Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822
(1822)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOp het verbranden der Turksche Scheepsmagt, door de Grieken, voor Scio.Juicht, Grieken! jubelt, wereldvolken,
Die ooit der vrijheid offers bood!
Triomf! de vlam bereikt de wolken:
Triomf! daar brandt de Turksche vloot.
De nacht zonk neêr op 't vlak der baren;
Op eenmaal schijnt hij weggevaren, -
Neen, in den schoonsten dag verkeerd:
Niets kan bij zulk een' luister halen;
Triomf! verdrukten zegepralen,
En de onderdrukker wordt verneêrd.
Tuig, Scio! schoon in puin bedolven,
Door gruw'len, roof en moord besmet:
Daar zinkt, in 't peilloos diep der golven,
De ZegevaanGa naar voetnoot(*) van Mahomet;
| |
[pagina 600]
| |
Daar heft een volk, vertrapt, versmeten,
Ja schier onwaard' een volk te heeten,
Zich op tot vroeger' gloriestand;
Het toont, voor ketens, zegevanen,
En schenkt aàn 't nakroost der Spartanen
Den roem van 't oude vaderland.
Blaak, vuurgloed! spreid u uit in vonken!
Stijg opwaarts tot het spoor der zon!
Zoo heeft eens vroeger roem geblonken,
Bij Salamis en Marathon.
Neen, niets moet hier uw' loop bepalen;
Doe 't licht van Mecca's maanglans dalen,
Vergaan in ondoordringb'ren nacht:
Dat Stambouls trots in 't niet verzinke;
De kruisvaan schoon en heerlijk blinke,
Voor Cekrops achtbaar nageslacht!
Zij zwicht, de heerkracht der barbaren;
Zij stuift in vonken weg, de vloot,
Die aan der Grieken heldenscharen
Verdelging brengen zou en dood!
Onwinb're moed toont zijn vermogen;
De Hemel kroont het hagchlijk pogen,
En staat, in nood, verdrukten bij;
De deugd verwint in 't moeilijk strijden;
't Geluk ontkiemt uit duldloos lijden,
En 't kroost van helden strijdt zich vrij.
Geen hulp moog' 't edel pogen schragen;
Geen bijstand keer' het dreigend leed:
Wat nood? - zij keeren weêr, de dagen,
Wier glorie Xerxes sidd'ren deed.
Geen magt van vriend of bondgenooten
Moog', heldenvolk! uw heer vergrooten;
De staatkunst zelv' bezwere uw' val:
Wat nood? - gij ziet uw haters vlieden;
De Hemel wil u bijstand bieden,
In 't aanzien van 't verbaasd heelal.
Triomf! wij zien de onwinb're kielen,
Het vuur ter prooi, te barste slaan;
En wat de vlammen niet vernielen,
Moet in d' onpeilbren vloed vergaan.
Triomf! de Grieken zegepralen:
Hun heilzon schiet ondoofb're stralen,
Omglansd door 't vuur der Turksche vloot.
Vertraag niet, heldenvolk! in 't strijden;
De menschheid zal u de eerkroon wijden,
En de aard' noemt uw triomfen groot.
w.h. warnsinck, bz.
|
|