| |
Nieuw alphabet van en voor den opmerker.
G.
Geschiedenis. Wat in dezelve de ontwikkeling der menschheid aangaat, is alleen de pit: staatkundige lotgevallen zijn niet dan de bolsters. Wèl hem, die alzoo de geschiedenis in de geschiedenis weet te zoeken! |
Gevoel. Onze stoffelijke zintuigen zijn aan elkander verwant, en het eene komt het andere te hulp. Zoo ook onze inwendige zintuigen. Ons innerlijk gevoel moet het gezigt
|
| |
| |
des verstands te baat nemen, om zich voor bijgeloof, dweeperij en mysticisme te wachten. |
Geweten. Schijnt bij sommigen enkel te beteekenen iets, dat geweten, namelijk vergeten is. |
Gewoonte. Men moet geene oude gewoonten veranderen. Waarom niet? Omdat zij zichzelve veranderen, ziek worden en sterven, als het tijd is. Men moet der natuur haren gewonen loop laten, omdat gewoonte haar leven is. |
Gezelschap. Wat heeft men aan gezelschap, als men er elk vindt, behalve zichzelven? |
God. |
|
- Zijn wet is in ons hart geschreven, |
Zoo duidlijk als Zijn magt zich toont aan 's hemels trans; Maar, waar weldadigheid de vreugde kweekt en 't leven, |
Daar licht Zijn wereldkroon met d' allerschoonsten glans. |
|
Godsdienst. Men kan God enkel dienen door de bevordering van ons geineenschappelijk geluk; maar in dit leven te beginnen, en wel, bij voorraad, door tijdelijke middelen, door onszelven aan te wenden, zonder het enkel aan hooger over te laten. In Gods oog toch is dit leven en der menschen tijdelijk wèl niet zoo gering, als men wel eens wil doen gelooven. |
Grieken. Akteurs, die, op het tegenwoordig wereldtooneel, te midden van alwat klein is, iets groots vertoonen. Het schijnt, dat de Geschiedenis haren toon, tot het lage proza der diplomaten afgedaald, weder tot de poëzij der halve Goden wil verheffen. Die weten wil, of de Grieken zullen zegepralen, raadplege de geschiedrollen onzer bevrijding van het Spaansche juk, om zulks voor waarschijnlijk te houden. De Voorzienigheid vond altijd behagen in het vernederen van geweldenaren door geringe middelen en verachte menschen, in weerwil van wederstand en tegenloop; en zulks schijnt ook nu het geval te zijn. |
Grondwet. Waar deze steen geworpen is, moge hij velen ten aanstoot zijn, niet regthoekig nedergekomen, en voor bekanting, vereffening of polijsting vatbaar wezen; genoeg, hij bakent alle regten en pligten af; hij is het altaar, op welk de onafscheidbaarheid van Vorst en volk bezworen en verzegeld is, en het vereenigingsteeken van een groot huisgezin, dat, onder een vaderlijk bestuur, voor geluk en grootheid bestemd is. |
Groot. Hij, die, met geringe middelen, een ellendig volk
|
| |
| |
van magtige verdrukkers weet te bevrijden, is grooter dan een alleenheerscher, die over tienduizend kwadraatmijlen den schepter uitstrekt, en een geheel werelddeel de wet wil voorgeschreven hebben. Zie Maurocordato, Bolivar, Washington, enz. |
| |
H.
Handel. De handel moet een' vrijen loop hebben; die hem leiden wil, stuit hem. |
Handvest. Voorheen streden steden en burgten voor, per fas et nefas, verworvene handvesten; en men durfde er niet tegen inleggen, zonder alvorens de reclamanten, door verkettering of dergelijke treken, ontburgerd te hebben. Thans gaat men in sommige rijken veel korter te werk: het voorstaan van de onbetwistbare regten van den burger, bij het maatschappelijk verdrag gestaafd en bezegeld, dat toch wat anders is dan een middeleeuwsch handvest, wordt reeds op zichzelve voor misdaad gehouden; en, zoo voortgaande, (de Hemel verhoede dit!) zal het hier en daar moeite inhebben, een zoogenaamd Liberaal, omdat hij dit is, zonder nog eens Vrijmetselaar of zoo iets te zijn, van den brandstapel te verlossen. Zoo weet de geest des kwaads, onder allerlei gedaanten, zijn rijk in stand te houden. |
Hel. Is ten allen tijde het meest aangestookt door lieden, wier beroep men zeggen zou, dat het minst met die bezigheid te maken heeft. Wie denkt hier niet aan Geestelijken? |
Hemelval. Men denke bij dit lievelingswoord van sommige dichters niet aan Phaëton of Icarus, maar aan zekere muzijk, voor welke men nog geene ooren heeft. |
Hoop. Is alleen daarom bedriegelijk, omdat men niet maar enkel door haar geleid wil wezen, maar in haren schoot insluimeren. |
Huwelijk. De romanschrijvers moesten eens beproeven met het huwelijk te beginnen, in plaats van daarmede te eindigen: misschien zou dit het middel opleveren, om iets nieuws te zeggen. |
|
|