en zedekundig gedeelte, op dezelfde voortreffelijke wijze, als het vroegere het geschiedkundige, en laat, onzes inziens, weinig te wenschen overig aan den Hervormden, wien het doen is, om zijne geloofsbelijdenis, en de Bijbelsche gronden voor dezelve, te kennen, en, zonder bijzondere aanmerking op de gevoelens van andersdenkenden, zich bij het leerstellig onderrigt tesfens aangemoedigd en opgewekt verlangd ter dadelijke beoefening. - Moge het Leerboek van den waardigen man den hellenbroer en soortgelijke dorre en onvruchtbare vraagboekjes spoedig overal verdringen, en zijn Leesboek de verouderde geschriften van een' brakel, smijtegeld en anderen, in de huisgezinnen der wezenlijk vromen in dat Kerkgenootschap, allengskens doen ter zijde schuiven! Menig verstandelijk en gemoedelijk Predidiker zou alsdan minder verdenking en tegenstand, meer, der bijval en welverdiende hoogachting genieten, en alzoo zijn moeijelijk werk met meerder lust en tot meerder nut verrigten.
De regt eerwaardige en verstandige egeling is, in ons oog, juist de man, die hiertoe werken kan door zijne geschriften. Gemoedelijkheid en uitgebreide Bijbelkennis is vooral zijne sterkte. Hij heeft door dit zijn werk het Kerkgenootschap, tot hetwelk hij behoort, bij uitnemendheid aan zich verpligt; en het jammert ons slechts, dat de uitgebreidheid, en het daardoor nog al kostbare van deze vrij lijvige boekdeelen, veroorzaken zal, dat zijn arbeid niet in handen van iederen leerling, ja zelfs niet eens in die van iederen Prediker of Godsdienstönderwijzer, komen zal. En echter, bij eene te zeer verkorte uitgave, zou het werk te veel verliezen.
Wij zijn verpligt, iederen godsdienstigen Schrijver naar zijn eigen systema te beoordeelen, en geven daarom aan dit werk gaarne hoogen lof, erkennende, dat de Schrijver echt Gereformeerd regtzinnig is, waarvoor ons tevens de Kerkelijke goedkeuring waarborgt. Maar ook hij, die in het leerstellige hier of daar van eene andere meening is, zal niet alleen hier veel, dat hij volkomen