| |
| |
| |
Over wondercuren.
(Overgenomen uit: Magazin für die gesammte Heilkunde, von Dr. j.n. rust, Professor zu Berlin, cet. X Band, 3 Heft, S. 493-505, door h.j. logger, Med. et Chir. Doctor, Lid van het Genootschap ter bevordering der Heelkunde te Amsterdam.)
In de oudste tijden hebben de Priesters, welke de Geneeskunde uitoefenden, in de nieuwste tijden de Vorst von hohenlohe, de Homöopath hahnemann, de gepromoveerde en geapprobeerde knoeijer von ruf, even als het gansche heer van derzelver niet geapprobeerde, maar vermaarde Collegas, die, hun eerlijk bedrijf, als herder, scherpregter en derg. opgevende, zich, als kwakzalvers, op het meer voordeels aanbrengende van het Doctorschap toegelegd hebben, en door de menigvuldigste kunstgrepen bestaan, vele en dikwijls moeijelijke ziekten gelukkig en snel genezen, en wel ziekten, waarop de zoogenaamde rationele geneesplannen schipbreuk lijden, en welke zonder de tusschenkomst dezer schijnärtsen veelligt in het geheel niet, ten minste niet zoo snel zouden zijn weggenomen geworden. Deze daadzaak staat vast: zij wordt bekrachtigd bij den rijksten en meest beschaafden, als bij den armsten en ruwsten mensch. Geneesmiddelen bewerken hier de genezing niet. De Egyptische Priesters oefenden de Geneeskunde wel zeer geheimzinnig uit, hadden hunne eigene, heilige spraak, de Hieroglyphen, maar lieten ook de ziekten deels aan de natuur over, deels waren hunne geneesmiddelen, volgens isocrates, eenvoudige en slechts tot de voeding betrekking hebbende. De Vorst von hohenlohe geest in het geheel geene geneesmiddelen. Hahnemann geeft één droppel van een mengsel, uit één droppel artsenij, met honderd oceanen vochts verdund, bestaande. Onze hoogvermaarde knoeijers en kwakzalvers geven geneesmiddelen, even als de zijnen heer (een Doctor) ontloopene bediende dezelve gaf, met dat onderscheid, dat
| |
| |
deze de gestolene recepten, naar de rij af, uit eene tasch, gene uit hun geheugen trekken; zij hebben geen begrip van natuur en leven, en zouden door hunne slenterrecepten stellig meer kwaad dan goed voortbrengen, wanneer hier niet een ander heilaanbrengend vermogen, dan het geneesmiddel, werkzaam was, en hun te hulp kwam.
Leven van iedere soort is een wederzijdsch werkzaam zijn van twee elkander tegengestelde beginselen. Slechts in terugwerking is leven. Terugwerking kan echter niet plaats hebben in iets, dat eenerlei is. Er behooren dus tot het leven twee dingen. Zoo leeft het geheelal, zoo ieder individueel organismus, zoo ieder orgaan, zoo ieder zonnestofje. De verscheidenheden des levens zijn afhankelijk van de substraten: anders leven zonnen en aarden, anders de hersenen, anders de loogzouten en zuren. De levensbetrekking der beide levensbeginselen tot elkander noemt men spanning. Gespannen zijn in het levende organismus de kleinste vezelen van een orgaan, de organen onder elkander, en, op een gemeen middelpunt, het geheele organismus weder met de dingen der buitenwereld en het geheelal. Deze spanning der organen in het organismus is op eene tweevoudige wijze veranderlijk:
a. De hoedanigheid der spanning (qualitative): een orgaan of stelsel, aan hetwelk, in den natuurlijken staat van spanning, de terugwerkende kracht a toegewezen was, kan deze met de andere terugwerkende kracht b verwisselen.
b. De hoeveelheid der spanning (quantitative): de terugwerkende krachten kunnen levendig of zwak op elkander werken; de spanning kan verhoogd of verminderd zijn.
Verhoogde spanning van het lijdende organismus, een verhoogd leven van alle stelsels en organen, zoo voor zichzelven, als met betrekking tot elkander, is dat heilrijk vermogen, hetwelk den geneesheer, bij het uitoefenen zijner kunst, te hulp moet komen, zal hij zich over eenen gelukkigen uitslag zijner curen verheugen. Het is dat, hetwelk de Wonderdoctor, hetzij dan met, hetzij
| |
| |
zonder geneesmiddelen, gelukkig, onbegrijpelijk gelukkig in zijne curen doet zijn, en den bescheiden', verstandigen arts, zich alleen op de werking zijner welgekozene middelen verlatende, en op hetzelve in het geheel niet lettende, dikwijls zonder het gewenscht gevolg laat werken. - Voorloopig slechts eenige aphoristische aanwijzingen omtrent dit gewigtig onderwerp:
1. De beide uitersten der quantitative spanning openbaren zich door een krachtvol leven (turgor vitalis) aan de eene, en door kwijning, Hippocratisch uitzigt (collapsus, habitus Hippocraticus) aan de andere zijde; het geheel ophouden derzelve door den dood.
2. De quantitative levensspanning geeft het tempo aan; het sterke of zachte (forte, piano), de qualitative, of de stemming der organen met elkander, geeft de harmonie of disharmonie van het leven.
3. Het vertrouwen op den geneesheer, of op de geneesmiddelen, verhoogt de quantitative, de geneesmiddelen veranderen de qualitative spanning; gene bewerkt een verhoogd werkzaam zijn der levensbeginselen, deze bewerken eene verandering van dezelve. De terugwerkende kracht a wordt weder tot b natuurlijk, en de harmonie des levens herstelt zich.
4. Beide spanningen werken somwijlen bijzonder op elkander. De verhoogde spanning in een stelsel of orgaan veroorzaakt te gelijker tijd eene qualitative verandering van hetzelve. In den slaap, b.v., hetzij nu een kunstige of natuurlijke, vindt eene eenvoudige verhoogde spanning in de mede-lijdende zenuw plaats; te gelijker tijd echter ook eene qualitative verandering van dezelve: want in den staat van waken zijn de hersenen het bepalende, en de mede-lijdende zenuw het bepaalde. In den slaap ontstaat eene omgekeerde betrekking.
5. De spanning kan in alle stelsels en organen gelijkmatig of ongelijkmatig verhoogd en verminderd zijn.
6. Is zij in een stelsel of orgaan in eenen hoogen graad vermeerderd, dan bevinden zich alle overige organen op dien tijd in eenen ongevoeligen, bijna levenloozen toe- | |
| |
stand. Eene bijzonder sterke bepaling, b.v., der aandacht op één onderwerp verhoogt het leven der hersenen in die mate, dat alle overige organen op dien tijd slechts zwak leven: een kort te voren ingenomen braakmiddel ligt zoo lang werkeloos in de maag, tot dat de spanning zich weder verdeele. Ten tijde van de verlossing trekt zich al het leven in de baarmoeder zamen; alle de overige organen, zelfs de hersenen, de zintuigen, bevinden zich in eenen toestand van verminderd leven. Is zoodanig eene zamentrekking der quantitative spanning voortdurend, dan verandert zich de qualitative spanning, en er ontstaat ziekte.
7. Op den dag bevinden zich de hersenen, het ruggemerg, het middelpuntszenuwstelsel en de zintuigen in verhoogden, de mede-lijdende zenuw en de wedervoortbrengende werkkring (reproductio) in eenen toestand van verminderde spanning: in den nacht vindt de omgekeerde betrekking plaats; er volgt slaap. Wordt de spanning in de hersenen uitgedoofd, dan houden zij ook, voor dat oogenblik, op, te leven. Slaap noemen wij dien toestand, wanneer de spanning te dien tijde in den groeijenden (vegetativen) werkkring, of toevallig door Magnetismus, overmatig gebruik van waterachtige zelfstandigheden, of volgens de natuurwetten, in den nacht, zamengetrokken is.
8. De spanning kan op eene psychische en physische wijze verhoogd en verminderd worden. Psychisch wordt zij door alle opwekkende gemoedsaandoeningen, vergenoegen, vreugde, verrukking, tevredenheid, zedelijke en godsdienstige gedachten, vertrouwen op God, en geloof aan de toekomst, - physisch door licht en warmte verhoogd. Verminderd wordt zij op eene psychische wijze door nederdrukkende gemoedsaandoeningen, treurigheid, zorgen, nijd, ontevredenheid, gelijk ook door onzedelijkheid en ongodsdienstigheid, door twijfeling aan een hooger Wezen en aan voortduring des bestaans, - op eene physische wijze door duisternis en koude.
9. Zij kan naar een orgaan toe-, en van hetzelve afgeleid worden. Bij zekere behoeften en aandriften verhoogt de
| |
| |
mensch naar willekeur, het dier door zijn instinct, de spanning in de daartoe betrekking hebbende organen, en leidt ze op dezelfde wijze weder af.
10. De verhoogde spanning bij eenen zieke, de genezing begunstigende, of alleen tot stand brengende, is eene eigendommelijke: eigendommelijk daarom, omdat zij slechts in staat van ziekte, slechts langs eenen psychischen weg, slechts door het vertrouwen op den geneesheer, zijne handelwijze, of een bepaald middel, kan daargesteld worden, en dat zij iedere op eene andere wijze verwekte verhooging van spanning verre achter zich laat. Ziek zijnde, gevoelt de mensch de waardij der gezondheid meer, dan toen hij nog gezond was; nu schat hij dezelve hooger, dan alle overige betrekkingen des levens. Vandaar dan ook, dat, hetgeen hem de verlorene gezondheid zal teruggeven, zijne geheele opmerkzaamheid boeit, en hem, wanneer hij zijn vertrouwen bepaald en ten volle daarop stelt, in de hoogste en algemeenste levensspanning verplaatst; de werkingen van alle andere psychische en physische opwekkende krachten zijn aan deze verhooging van spanning ondergeschikt. In den gezonden toestand is deze betrekking geheel anders.
11. Hoe wordt nu de spanning bij den zieke verhoogd? De indruk, welken de vermaardheid of de persoon van den geneesheer, of zijne eigene wijze om de kunst uit te oefenen, - de denkbeelden, die hij bij den zieke opwekt, als een levendig geloof aan God, - de beproevingen, die hij hem oplegt, als het ontberen van menig genot en gemak, gebed, opoffering, op den zieke maken, bewerkt, door de daaruit ontstane vaste overtuiging, dat de genezing daarop volgen zal, vooreerst een nu eens meer-, dan eens minder sterk verhoogd leven in het middelpunt, de hersenen; dit breidt zich vanhier af door het zenuwstelsel tot alle organen uit, even als eene weldadige warmte, bezielt ieder orgaan, iedere vezel, als het ware, met eene nieuwe vaste hoop op genezing, en verhoogt daardoor in dezelve de levendigheid der terugwerkende krachten, de spanning, door welke alleen de
| |
| |
genezing kan volbragt worden, ten minste het proces der genezing zeer begunstigd wordt.
12. Genezing zonder geneesmiddelen, alleen door verhoogde spanning bij den zieke, ontstaat op de volgende wijze: beide spanningen, de qualitative en de quantitative, werken zoo op elkander, dat ziekte, of tegennatuurlijke qualitative spanning, ook de quantitative, de levendigheid der terugwerkende krachten of tegennatuurlijk verhoogt of vermindert, waardoor wederom de ziekte vermeerderd en onderhouden wordt. Verhooging van spanning, door ziekte bewerkt, vindt slechts zelden, en slechts in bijzondere organen en stelsels plaats, en heeft ten gevolge, dat daardoor het leven der overige organen sterk onderdrukt wordt: vermindering van spanning wordt integendeel veel meer door ziekte daargesteld, en wel door de psychische omstandigheden, mismoedigheid, twijfeling aan de genezing enz., gemeenlijk de ziekte vergezellende, algemeen tot alle organen uitgebreid, en daardoor hoogst nadeelig op de ziekte terugwerkende. Wordt nu, door het vertrouwen op den geneesheer, het geheele organismus op nieuw bezield, ieder orgaan, ieder stofje tot eene levendige werkzaamheid bepaald, en dit krachtigere leven door de voortduring van het vertrouwen onderhouden, dan wordt eene hoofdzaak van de voortduring en kracht der ziekte, de uitgedoofde spanning namelijk, weggenomen, en, door den invloed van de verhoogde spanning op de ziekte, deze middellijk of onmiddellijk tot genezing bepaald.
13. Begunstigd wordt de genezing door verhooging van spanning bij den zieke daardoor, dat de organen, door derzelver verhoogd leven, vatbaarder gemaakt worden voor eene dynamische gelijkmaking (assimilatio) der geneesmiddelen, of liever tot terugwerking op dezen. De dagelijksche ondervinding leert, dat, zonder vertrouwen op den geneesheer, de verstandigste plannen ter genezing en de krachtigste geneesmiddelen zonder het gewenscht gevolg blijven; en, integendeel, bij het in 't algemeen op te wekken vertrouwen op dezen, de onverschilligste
| |
| |
dingen buitengemeene werkingen voortbrengen, en spoedig en gelukkig tot het doel voeren.
14. Daar de verhooging van spanning bij den zieke, als vereischte tot eenen gelukkigen afloop der ziekte, slechts op eene psychische wijze te bewerken is, zoo kan zij ook slechts bij zieken met bewustzijn plaats grijpen. Vandaar kan men in alle ziekten, waar dit ontbreekt, van het vertrouwen op den geneesheer geene genezing of bevordering van de genezing verwachten. Om deze reden hebben ook noch hahnemann met zijne Homöopathie, noch de Vorst von hohenlohe door het geloof, noch één eenige der kwakzalvers door hunne handelwijze, ooit eenen van het bewustzijn beroofden acuten, of eenen waanzinnigen zieke beproefd te genezen. Qualiteit en quantiteit der spanning kunnen bij deze zieken slechts op eene dynamische wijze veranderd worden, en dit ligt buiten den werkkring dier Heeren.
15. Uit het gezegde blijkt, dat de kundigheden, door den jongen geneesheer op de Hoogeschool, in de Clinische Instituten en de groote Hospitalen verworven, hem nog niet tot den volkomenen praktischen geneeskundige vormen. De kunst, om het vertrouwen van den zieke op te wekken, zonder hetwelk hij nimmer in zijne curen gelukkig zijn, en door iederen knoeijer overtroffen worden kan, - deze kunst ontbreekt hem nog: zij wordt nergens geleerd; en echter heeft zij op den gelukkigen en snellen afloop der meeste ziekten geenen minderen invloed, dan een naar de meest juiste ziektekundige en therapentische grondstellingen ontworpen geneesplan.
16. Zoo hoogstgewigtig nu echter de kunst is, om door het vertrouwen van den zieke de ter genezing vereischte verhooging van spanning te bewerken, zoo is echter niet ieder middel tot bereiking van dat doel geoorloofd, en niet ieder bevoegd hetzelve uit te oefenen.
17. Niet ieder is bevoegd zoodanig middel uit te oefenen; alleen de praktische geneeskundige is het: want deels is slechts in de zeldzamere gevallen de, door het vertrouwen op den arts, verhoogde spanning alleen toereikende om de ziekte te genezen, daar in de meeste gevallen ook daarbij geneesmiddelen noodzakelijk zijn, - deels kan men slechts aan den praktischen geneeskundige, bij het uitoefenen dezer kunst, het edel en alleen geoorloofd inzigt toevertrouwen, de genezing der ziekte namelijk. Ieder, die geen geneeskun- | |
| |
dige is, en zich met de genezing van ziekten bemoeit, staat met regt in verdenking, dat hij hiermede geheel iets anders bedoelt, hetzij nu winst, aanzien, een godsdienstig oogmerk, om, door schijnbare wonderen, de eer van den Godsdienst in het algemeen, of van de eene of andere partij in het bijzonder, te verheffen, of wat hij anders wil.
18. Niet ieder middel, om het vertrouwen van den zieke op te wekken en te onderhouden, is den praktischen geneeskundige geoorloofd: alleen zoodanige middelen, de hooge waarde van zijnen stand en zijne kunst betamende, mogen daartoe door hem gebezigd worden.
19. Het eerste en algemeenste vereischte is bepaling van de aandacht der zieken op dat voorwerp, hetwelk hem genezing zal aanbrengen; zoodat daaruit voor den zieke de vaste overtuiging voortspruit, dat dit het zekere middel tot zijne genezing worden zal. Aan deze omstandigheid alleen heeft hahnemann het geluk van zijne curen te danken, en het grootste deel van het gelukkig gevolg der meeste badreizen en broncuren is daaraan toe te schrijven. Heeft de geneesheer den slag of het geluk, de opmerkzaamheid der zieken op de te ondernemene cuur juist te bepalen, dan heeft hij ook derzelver geloof, gedurende den ganschen tijd, dat de cuur duurt, te baat; en de daardoor steeds op nieuw opgewekte en verhoogde spanning bewerkt de genezing alleen, of ten minste ondersteunt dezelve zoo, dat de cuur, dit vertrouwen ontbrekende, zonder goed gevolg zoude afgeloopen zijn.
20. De algemeene vermaardheid van den geneesheer boeit vooral de opmerkzaamheid der zieken, boezemt vertrouwen in, en maakt de spanning levendig: dit mag echter slechts het gevolg van eene wetenschappelijke en waardige handelwijze aan het ziekbed zijn.
21. De persoon van den geneesheer moet den zieke achting inboezemen: zelfstandigheid en individualiteit moeten in zijn bestaan uitblinken. Deze hoogere persoonlijkheid werkt opwekkend op iederen mensch, van welke natie, geest, stand, geslacht of ouderdom bij ook zij.
22. De geneesheer moet een vast vertrouwen, en op zijne kunst in het algemeen, en op iedere individuéle handelwijze hebben: dit geeft aan zijn uiterlijk zeker iets, wat voor hem bij den zieke wederom vertrouwen doet ontstaan.
23. De geneesheer moet, om het vast geloof aan genezing
| |
| |
bij den zieke, en daardoor de spanning in het algemeen te verhoogen, zich van zoodanige middelen bedienen, welke het meest met de denkbeelden, trap van beschaving, stand en ouderdom van den zieke overeenstemmen.
24. Gemeenheid in ieder opzigt, te groote toegevendheid en voorkomendheid, tegenstrijdigheid in handelwijze, te groote overhaasting aan het ziekbed, verstrooidheid en dergelijke verzwakken het vertrouwen, en maken de genezing moeijelijk en langzaam. |
|