Schilders-gevoel, schilders-lot, en toonkunstenaarsgehoor.
Een vriend van françois du quesnoy, bijgenaamd de Vlaming, (geb. te Brussel, 1592, † 1644) bad hem, van langeren arbeid aan zeker beeld zichzelv' te ontslaan, daar hij het heerlijk kunstwerk als volmaakt beschouwde; doch kreeg ten antwoord: ‘Gij hebt regt, omdat gij het oorspronkelijke niet aanschouwt; maar ik, die dat in den geest voor mij zie, moet arbeiden, tot zoo lang de kopij hetzelve evenare!’
Le moine had te Versailles het plafond in de zaal van Herkules met veel vlijt en ten genoegen van alle kenners geschilderd. Hem dacht, dat hij voor dezen arbeid niet genoegzaam was beloond geworden, en hij beklaagde zich daarover bij den Hertog van ayen, zijn' begunstiger. ‘Maar ik bid u, mijn vriend,’ sprak deze, ‘wat wilt gij? Moet men uw werk dan nu reeds even duur betalen, alsof gij dood waart?’
De beroemde Toonkunstenaar rameau hoorde den hond eener Dame, bij welke hij op bezoek was, blaffen. ‘Mevrouw!’ riep hij driftig uit, ‘verbied toch uwen hond het blaffen: hij blaft valsch.’