken; uit welke omstandigheid dan de inhoud dezer bladen ontstond. - Hij bevond zich op St. Helena in eene gevaarlijke stelling; want hij moest of eenen gevallenen noodeloos helpen kwellen, of onbehagelijke vermoedens op zich laden. Zijne uniform en de roem zijns vaderlands verboden hem het eerste; [mogt de Engelsche natie toch altijd roem in die menschelijkheid en eerlijkheid, die zulks niet voor den regterstoel der bedorvene staatkunde, maar voor dien van godsdienst en zedelijkheid zijn, gezocht hebben en zoeken!] en zijn gedrag is door sommigen als misdadig beschouwd.
De geringe verzachting, welke de Schrijver in het lot van napoleon kon aanbrengen, werd door dezen met eene vriendelijke gemeenzaamheid vergolden, en de verkeering met hem, die uit des Schrijvers beroep voortvloeide, wies spoedig tot hartelijke, vertrouwelijke vriendschap aan, zoodat napoleon, onbewimpeld, met hem over zijn vervlogen leven sprak. - Het is voor het publiek van het uiterste belang, van de echtheid en waarheid des inhouds dezer bladen overtuigd te zijn. De bewijzen hiervoor geeft de Schrijver, in de, daardoor allerbelangrijkste, en voor geen uittreksel vatbare, Voorrede, in die mate en kracht, dat het dwaasheid zijn zou, in dit opzigt meer te vergen. Het geloof, 't welk wij daarom aan deze berigten moeten hechten, maakt dezelve tot onschatbare documenten voor die beoefening der Geschie- | |
| |
denis inzonderheid, welke, niet tevreden met de beschouwing en beoordeeling (zoogenaamd) der uitwendige verschijning, en lof of berisping, zaligspreking of verdoemenis uit te deelen, naar mate de geest des groven belangs (altijd een zeer onheilige) den geest des Schrijvers bestuurt, iets voor de kennis van het menschelijk hart wenscht op te doen en te geven; daarom den mensch, niet alleen gelijk hij uiterlijk handelde, maar ook gelijk hij inwendig was, begeert te beschouwen, en dus niet slechts op de wijzerplaat kijkt, om belangshalve te weten hoe laat het is, maar ook het uurwerk met een kunstkeurig oog onderzoekt. - Deze Voorrede klinkt al zeer ongunstig voor de Engelsche Ministers, over welke de Schrijver zich met waarheidlievende vrijmoedigheid uitlaat.
De Vertaler geeft in zijn Voorberigt kennis van eenige bekortingen, welke hij gemeend heeft het werk te moeten doen ondergaan, en de beweegredenen daartoe. Wij moeten dezelve over het geheel wel toestemmen; de weglating, nogtans, van zulke dingen, die door warden (wiens Brieven enz. door de uitgevers dezes, in het jaar 1817, in het Nederduitsch vertaald, uitgegeven zijn) reeds gemeld zijn, komt ons voor, meer de strekking te hebben, om de koopers van dit werk (die telkens naar warden worden heengewezen) te nopen, om zich ook dat werk aan te schaffen. En, naardien wij in dit klassieke werk gaarne alles bij elkander gehad hadden, dus ook de kleine bijzonderheden van napoleon's dagelijksche levensmanier, (zijnde dit werk bijzonder geschikt om dezen man te bestuderen) komt het ons toch voor, dat de Vertaler beter gedaan had met hetzelve, gelijk het was, in onze taal over te brengen.
Het besluit, om napoleon naar St. Helena te zenden, wordt ‘het besluit der Britsche Ministers’ genoemd. Eer de ballingen den Bellerophon verlieten, om op den Northumberland, die hen naar de plaats hunner bestemming zou brengen, over te gaan, werd hun alle eigendom, welken zij, ook aan geld of geldswaarde, bij zich hadden, door de daartoe van wege het Britsche Gouvernement gemagtigden, ontnomen. De Schrijver raakt, op het dek, met napoleon in kennis, behaagt hem, en wordt, zelfs op aanraden van den Admiraal, Lord keith, deszelfs wondarts.
Uit beleefdheid voor den Admiraal, hield napoleon het op de reis een vol uur aan tafel uit; bragt een groot
| |
| |
deel van den dag met lezen en schrijven door, daar bertrand veertien- of vijftienhonderd boekdeelen, voor napoleon's gebruik, uit Engeland had aangeschaft.
Napoleon wordt op St. Helena zonder de onderscheiding, welke aan voorname passagiers te beurt valt en ook te zijnen aanzien verwacht werd, ontvangen, aan de gapende menigte blootgesteld, begeeft zich, na drie dagen, naar Longwood, en geeft aan dit verblijf de voorkeur boven dat in de stad; dan, het was er nog niet voor geschikt, en napoleon logeert, volgens zijn verzoek, tot dat Longwood gereed zou zijn, op een romanesk buitentje, the Briars genaamd, alwaar hij zich behelpt, om aan het gastvrije gezin geene ongelegenheden te veroorzaken. Met de twee dochters des huizes speelt napoleon soms een partijtje whisk, (zij spraken het Fransch zeer vlug) of hield eene kleine conversatione, ja speelde zelfs eens blindemannetje met haar, tot niet weinig vermaak en schaterend gejuich der jonge meisjes. De Franschen genoten thans veel vrijheid; de Schout-bij-nacht, george cockburn, gas verscheidene welbestuurde bals, op welke zij genoodigd werden, en ook, alleen napoleon uitgezonderd, meestal verschenen. Hun verblijf zou dragelijk geweest zijn, hadde het eiland zelf niet zoo veel plaatselijk gebrek en ellende opgeleverd. Cockburn bespoedigde de voltooijing van Longwood naar vermogen, en napoleon neemt er zijnen intrek, hoewel hij er bekrompen genoeg gehuisvest was. - Op the Briars had hij zijnen meesten tijd doorgebragt, met aan las cases en diens Zoon, of aan de Graven bertrand, montholon en gourgaud, een gedeelte van zijne levensgeschiedenis in de pen te geven, en wandelde uren lang in de lommerlijke dreven.
Longwood was sterk met wachten bezet, en na negen ure had napoleon geene vrijheid meer om het huis te verlaten, dan in het gezelschap van eenen Engelschen Officier; iedere landingsplaats op het eiland, of elke, die slechts daarnaar geleek, was met een piket voorzien, en ieder paadje van eene klipgeit, hetwelk naar den zeekant kon geleiden, met eene schildwacht. Ook rondom het eiland, in zee, was alle voorzorg gedragen. - Napoleon hoorde het berigt van den dood van murat, en de wijze, waarop hij gestorven was, zonder verandering in houding of gelaat aan. - Hij ontkende, dat hij ooit geharnarnast enz. is geweest. Hij sliep
| |
| |
weinig, at hartig, maar schielijk en kort, en verdeelde zijnen tijd tusschen uitrijden, lezen, met de dames en de overigen van zijn gevolg praten, dicteren, schaakspelen en bezoek ontvangen, en leefde matig en geregeld.
De nieuwe Gouverneur, Sir hudson lowe, komt op St. Helena aan. Napoleon laat verdenking ten aanzien van cockburn blijken, die deze toch niet verdiend had. Lowe zendt een papier in, hetgeen de bedienden van napoleon, zoo velen van hen op het eiland wilden blijven, zouden moeten onderteekenen. Zij doen het allen, hoewel men hun wil doen gelooven, dat zij, geteekend hebbende, hetzelve nooit zouden mogen verlaten. Napoleon is rijk in klagten over de onregtvaardigheid, hem door het Engelsche Gouvernement aangedaan, en in andere berispingen van hetzelve.
Sir hudson lowe snijdt bijna allen omgang tusschen de Franschen en de inwoners en Officiers af, en bewijst een onmatig wantrouwen en haat tegen napoleon. Deze eischt van den Schrijver, hem opregtelijk te zeggen, of hij verordend is, om hem als wondarts te dienen, of te bespieden. Lowe begeert van napoleon, hem weg te zenden, en zijnen eigen wondheler in de plaats aan te nemen, hetgeen napoleon stellig heeft geweigerd. ‘Nooit - zegt napoleon aangaande lowe - zag ik een zoo afschuwelijk gelaat. Zijne phisionomie maakte zulk eenen ongunstigen indruk op mij, dat ik mij verbeeldde, dat zijne blikken hetzelve [een kop koffij, dat er stond] vergiftigd hadden, en ik marchand bevel gaf, hetzelve uit het venster te werpen; voor de geheele wereld hadde ik het niet kunnen drinken.’ - Lowe verbiedt, brieven of mondelinge onderhandelingen aan te nemen van of te bezorgen voor den Generaal napoleon, of iemand, tot hem behoorende. Van nu af aan is het werk doorzaaid met uitvallen van napoleon op, en klagten over den Gouverneur. - Napoleon verklaart, dat de ongelukken en tegenspoeden te ontvlieden lafheid is, en dat hij, al zou 't alleen zijn om zijnen vijanden dat vermaak niet te gunnen, nooit tot zelfmoord zou overgaan. De Kommissarissen der Mogendheden komen aan, en napoleon lacht over den zotten maatregel dezer zending. Hij krijgt vele boeken, leest veel, en is sedert de aankomst van nieuwe boeken dagelijks eenige uren bezig, ook met de dagteekeningen en andere bouwstoffen voor de beschrijving van zijn
| |
| |
leven op te zamelen, die tot aan zijne terugkomst uit Egypte in Frankrijk (1 Julij 1816) voltooid was. - De levensmiddelen op Longwood gebrekkig, zoo wel ten aanzien der hoeveelheid, als der deugdelijkheid. Napoleon klaagt jammerlijk over zijn verblijf op Longwood, waar 't altijd stormt en geen lommer is, en wijst de aanbiedingen des Gouverneurs, om aan dat huis iets te verbeteren, van de hand; maar wil wel een nieuw huis op Rosemary Hall hebben. Hij is van tijd tot tijd mismoedig en ongesteld. Hij blijft hoop koesteren, dat men hem, wanneer de zaken in Frankrijk geschikt zullen zijn, toelaten zal in Engeland te wonen. Op napoleon's verjaardag hadden de bedienden van den tweeden rang, zoo Franschen als Engelschen, een' grooten maaltijd. Geen der Engelschen ging zich in den drank te buiten, tot groote verwondering der Franschen. Napoleon zegt aan lowe hevig de waarheid. Deze, zich met den Schrijver over dit gesprek onderhoudende, zegt: ‘Ik beschouw ali Pacha als een veel achtingwaardiger deugniet dan bonaparte.’
‘*** heeft mij verzekerd - zegt napoleon - de Lords liverpool en castlereagh te hebben hooren zeggen, dat eene der voorname redenen tot mijne verbanning alhier in de vrees bestond, dat ik met de Opposietiepartij zoude zamenspannen; en, inderdaad, het is waarschijnlijk genoeg, dat zij maar al te zeer beducht waren, dat ik, hen aangaande, gewigtige waarheden zoude bekend maken, en zaken voor het licht brengen, aan welker geheimhouding hen boven alles gelegen ligt; daar zij zeer wel begrepen, dat, indien ik in Engeland eene wijkplaats had gevonden, zij mij onmogelijk van de bezoeken van hooge personaadjen konden verstoken houden.’
De maatregelen ter insluiting van napoleon worden vermeerderd. - ‘De bourbons - zegt napoleon - hebben niets geleerd en zijn niets vergeten. Het Fransche volk wil hen niet; zij zijn teruggekomen om eene nieuwe omwenteling voor te bereiden,’ enz. Hij voorspelde den val van dat geslacht binnen den tijd van zes à tien jaren. - De Engelschen denken op vermindering der uitgaven van het etablissement. Napoleon zou, indien hij zich aan de maatregelen, tot dat einde genomen, niet mogt willen onderwerpen, in alle, de bepaalde som van 1000 p. st. maandelijks te boven gaande, onkosten zelfmoeten voorzien. De Graaf mon- | |
| |
tholon antwoordde hierop, dat de Keizer, indien men hem vergunde van zijn vermogen gebruik te maken, het gansche bedrag der uitgaven betalen wilde; doch, daar zulks het geval niet was, hem tot vinding der maandelijksche toelagen niets overbleef, dan een gedeelte van zijn zilveren vaatwerk te doen breken en verkoopen. (Dit is dan van nu af aan ook van tijd tot tijd gebeurd.) Napoleon vindt deze zuinigheid der Ministers strijdig met het zenden van 60 à 70,000 p. huisraad, timmerhout en bouwstoffen voor zijn gebruik. ‘Het moet zeker zijn - zegt hij - om het Engelsche volk te blinddoeken.’ Napoleon is van tijd tot tijd ongesteld. Klagten over slechten wijn en den slechten staat der koperen sauspannen op Longwood. Het geld, van den verkoop des zilvers komende, zal, ten dienste van napoleon, in handen van den proviandmeester gesteld, maar niet aan napoleon uitbetaald worden. Hoop, aan napoleon gegeven, dat, indien hij zich eenige jaren wèl gedroeg, de Ministers aan zijne opregtheid zouden
beginnen geloof te slaan, en hem vergunnen naar Engeland terug te keeren. Hij verklaart aan den Schrijver, dat, indien hij thans in Engeland was, en er eene bezending uit Frankrijk tot hem kwam, om hem den troon weder aan te bieden, hij denzelven niet zoude aannemen, ten zij hij overtuigd ware, dat zulks overeenkomstig den wensch der natie was, dewijl hij anders voor bourreau zou moeten spelen, en duizenden het hoofd afslaan, om zich op denzelven staande te houden; dat hij nu oud werd en naar rust verlangde; dat hij altijd den zelfmoord verfoeid, en eene gelofte gedaan had, om den beker tot den laatsten drup te ledigen, maar zich zeer verheugen zou, indien zij hem ter dood bragten. - De Franschen, die bij napoleon wenschen te blijven, moeten eene verklaring van onderwerping teekenen, of zullen anders oogenblikkelijk naar de Kaap de goede Hoop gezonden worden, alwaar men hun geene middelen tot terugkeering in Europa zoude verschaffen. Evenwel zou het etablissement eene vermindering van vier personen ondergaan. - De Schrijver doet telkens zijn best, om het tusschen napoleon en lowe op eenen dragelijken voet te houden; maar napoleon is geheel tegen dezen verbitterd. ‘Mijn geest is vrij - zegt napoleon - en ik gevoel mij even onafhankelijk, als toen ik mij aan de spits van zeshonderd duizend man bevond.’ Lowe begeert, dat de Schrijver hem alles zal overbrengen,
| |
| |
wat tusschen hem en napoleon gesproken werd, en is zeer verontrust, te hooren, dat dezelve berigten naar Engeland had gezonden, welke aan sommigen der Ministers vertoond waren. De Schrijver biedt aan, zijnen post neder te leggen, en aan boord van een schip te gaan; lowe begrijpt, dat daar geene redenen voor waren. Napoleon wordt, zelfs in de uitgestrektheid zijner wandelingen, ontzettend bekort. Hij verklaart schriftelijk, dat, indien men zijne tegenwoordige wreede ballingschap wil doen ophouden, hij willens was, wat er in de wereld ook gebeure, aan de staatkunde geheel vreemd te blijven. Lowe is verwonderd, en zegt, dat dit eene hoogstgewigtige mededeeling was, die verdiende overwogen te worden; dat hij dezelve, zonder verzuim, aan het Britsch Gouvernement zal opzenden; maar wenscht, dat napoleon dit onderteekene, waaromtrent onderhandelingen plaats grijpen. Napoleon voorziet, dat hij, onder de tegenwoordige omstandigheden, inzonderheid door bekorting in zijne bewegingen, niet lang meer zal kunnen leven. Lowe verkiest, niettegenstaande alle tegenbedenkingen, eenen bediende, die bij napoleon's rijtuig, bijgevolg te zijner beweging, onontbeerlijk was, onder de vier te tellen, die hem verlaten moeten.
Aangaande de Algerijnen geeft napoleon op, hoe te handelen tot derzelver bedwang; doch - zegt hij - zij zullen aan geen verdrag getrouw zijn. ‘Te Amiens deed ik aan uw (des Schrijvers) Gouvernement het voorstel, om zich met mij te vereenigen, hetzij om deze nesten van zeeschuimers ten eenemale uit te delgen, of, ten minste, om alle hunne schepen en forten te verwoesten; doch uwe Ministers wilden hunne medewerking niet geven, uit een laaghartig beginsel van ijverzucht jegens de Amerikanen, die met de barbaarsche Mogendheden in oorlog waren.’ Hij geloost niet, dat het Engelsche volk het ongehoord drukkende der belastingen, de duurte der levensmiddelen, en het buitensporige van een slecht bestuur konde blijven verduren. Oordeel van napoleon over Engelands staat en belang, en den slag van Waterloo. Hij spreekt met uitdrukkingen der warmste liefde van Keizerin josephine, en verhaalt de aanleiding van zijn huwelijk met haar. Gedurige ongesteldheid van napoleon, en herhaalde verkoop van zilvergoed. Hij voert een belangrijk gesprek met den Schrijver, over de oogmerken, welke hij ten aanzien van het godsdienstige, ook
| |
| |
ten opzigte van de Joden, gehad had; over de Vrijmetselaar en Jezuiten, welke laatste, maar ook geene andere monniken, hij in Frankrijk gedoogd zou hebben. Hij geeft eene beschrijving van carnot. De Schrijver betuigt aan lowe, dat napoleon, op St. Helena blijvende, niet langer dan een of twee jaren meer zou kunnen leven. Sir hudson lowe begeert van den Schrijver een schriftelijk verslag aangaande napoleon's gezondheid, maar - geeft hem er eenige wenken aangaande de inrigting van den inhoud bij. Napoleon spreekt over zijnen togt naar Rusland, zijne oogmerken, en de oorzaken der mislukking; beschrijft den brand van Moskow, welken hij niet verwacht had. Hij schildert, echter, de gezindheden der inwoners jegens de Franschen zeer gunstig af. In een gesprek over den Godsdienst zegt hij, dat de vele wijzigingen, die er van zijn, de keus moeijelijk maakt, en dat, ingevalle er één Godsdienst, van het begin der wereld tot op den huidigen dag, bestaan had, hij dien voor den waren zou gehouden hebben. [Welnu! die is ligt te vinden.] Hij redekavelt zeer wijsgeerig over de opklimming, die onder de schepselen, tot den mensch, in zijn oog het volmaaktste dier, bestaat, en verklaart altijd een voorstander van de leer aangaande het Noodlot geweest te zijn. - Zijn gevoelen over blucher, en de vergelijkende krijgsverdienste der Russen, Pruisen en Oostenrijkers. De Napolitanen noemt hij ‘het laaghartigste canaglie van de wereld,’ en zegt, dat murat, (die imbecile) door met hen de Oostenrijkers tegen te trekken, hem in het verderf gestort had. Hij merkt aan, dat hij
altijd willens was geweest, vrede met Engeland te maken; die ook, tijdens het overlijden van fox, tot stand zou gekomen zijn, indien Lord lauderdale opregt geweest ware. Over Sir sidney smith; over Spanje, en napoleon's oogmerken met dat land. [Die zeker zeer mooi klinken, en, ten aanzien van het godsdienstige, neêrkomen op hetgeen later aldaar gebeurd is.] Talleyrand is de laagste der wisselhandelaars (agioteurs), een krnipende vleijer, een bedorven mensch, die alle partijen en personen verraden heeft, de bourbons haat, en napoleon, bij deszelfs terugkomst uit Elba, aanbood, om dezelve te verraden, indien hij hem weder wilde aannemen. Over zijne wonden en behoudenis in veldslagen. Hij zou, naar zijn zeggen, wanneer hij den slag van Waterloo gewonnen had, het verdrag van Parijs, dat nu
| |
| |
toch eenmaal bestond, gehouden hebben, omdat Europa rust noodig had.(!)
Er vertrekt een bediende van Longwood, die dagelijks slechts één pond vleesch genoten had, en daarvoor worden twee ponden gekort. Oordeel over reggio. Nieuwe vermindering van mondbehoeften en wijn. Over den slag van Austerlitz en het gedrag van Pruissen. Las cases is in hechtenis genomen. Oordeel over joseph, moreau, massena, pichegru en anderen. Napoleon verhaalt eenige gedeelten van zijn vroeger leven. ‘Het zonderlingste, en zonder voorbeeld in de geschiedenis - zegt hij - is, dat ik uit den geringen burgerstand tot het verbazendste toppunt van magt en glorie ben opgeklommen, zonder eene enkele misdaad begaan te hebben, om hetzelve te bereiken.’(!) Over de expeditie tegen Koppenhagen. De Smugglers hebben aan napoleon berigten uit Engeland, gedurende den oorlog, medegedeeld, en hem aangeboden, om, voor eene groote som, hem de bourbons te leveren. Zijn gevoelen over eenige hoofdpersonaadjen der Omwenteling. Zotheid (naar zijn oordeel) van het gedrag der Engelsche Ministers. Hij voorspelt, dat, eer twintig jaren verloopen, als Frankrijk zich hersteld zal hebben, de Hollanders zich met de Franschen vereenigen zullen, om Engeland te vernederen. Lowe geeft te kennen, scherpere instructiën te hebben, dan hij ten uitvoer bragt. Aanhoudend gehaspel tusschen hem en napoleon. Geschiedenis van moreau's kwetfuur. Napoleon wenscht, na zijnen dood, verbrand te worden, omdat de opstanding toch een wonder, en zulks voor de Almagt niet hinderlijk is. Las cases en deszelfs Zoon vertrekken naar de Kaap. Ongesteldheden van
napoleon moeten geheim gehouden worden; maar de berigten daaromtrent waren - zegt lowe - goed, om naar zijn Hof opgezonden te worden. Napoleon verklaart den inhoud van de geheime Minnarijen van napoleon voot leugen, en vindt het monsterachtig dom, dat zij hem er niet eens als ondeugend in hadden voorgesteld. Hij tracht zijnen moord aan de krijgsgevangene Turken in Egypte te verdedigen, en zich van de beschuldiging der vergiftiging zijner gewonde soldaten vrij te pleiten. Reden, waarom geen aanslag op zijn leven gelukken kon. Opgaaf van eenige zoodanige. Plan der landing, welke napoleon voornemens geweest was in Engeland te doen. Over den moord van Keizer paul
| |
| |
van Rusland. ‘De bourbons - zegt napoleon - moeten zich aan het volk wenden; anders zult gij eene verschrikkelijke uitbarsting in Frankrijk zien.’ Hij ontkent, den Mahomedaanschen Godsdienst te hebben aangenomen; maar heeft zich in Egypte toch wat naar de denkwijs geschikt. Hij heeft tegen de besnijdenis en het verbod van den wijn gehad. Napoleon verdedigt zijne scheiding van josephine, die hij zegt teederlijk bemind te hebben. |
|