Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822
(1822)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 649]
| |
Mengelwerk.Voorlezing, over de middelen, geschikt ter bevordering van het huisselijk geluk.
| |
[pagina 650]
| |
dat wij ons overtuigd moeten houden, dat het voorschreven genot voor een aanzienlijk getal onzer gehuwde natuurgenooten niet bestaat. Het valt in geenen deele moeijelijk, de redenen voor deze teleurstelling aan te wijzen. Zij zijn tweeledig: bestonden reeds vóór den echt, of werden gedurende het huwelijk geboren. Immers, in de eerste plaats, hoe vele jongelingen en maagden worden door hetzelve vereenigd, die niet berekend zijn, om elkander gelukkig te maken! Eene opwellende neiging, spoedig tot drift ontgloeid, en door de rede niet bestuurd; eene verbindtenis, waarbij men op de zedelijke waarde geen, of ten minste te weinig, acht geeft; een band, alleen door het belang of de eerzucht geweven; een blinde hartstogt, die eene onvermijdelijke armoede voorbijziet; het gebrek, eindelijk, aan die overeenstemming van den geest, welke een onmisbaar vereischte is. Zijn deze dan bestanddeelen, geschikt, om, zelfs door het krachtigst cement, vereenigd te worden tot dat onscheidbaar geheel, vermogend om den aardschen stormen weêrstand te bieden? Lieve maagd! zoudt gij u dat genot durven beloven, door eenen uitgemergelden lichtmis, zoo bedorven van geest als van ligchaam, uwe hand te schenken? Gij, jongeling! door eene modepop, voor de pligten van vrouw en moeder niet berekend, tot gade te kiezen? Meisje! zult gij uw geluk vinden bij hem, aan welken gij om zijn nietig goud wordt verkocht? Gij, jongeling! bij haar, die slechts het uwe begeert, om aan hare grillen, aan hare zucht tot verspilling voedsel te verschaffen? Verblinden! ongelukkigen! hoezeer bedriegt gij u! De tweede oorzaak ontstaat eerst na het huwelijk. Driften, uitspattingen, heerschzucht en onverzettelijkheid graven het graf van het huisselijk geluk. Hier nu zoude ik een ruim veld te bewandelen vinden: dan, voorgenomen hebbende, u, geëerde Hoorders en Hoorderessen! over de middelen ter bevordering van hetzelve te onderhouden, zal ik, ten einde de langwijligheid te vermijden, | |
[pagina 651]
| |
trachten, bij het aanwijzen van deze, u tevens op die rampzalige bronnen van twist en verdeeldheid opmerkzaam te maken. Vergunt mij hiertoe uwe vereerende aandacht! Mogt het mij gelukken, eenige goede zaden te strooijen in eenen grond, die zoo vruchtbaar is, en te allen tijde den wijzen en edelen bearbeider eenen gezegenden oogst zal aanbieden! 1. Jonge lieden! zijt voorzigtig in het leggen van den huwelijksknoop. - De Hemel behoede mij, dat ik u het wegen van elkanders vermogen, als op eene goudschaal, zoude aanraden: maar ik bevele u het onderzoek aan, of gij, vereenigd en met een talrijk huisgezin gezegend, in den stand, voor welken gij opgevoed zijt, zult kunnen bestaan. De romanschrijvers mogen ons, door hunne tafereelen eener Arkadische hut, waar men schier geene behoeften kent, en alleen van de liefde leeft, betooveren; veel wordt er vereischt, om in alles te kunnen voorzien; en het huisselijk geluk kan, zonder eenen zekeren trap van welvaart, niet duurzaam zijn. Waar de armoede binnensluipt, gaat de opgeruimde geest verloren; en, als deze ons verlaat, nemen gemelijkheid, knorrigheid en verwijtingen zijne plaats in. Ik weet het, spaarzaamheid en overleg vermogen veel; maar wie rukt zich zoo gemakkelijk van alle zijne vroegere betrekkingen los? wie heeft krachts genoeg, om de meeste zijner genoegens vaarwel te zeggen? wie kan, na de eerste maanden eener gloeijende liefde, alleen van deze leven, met het gebrek worstelen, gade en kinderen zien ontberen, en daarbij gelukkig blijven? Het gevoel en het gezond verstand van eenen ieder mogen hier voor mij antwoorden. Even zeer als ik het afkeur, bij het huwelijk alleen vermogen en schatten te bejagen, moet ik die ellendige en kinderachtige eerzucht laken, welke de gade of den echtgenoot alleen in de hoogere kringen der maatschappij zoekt; maar ook niet minder (immers in de meeste gevallen, en wanneer niet bijzondere omstandigheden het ongelijke eenigermate gelijk gemaakt hebben) voor het kiezen uit eenen lageren waarschuwen. Het zij ver van mij, | |
[pagina 652]
| |
aan eenen enkelen van de leden der verschillende standen, bij dezelfde zedelijke waarde, eene hoogere voortreffelijkheid dan aan die van andere toe te kennen; maar elke toch heeft iets, dat denzelven onderscheidt. Eene opvoeding, berekend om de handen voor den arbeid, of den geest voor de beoefening der kunsten en wetenschappen te vormen; eene eenvoudige of meer voor het genot der kostbare vermaken ingerigte levenswijze; eene meerdere of mindere beschaving, welke dikwerf bijna geheel van vermogen en betrekkingen afhangt; de verschillende gewoonten, die aan ieder hunner eigen zijn geworden; de, hieruit voortvloeijende, zeer onderscheidene beoordeeling der waarde van bijna alles, wat ons omringt: moet dit bij zoodanige echtgenooten geene botsingen veroorzaken, doodelijk voor het huisselijk geluk? Zal de meer beschaafde, op den duur, van zijnen hoogeren trap afdalen, of hij, die op eenen lageren staat, zich tot hem verheffen? de ongekunstelde eenvoud dien graad van verfijning verwerven, voor welken de ander opgevoed is? Zal ieder zijne gewoonten afleggen, om zich naar die van man of vrouw te schikken? Zal de wereld, zullen hunne vrienden en bekenden niet langer op hen werken? Zal de, van buiten gevoede, trotschheid zich niet soms in het huis vertoonen; de gevleide, maar nu vernederde, niet zijne ingebeelde waarde gevoelen, en niet de heerlijke zon der liefde, na korte schoone dagen, ondergaan? De stormen mogen in de huishouding der natuur noodzakelijk zijn; de wrijving van gevoelens en begrippen in de zedelijke wereld het licht uitlokken: wie zoude zich daarvan, onder het dak van het echtgebouw, het geluk als eene vrucht durven beloven? De overtuiging der zedelijkheid en godsdienstigheid van den persoon, met welken gij u zoudt willen verbinden, kan alleen uwe keuze wettigen. Zonder deze toch bouwt gij op eenen zandgrond: maar zij bieden u, in eene wereld, alwaar de verleiding alomme strikken spant, en de uitspattingen zoo menigvuldig zijn, den onbedriegelijksten waarborg voor uw geluk aan. | |
[pagina 653]
| |
Jongeling! vraag nimmer de hand van haar, welke, verzot op de vermaken der wereld, deze gedurig najaagt, en, onder het opzigt eener edele moeder, niet gevormd is, om eenmaal eene zoodanige te worden. De huisselijkheid is eene krachtige aanbeveling; het leven, geheel der mode en der zinnelijke genoegens gewijd, behoort u af te schrikken. Meisje! weiger de uwe hem, die de arbeidzaamheid niet onder zijne deugden telt. Hij moge dan goedhartig zijn, eenen vluggen geest bezitten, in de gezelschappen schitteren, door vernuft en luim bevallen: door u aan hem te verbinden, zoudt gij te veel wagen. Vlijt en ijver zijn de bronnen der welvaart, de vermogendste middelen om de reeds verkregene te behouden, en, bij den onvermijdelijken tegenspoed, de roeipennen, waarmede gij u door de branding heên moet werken. 2. Toekomstige echtgenoot! stel u nimmer het huwelijk als eenen staat van volkomen geluk voor. - Eene te hoog gespannene verwachting kan ons geene andere vruchten dan bittere teleurstellingen opleveren. Hoe zeer te beklagen zoudt gij niet zijn, wildet gij de idealen van een aantal dweepende schrijvers als getrouwe tafereelen van het huisselijk leven aannemen, naar het genot van dien toovertuin, welken zij u schetsen, haken, en van rozen zonder doornen droomen! Neen, zoodanig is de aardsche niet: schoone bloemen, maar ook onkruid; akkers, die eenen gezegenden oogst kunnen dragen, maar op welken gestadig te wieden valt; genoegens, voorzeker de zuiverste, maar vermengd met het zuur der smarten; honig, maar die gedurig door zorgen moet gewonnen worden. In de armen der gade is dikwerf de strijd met den tegenspoed onvermijdelijk; in het oog van den vader wellen meermalen tranen; de moedervreugd wordt door lijden verkregen, en heeft hare bewolkte dagen; het teeder vruchtje wordt van den steel geslagen, of, als het reeds heerlijk bloost, sluipt het verderf in zijne sappen. Menschen zijn geene Engelen; uwe geliefden zwakke stervelingen; talloos de gebreken van allen, en de hartstogten | |
[pagina 654]
| |
te sterk, dan dat wij niet nu en dan eenen storm zouden moeten verwachten. Treedt dan nimmer voor het altaar met dien zoo schadelijken waan; maar met den vasten wil, om, door alles voor elkander te zijn, dat geluk te bevorderen, en die mate, welke de algoede Voorzienigheid u zal vergunnen, dankbaar te genieten. 3. Echtgenooten! zijt gij eenmaal door den zoetsten band verbonden, tracht dan elkanders geluk zoo veel mogelijk te bevorderen. - Het is niet genoeg, dit in het algemeen te willen: gij moet vooral de kleinigheden niet uit het oog verliezen. Onze genoegens toch bestaan uit een aantal van deze, en zij, vereenigd, maken het aangename des levens uit. Den smaak van den echtvriend of der echtvriendin kennende, zich naar denzelven te schikken, of, met eene beminnelijke goedhartigheid, te trachten dien te ontdekken; den wensch te raden en te vervullen; aan de spaarzaamheid eener brave huismoeder de zorg voor gezonde en uitlokkende spijzen te paren, welke den mannen zoo zeer behaagt; bij al den afkeer des edelen huisvaders van de ellendige modeziekte, aan den kieschen smaak der geliefde echtgenoote voor het eenvoudige, doch fraaije, zoo veel mogelijk, voldoening te verschaffen; bij voegzame gelegenheden elkander te verrassen door die kleine geschenken, welke met den warmen kus der liefde en een hart, dat het doel op zijnen waren prijs weet te schatten, worden ontvangen; gelijk de bekwame kunstenaar, met geringe middelen veel te scheppen; de pracht te doen vervangen door den zilverglans der echt-Nederlandsche zindelijkheid; aan de tafel te noodigen door het sneeuwblanke van het lijnwaad, waarvan de rozen van gade en kroost eenen hoogeren gloed ontleenen; eigene keuze voor die van den geliefden of van de geliefde op te offeren, zoodanig dat het geen offer schijnt te zijn; aan die genoegens de voorkeur te geven, welke gemeenschappelijk kunnen gesmaakt worden; het genot der natuur aan elkanders hand te verkiezen boven dat, hetwelk afzonderlijke kringen opleveren; in de openbare vermaken, voor zoo veel onze omstandigheden | |
[pagina 655]
| |
dit toelaten, gezamenlijk te deelen; altijd gereed te zijn, om den man, na den vermoeijenden arbeid van den dag, de vrouw, na het volbrengen harer tallooze pligten, aan den warmen boezem te ontvangen; elkander, aan den avond, op het nuttige en het aangename, hetwelk men verzameld heeft, te vergasten; de nijvere huisvrouw, in het hoekje van den haard, door het onmetelijk veld der schepping te leiden, en alzoo haren geest keurig voedsel te verschaffen; den man op de, voor hem zoo belangrijke, tooneelen uit de kinderwereld te onthalen, en dagelijks, hand aan hand, die lieve kleinen in het middelpunt der liefde, tusschen beiden, te plaatsen: o! zouden deze geene vermogende middelen zijn, om die betooverende harmonie te bevorderen, welke de grondslag van het echtgebouw, het toppunt van aardsche gelukzaligheid is? 4. Zijt toegevend voor elkanders zwakheden en gebreken. - Vóór het huwelijk, en in de eerste dagen van hetzelve, moge het begoochelend glas der liefde elke deugd in het verhevenst licht plaatsen, en ieder gebrek zoodanig verkleinen, dat hetzelve naauwelijks zigtbaar blijft: de koele rede, die later in den spiegel der waarheid ziet, vindt den mensch, zoo als hij is, weder; ja, feilen, welke in de ruime wereld onopgemerkt waren gebleven, ontwikkelen zich allengs uit de menigvuldige plooijen van het hart. Zoudt gij nu ophouden te beminnen, omdat gij van eene volmaaktheid hebt gedroomd, die op aarde niet bestaat? Zal nu het honigzoete door het zure, de wierook door het bits verwijt worden vervangen? de trotsche man zijne gade in haar eigen oog en voor de wereld vernederen? de ligtgeraakte vrouw hem doen gevoelen, dat ook in het weeke hart harer kunne bitterheid schuilen kan? Neemt u in acht! Het eerste wolkje aan den gezigteinder wordt spoedig door andere gevolgd, en uit derzelver zamenpakking de donkere bui geboren, wier uitbarsting doodelijk kan worden. Neen, echtgenooten! zoo moet het bij u niet zijn: eenen schooneren weg hebt gij te bewandelen. Zijt gij niet alleen voor dit leven verbonden, maar wacht u, aan de andere | |
[pagina 656]
| |
zijde van het graf, eene vereeniging, die oneindig als uw bestaan zal zijn; hebt gij elkander hartelijk lief: o! bewerkt dan beider veredeling door de zachte hand der liefde. Ziet gij vlekken en gebreken, zij leere u dezelve bestrijden; fluistert elkander de vermaningen toe, zoodat zelfs de luchtstroom door uwe toonen geene trilling gevoele; gaat in het goede voor; verlangt geene dadelijke geheele hervorming; verheugt u in eene trapswijze, welke ook alleen binnen het bereik van den mensch ligt; bemoedigt door alle die vermogende middelen, waarover het hart beschikken kan, en bevordert alzoo die zoete eenstemmigheid, dat onbepaald vertrouwen, die beminnelijke openhartigheid, waaruit de rozeband van den echt wordt geweven, en die u den lust en de krachten zal geven, om bloemen te kweeken en het onkruid te verdelgen. 5. Wacht u voor drift. - Men kan langs onderscheidene wegen hetzelfde doel bereiken; en het valt dikwerf moeijelijk te beslissen, welke van dezen de beste zij. Bij de hartelijkste zucht, om het gemeenschappelijk belang te bevorderen, loopen niet zelden de begrippen zeer uiteen; en het kan dus niet anders, of de echtgenooten zullen, bij het besturen der huwelijksboot, niet volkomen gelijk over alles denken. Dit nu, gevoegd bij gebreken en zwakheden, waarvan niemand vrij is, wordt dikwerf de bron van huisselijken twist en van de grievendste rampen, welke een gevoelig hart treffen kunnen, wanneer niet de toegevendheid dat zwakke verschoont, niet inschikkelijkheid, bedaardheid en liefde, bij het onderzoek van het verkieslijke, voorzitten, maar de razende drift, gelijk een storm, opsteekt, en verbittert, zonder te overtuigen en te verbeteren. o! Zorgt, dat nimmer de eerste vonk in dat verschrikkelijk buskruid valle: de tweede uitbarsting zal altijd de eerste in kracht en verwoesting overtreffen; de schok, met elke volgende, het echtgebouw sterker doen dreunen, en eindelijk een, voor welken de zwakke zuilen van hetzelve niet langer bestand zijn, u, op de puinhoopen van aardsch geluk, uwe dwaasheid doen beweenen. Waar de drift woedt, blijft hare vlam | |
[pagina 657]
| |
niet lang in het hart besloten: de gebaren, de oogen, het inkarnaat der wangen getuigen van haar; het kroost leest die op beider gelaat; wordt bekend met eene taal, voor welke de beschaafdheid gruwt. Teruggestooten en mishandeld, wanneer het liefkoost; verwaarloosd door het hart, waarin de wrok zetelt; aan zichzelven overgelaten, waar het zorg en leiding behoeft; door den vader oost-, door de moeder westwaarts gewezen, zuigt het 't besmettend gift in, dat zich rondom hetzelve verspreidt, en groeit op tot wilde loten of verderfelijk onkruid. Liefde en eenstemmigheid bouwen op; verdeeldheid breekt af. Bij de laatste ontbreekt de lust; gaan moed en veerkracht verloren; heerscht orde niet langer; neemt verwarring hare plaats in; voltooit de verstrooijing, welke men zoekt, dezelve: en welhaast verdringt armoede de lagchende welvaart. Eer nog het gebouw instort, wordt de val van hetzelve door elken bekenden en stadgenoot voorspeld; de dienstbode trekt partij; de kinderen zijn verdeeld tusschen den vader en de moeder; het gedienstig gerucht, de kwaadsprekendheid verwijden de breuk: en ziet daar.... Neen, verschoont mij van de voltooijing eens tafereels, waarbij mijn hart bloeden zoude. o! Wacht u dan, de eerste schrede op het pad te doen, dat u naar den afgrond voeren zoude. Weegt en wikt met elkander: maar zacht, vertrouwelijk zij uw toon; de liefde stemme denzelven; geen uwer trachten te heerschen, maar neme zijne toevlugt tot het hart, dat altijd, weet gij de regte snaar te roeren, meer geeft, dan gij verlangt. Vordert nimmer, dat uw wil eene wet zij; maar verkiest den langeren weg, die tot hetzelfde doel geleidt, boven den korteren, wanneer gij hierdoor vrede, rust en liefde kunt behouden. Zoo zal de schoonste band van het leven ongeschonden blijven; zoo zult gij uw kroost voor dat geluk opvoeden, en aan den avond van uw aardsch bestaan elkander nog hartelijker beminnen, dan bij den dageraad uwer liefde. 6. Rigt uwe huishouding in op eenen voet, overeenkomstig uw vermogen en uwe omstandigheden. - Het opvol- | |
[pagina 658]
| |
gen van deze les beveel ik zoo wel den rijken als den minder gegoeden aan. Wanneer men de zeilen te sterk spant en van geen reven weet, scheuren deze niet zelden. De uitzetting van ieder ligchaam moet evenredig zijn aan de kracht van hetzelve, om elk deel van het geheel te voeden; en kwijning is altijd het gevolg van eene overmatige. Het levensgenot bestaat niet in het voldoen aan den eisch van elke kunstbehoefte, aan die grillen, welke heden ons plagen, om morgen door andere verdrongen te worden; maar in genoegzame middelen, om in datgeen onbekrompen te kunnen voorzien, wat wezenlijke behoefte voor onzen stand is. Daar, waar men zich eene vertering veroorlooft, welke de inkomsten te boven gaat, moet deze laatste onvoldaan blijven. De kostbare kleeding, schier elken dag van onderscheidene stoffen, kleuren en verschillenden vorm; het schitterend huisgeraad, door de mode daargesteld en onophoudelijk door ander vervangen; de openbare vermaken, welke, gelijk een stroom, alles medeslepen; de tallooze gezelschappen, waaraan men geen deel kan nemen, zonder den tijd te verbeuzelen en het huisselijk opzigt te laten varen; die gastmalen, eindelijk, alwaar de weelde voorzit, en de zucht, om den roem der Apiciussen te verwerven, sterker is dan rede en pligt: dit alles verslindt de voedende sappen, voor het gezin vereischt. Weldra begint men dit te gevoelen: niet het overtollige, maar het gewone wil men besnoeijen; de dagelijksche tafel moet een geregt missen, en de man, dien het eenvoudige niet langer streelen kan, beklaagt zich over de nalatigheid der vrouw in het verzorgen derzelve; deze, dat hij haar niet langer in staat stelt, om in het benoodigde te voorzien. Den kinderen wordt het genot der lekkernijen, waaraan zij gewoon waren, ontzegd, en zij morren; maar, wat oneindig erger is, hunne opvoeding, hunne zedelijke vorming worden verwaarloosd, om iets voor de weelde uit te winnen. Valsche schaamte belet het terugtreden en het inkrimpen; men vertoont nog een blozend gelaat met den kanker in | |
[pagina 659]
| |
het hart; men spant de laatste krachten in; maar de veer knapt af, en nu!.... Eene wijze spaarzaamheid, welke ons geene genoegens ontzegt, maar deze vermenigvuldigt; eene matigheid, heilzaam voor het ligchaam en den geest, en een spiegel voor het zoo vatbaar kroost; eene orde, die regelt en behoudt; een aandeel in de vermaken der wereld, zoo bepaald, dat zij altijd uitspanningen blijven en nimmer behoefte worden; eene bestendige zorg, om niet te veel van de bronnen, waaruit wij putten moeten, te vergen, om bestendig een anker voor den nood gereed te hebben, wanneer het gewone ons ontzinkt; overeenstemming der echtgenooten in het huisbestuur, lust, liefde en vertrouwen: ziet daar de middelen, om geluk en welvaart aan uzelven, en de onafhankelijkheid aan uw kroost, immers voor zoo veel dit van stervelingen afhangt, te verzekeren. 7. Volgt beide denzelfden weg in de opvoeding uwer kinderen, en biedt elkander in dat gewigtig werk de hand. - Eene vruchtbare bron van twist is, in een aantal huisgezinnen, de opvoeding. De moeder noemt den vader te streng, de laatste de eerste te zacht; bij de afwezigheid van den man, wischt de vrouw de tranen van den schuldigen af, en viert den teugel, dien de eerste misschien te strak had aangetrokken; de laatste haalt denzelven op nieuw aan: en ziet daar, het hart van het kind kiest tusschen beiden, hangt aan de moeder en beeft voor den vader. Deze gevoelt het gemis dier liefde diep, en dat gevoel wordt maar al te dikwerf door eene verkoeling der beide echtgenooten gevolgd. De een laat toe, wat de ander verbiedt, en er ontstaan nieuwe geschillen. De man wil de gade, wat de vorming der meisjes betreft, naar zijnen wil leiden, en hij beleedigt de moeder van de gevoeligste zijde; de vrouw verlangt, dat hij van haar zal leeren, hoe de vurige knaap moet bestuurd worden, en zij vergrijpt zich aan der mannen trots, terwijl beiden buiten hunnen kring treden. Deze keurt goed, wat gene laakt; de eerste eischt te veel, de laatste te weinig van de jeugd. Hier is de vader tuk op het vormen van jonge | |
[pagina 660]
| |
geleerden, en put de natuur uit; daar vreest de weekhartige moeder, dat de gezondheid van haar troetelkind, door eene matige oefening van den geest, benadeeld zal worden; en hoe veel ongenoegen welt niet uit deze bron! En dat kroost: wat moet van hetzelve worden? Zal het die onderwerping aan beiden leeren, die voor deszelfs leiding zoo noodzakelijk is? de lessen van den vader en die der moeder even gaarne ontvangen en betrachten, waar deze zoo zeer verschillen? zich redelijke begrippen vormen, nu eens naar deze, dan weder naar gene zijde geslingerd? een vast karakter verkrijgen, het goede, het schoone, het edele leeren beminnen, waar de een dit, de ander dat met dien naam bestempelt? en moet dus niet eene opvoeding mislukken, welke op zulke wankele gronden rust? Ouders! werkt eenstemmig, opdat gij eenmaal van dezelve de heerlijkste vruchten moogt inoogsten. Onderzoekt, overlegt, besluit met elkander, en één zij uw wil. Het kind vinde de moeder in den vader, en hem in haar. Het verbod of de toelating, om het even van wien, worde nimmer door den anderen herroepen; en het leere bij ondervinding, dat dezelfde warme liefde in beider harten woont. Zoo zult gij inderdaad die bloemen plukken, welke gij, bij het leggen van den zoetsten knoop, in het verschiet zaagt, en eenmaal u in een genot mogen verheugen, dat het gewrocht van liefde en wijsheid is. 8. De liefde voor uw kroost geve gestadig nieuw voedsel aan die voor elkander. - Zoude er voor den tuinman eene meer geliefkoosde bezigheid kunnen zijn, dan de zorg voor het telgje, door hem gekweekt; het zuiveren van den grond; het snoeijen en leiden zijner takken; het verdelgen van het insekt, dat op het loover en de vruchten aast? Is niet de schaduw, die de frissche bladen hem bieden, zijn niet de bloemen, die hem aanlagchen, de geuren, die zij verspreiden, zijn werk? En, heeft hij eenen makker, die met hem zorgde en kweekte, moet deze, die in alles deelde, hem niet dierbaar - zal niet het plekje, waar dat telgje tiert en bloeit, de plaats zijn, | |
[pagina 661]
| |
waar hunne harten zich voor elkander uitstorten? Echtgenooten! ziet hier uw beeld in den kring uwer kinderen. Alles noodigt u daar uit tot die zorg, welke zij behoeven; en het ontluikend knopje vertoont u met elken dag een' schooneren bloesem in het verschiet. In eenen lateren leeftijd vindt gij aldaar de herinnering aan uwe lente, toen gij wieddet en snoeidet; in uwen herfst bloost daar het heerlijk ooft; en dikwerf streelt u het jeugdig groen van de loot, uit den stevigen stam gesproten. Ja, bij uw kroost smaakt gij eerst regt het huisselijk geluk: het bolle koontje van den zuigeling; het gewelfde rond van den vrolijken knaap; het zachte rood van het aanvallig meisje; de innemende onschuld van het nog onbedorven hart; de spelingen van het ontluikend vernuft; de ontwikkeling der vermogens, in den mensch gelegd; de vorming en vordering van den geest; de toenemende volkomenheid der geliefde vruchten; de verkregene kennis, een lampje aan uw licht ontstoken; de band der liefde, welke u aan hen verbindt; de dankbaarheid, die dezen versterkt; de vertrouwelijkheid, welke hier heerscht; de zucht om elkanders geluk te bevorderen, welke de gedienstigheid uitlokt, de wenschen voorkomt en ook den verborgenen tracht uit te vorschen; die kring, waar orde en betamelijkheid wonen, de kieschheid het genot verhoogt, de Godsvrucht haren zetel heeft; waar, in één woord, bij al het bedorvene en zedelooze der wereld, de kweekhof is dier deugden, de éénige zuilen van de maatschappij: deze zijn de genoegens, achtingwaardige ouders! welke gij bij en door uwe kinderen smaken kunt. Werpt weg dan het klatergoud, waarop de verblinde menigte zoo zeer verzot is; zoekt geene verstrooijingen, maar aller vereeniging in het brandpunt der liefde: en uw hart, uw gevoel zullen u overtuigen, dat de vastheid van den huwelijksband, de middelen ter bevordering van het huisselijk geluk, vooral gelegen zijn in de gemoedelijke zorg voor dat uwer kinderen. 9. Tracht ook de liefde uwer dienstboden te verwerven. - Wie onzer zal deze arbeidzame en nuttige klasse geene | |
[pagina 662]
| |
belangstelling waardig achten? wie ontkennen, dat zij niet even vatbaar als wij voor genegenheid en dankbaarheid zij? wie, die den naam van mensch en Christen draagt, durven beweren, dat wij hunne diensten alleen met goud betalen kunnen? Neen, de hartelijkheid en goedwilligheid worden voor zulk eenen prijs niet gekocht, maar zijn de vruchten van achting en liefde. Edele huismoeders! behandelt hen als leden van uw gezin; draagt voor hen eene gemoedelijke zorg; bevordert hunne genoegens; laat hen in de uwe deelen, voor zoo ver dit met orde en regel bestaanbaar is; handhaaft uw gezag, maar met zachtmoedigheid; gaat het onbetamelijke tegen, maar met die goedhartigheid, welke treft en eenen diepen indruk maakt. Uw ernst worde niet ontsierd door de uitvallen van den toorn; de drift vervoere u nimmer tot het vergeten hunner regten en van uwe pligten en achtbaarheid. Zijt ook voor hen moeders; en ik durf u de rijkste vruchten van eenen akker beloven, die slechts zelden door de wijsheid bearbeid wordt. Datgeen, hetwelk men gedwongen geeft, houdt schier nimmer goede maat; de welwillendheid, daarentegen, doet dezelve overvloeijen. Het bevel van den trotschen gebieder wordt uit nooddwang opgevolgd; maar de liefde zoekt den wensch te ontdekken en meer dan dezen te vervullen, bewijst alle die kleine diensten, welke binnen haar bereik liggen, weet te dien einde de gelegenheid uit te kiezen, en is onuitputtelijk in het vinden van bronnen, waaruit het genoegen welt. Al had ook de natuur u alle de oogen van Argus geschonken, gij zoudt toch niet alles kunnen overzien. Het belang van elk huisgezin is aan zulk een aantal kleinigheden verbonden, dat veel, zeer veel aan de altijd wakende zorg moet ontsnappen. Uwe kinderen kunnen niet altijd onder uw onmiddellijk toezigt zijn, noch door u voor elk gevaar behoed worden; zij zijn te dikwerf in de tegenwoordigheid van uwe dienstboden, dan dat zij niet veel van hunne deugden en ondeugden zouden overnemen: welke drangredenen dan, om u hunne liefde en achting te verwerven, om u hunne bescha- | |
[pagina 663]
| |
ving en veredeling aan te trekken! Het zamenwerken van alle de raderen en veren eens werktuigs wordt, voor den geregelden gang van hetzelve, volstrekt vereischt: en hij, derhalve, die het stellen en rigten, ook van de kleinste, wilde verwaarloozen, zoude welhaast de verlamming van het geheel te betreuren hebben. 10. Dat, eindelijk, boven alles, uw huis een tempel zij, der Godheid gewijd. - Er bestaat geen band, zoo heilzaam als die van den Godsdienst: hij omvat alle onze genoegens, betrekkingen en pligten; hij geeft het krachtigst voedsel aan de huwelijks- en ouderlijke liefde; hij plaatst de rede op eenen onwankelbaren troon, en breidelt de driften. De gemeenschappelijke dagelijksche en warme vereering van het hoogste Wezen stemt het hart voor al het goede, waarvan de kiemen in hetzelve gelegd zijn, dempt de bronnen, waaruit twist en verdeeldheid wellen, en opent ontelbare andere, overvloeijende van onwaardeerbaar genot. De Godsdienst leert den Christen, eigene vlekken af te wisschen; toegevend ten opzigte der gebreken van anderen te zijn; het geluk van allen, vooral dat onzer geliefden, te bevorderen. - Het christelijk voorbeeld werkt vermogend op de bloeijende jeugd; is voor haar eene baak op de onstuimige zee der wereld; vormt edele jongelingen, kiesche en aanminnige maagden, den gemoedelijken echtgenoot en de voortreffelijke moeder; leidt de dienstboden op het pad der zeden, en vijlt de ruwheid, dikwerf aan den lageren stand eigen, allengskens af. Het zij dan de welvaart een zoodanig huisgezin aanlagche, of zure arbeid het noodige moete verschaffen; rust en vrede wonen daar. De liefde tot God is het middelpunt, dat allen vereenigt, aller krachten ter bereiking van hetzelfde doel inspant, en schatten voortbrengt, die van aardschen voorspoed onafhankelijk zijn. - Huisvaders en huismoeders! deze is de grond, op welken gij bouwen moet. Zonder hem geen genot bij volle korven, geen anker in den nood, geene opregte liefde, geene hartelijke vriendschap, geen onwankelbaar vertrouwen, geen uitzigt op het geluk uwer | |
[pagina 664]
| |
kinderen: met hem alles, wat het uwe en het hunne verzekeren kan. Ziet om u henen: wat vindt gij, waar de Godsvrucht niet woont? Verbrokene banden; wonden, die met elken dag dieper worden; het gift der zedeloosheid, dat als de kanker invreet; de gloeijende driften, die de zwakke huwelijksboot slingeren, en in het verschiet den afgrond, die haar wacht. Wat, waar zij haren zetel heeft gevestigd? Alle de vruchten van hoop, vertrouwen en liefde. |
|