| |
| |
| |
Kort overzigt van de geschiedenis der vrije gemeenebesten in Lombardije gedurende de middeleeuwen.
Toen het prachtig staatsgebouw, hetwelk moed en beleid op de zeven heuvels van Rome gevestigd hadden, in geheel het westelijk Europa, onder de herhaalde aanvallen der barbaarsche volken uit het noorden, bezweek, veranderde de staat van zaken in de veroverde gewesten geheelenal van gedaante. Dood en verwoesting heerschten allerwegen. De schoonste en volkrijkste landen werden in uitgestrekte woestenijen herschapen, alwaar de treurige overblijfsels der verdelgde steden en dorpen eene schuilplaats opleverden voor een klein hoopje ongelukkigen, die het toeval gered, of het zwaard der vijanden, vermoeid van het moorden, gespaard had. Geheel Europa verstrekte ter prooije aan deze rampen, en werd door hongersnood en pest, de onvermijdelijke gevolgen van zulke vreesselijke oorlogen, geteisterd.
Onder alle landen van Europa behoort echter Italië als het middelpunt van deze ontzettende tooneelen aangemerkt te worden. Dat schoone land, aan hetwelk de grootste der Romeinsche dichters den eertitel toekende van groote teelster van vruchten, milde moeder van helden, moest den lijdenskelk tot op den bodem toe ledigen; en het scheen, alsof de verbolgene Godheid wraak wilde nemen over de rampen, die het weleer aan andere natiën berokkend had. Meer dan eens gevoelde ook het trotsche Rome, de voormalige hoofdstad van een rijk, dat de geheele beschaafde wereld omvatte, eene bevolking telde van niet minder dan honderd en twintig millioenen, en zich uitstrekte van den Rijn en Donau af tot aan de Afrikaansche zandwoestijnen, en van den Tiger en Euphraat tot aan den Atlantischen oceaan, de tuchtroede der Barbaren. Italië was het land, dat de oostersche keizers uitkozen, om getuige te zijn van den laatsten strijd, dien zij ter
| |
| |
handhaving van hun gezag over het westelijk Europa waagden. Het geluk bekroonde in den beginne hunne pogingen; de dappere veldheeren Belisarius en Narses maakten in de zesde eeuw, door hunne zegepralen, een einde aan het rijk der Oostergothen in Italië; het gevecht werd spoedig hernieuwd door de Lombarden, en hunne koningen scheurden zelfs het exarchaat van Ravenna van het Grieksche keizerrijk af. Toen Italië vervolgens met het rijk van Karel den Grooten vereenigd werd, scheen een nieuw tijdperk van voorspoed en welvaren geboren te zijn; zelfs gelukte het aan opper-Italië, om, na den val van dit magtig rijk, een' onafhankelijken staat onder een' inlandschen koning uit te maken; de dood van dezen koning Berengar, markies van Frioul, dompelde dit land weder in een' poel van jammer en ellende. Geheel Lombardije werd door de Hongaren verwoest, terwijl de Sarracenen, na de verovering van Sicilië, Italië's zuidelijke kusten bedreigden; deze laatsten zagen zich echter in den loop hunner veroveringen door een nieuw geslacht van veroveraars gestuit; de dappere Noormannen, Rollo's wapenbroeders, stroomden met geheele hoopen naar zuid-Italië, verjoegen vandaar den Griekschen landvoogd, die te Bari in Apulië woonde, rigtten onder Robert Guiscard het Napelsche rijk op, en ontrukten vervolgens Sicilië aan de Sarracenen, om hetzelve aan dit rijk te hechten.
Denkt echter niet, dat de geschiedenis van Italië gedurende de middeleeuwen ons niets anders zou opleveren, dan een tafereel van vernielende oorlogen, waarin geweld en onregt zegevierden, en de ongelukkige landzaat van de genade eens wreeden overweldigers afhing. Het schijnt veeleer, dat de druk der dwingelandij, waaronder de Italiaan zuchtte, hem aangespoord hebbe, om de krachtdadigste pogingen aan te wenden, ten einde zich van het juk der slavernij te ontslaan en weder vrij te worden. Zoo zien wij de steden van Lombardije met moed en standvastigheid voor hare onafhankelijkheid strijden, terwijl het overige Europa nog aan de willekeurige regering der, leenheeren onderworpen was, en aan de andere
| |
| |
natiën het voorbeeld geven van een nieuw regeringsstelsel, dat de regten der burgers tegen de aanmatigingen van heerschzuchtige onderdrukkers beschermde. In het genot van deze voorregten bereikten zij zulk een' hoogen trap van bloei, dat zij de bewondering van Europa tot zich trokken; maar, onbestand tegen de vervoeringen der weelde, en den vrijen teugel vierende aan hunne driften, vervielen zij onder het oppergebied van laaghartige dwingelanden, die haar de regtmatige straf voor hare roekeloosheid deden ondergaan. Dit is de hoofdinhoud van de geschiedenis der Lombardijsche gemeenebesten, waarvan wij trachten zullen eene korte schets voor te dragen, die ons de opkomst, bloei en ondergang van deze staten zal vertoonen.
I. De Lombardijsche vlakte beslaat het middelste gedeelte der kom, die in de geheele lengte door de rivier de Po bespoeld wordt, en zich aan wederzijden, als een heerlijk amphitheater, tot in de nabijheid der hooge Alpen en Apennijnen verheft. De natuur beschonk dit gewest in eene ruime mate met de rijkste vruchtbaarheid, en verleende aan hetzelve het gelukkigste klimaat; de brandende hette wordt door koele winden, die over het gebergte en de Middellandsche zee heenstrijken, getemperd, en de inwoner voelt zich hierdoor met een' moedigen en krachtvollen geest bezield, die sterk afsteekt bij den vadzigen aard van zijne zuidelijke landgenooten, de Napolitanen. De talrijke steden, die op dezen gezegenden grond gesticht werden, vervielen, even als in andere landen, na den val van het rijk van Karel den Grooten, onder het gebied van graven, die zelven aan den markies of hertog in de provincie onderworpen waren. De Duitsche keizers bragten een' gevoeligen slag toe aan het grafelijk gezag, toen zij, het oppergebied over Italië verkregen hebbende, gedeelten der graafschappen in leen aan landëdellieden opdroegen, en daardoor hunne magt tot binnen de muren der steden beperkten; niet zelden gelukte het ook den bisschop, om het wereldlijk gezag in handen te krijgen. Het schijnt, dat, reeds in het begin
| |
| |
der elfde eeuw, de strijd over de troonopvolging in Lombardije, tusschen den Duitschen keizer Hendrik II en den markies van Ivrea, Ardoïn, en de daarop gevolgde tusschenregering, aan de stedelingen de gelegenheid verschaften, om hunne overheidspersonen te kiezen, en aan de algemeene beraadslagingen deel te nemen. De ontluikende vrijheidsgeest maakte zich de gunstige tijdsomstandigheden ten nutte, om zich met kracht te ontwikkelen. De steden van Lombardije overtroffen die van Frankrijk verre in volkrijkheid, en hadden, door de invallen der Hongaren in de tiende eeuw, geleerd, zich met zulke geduchte vestingwerken te omringen, dat zij gerust eene belegering konden afwachten. De moedige burgers waren veelal weinig bevreesd voor het gezag eens bisschops, die de plaats van den graaf vervangen had, en zijne bevelen niet zoo krachtdadig als een krijgsman wist te doen eerbiedigen; ook leerde het volk, door het verkiezen van den bisschop, dat zijn gezag uit hunnen boezem ontsproot; terwijl de bisschop zich niet zelden gedwongen zag, om, bij eene betwiste verkiezing, de hulp van zijne aanhangelingen onder de burgerij in te roepen, om in het bezit van zijne waardigheid gesteld te worden. Deze zijn de algemeene oorzaken, die de vestiging van een' vrijen regeringsvorm in de steden gedurende de elfde eeuw te weeg bragten; in het begin der volgende eeuw genoten alle Lombardijsche steden het voorregt van hare overheid te verkiezen, en zich als onafhankelijke gemeenebesten, in het voeren van den oorlog en in het regelen van haar innerlijk bestuur, te gedragen. De landëdellieden en de kleine steden moesten zich aan deze nieuwe gemeenebesten onderwerpen; en veeltijds vonden de eersten zich genoodzaakt, om een gedeelte van het jaar in de steden door te brengen, alwaar hunne heerschzucht hen aandreef om alles in het werk te stellen, ten einde de regering naar hunne hand te zetten. De Lombardijërs waren steeds bedacht om nieuwe inwoners aan te winnen,
door de voorregten van het burgerschap voor elk verkrijgbaar te stellen; ook volgde eene
| |
| |
stad somtijds de verstandige staatkunde van het oude Rome na, en schonk het burgerregt aan al de inwoners van eene andere. Hierdoor verkreeg de bevolking der aanzienlijkste steden zulk een' aanmerkelijken aanwas, dat zij, bijzonder in Milaan, vóór het midden der twaalfde eeuw, die van de hoofdsteden der grootste rijken veel te boven ging. Gerust leefde de burger in de welversterkte steden, en vreesde noch voor de aanvallen van gewapende struikroovers, noch voor de dwingelandij der leenheeren. De handwerksman, zoo diep veracht door den bezitter van een krijgsleen, verkreeg en verdiende het regt om wapens te dragen, ten einde voor zichzelven en voor het algemeene welzijn te strijden. De burgers waren afgedeeld in kompagniën, naar gelange van hunne ambachten, die hunnen eigen' tribuun of standaarddrager (Gonfaloniero) hadden, onder wiens bevel zij bij de losbarsting van een' opstand of bij de aannadering der vijanden zich verzamelden, om op de marktplaats gemonsterd te worden.
De edele vrijheidsliefde, die de stedelingen bezielde, werd echter door eene schandelijke heerschzucht bezoedeld, welke vooral het magtige Milaan in bloedige en onregtvaardige oorlogen wikkelde. Het ongelukkige Lodi werd door haar tot den grond toe geslecht, de van alles beroofde inwoners in zes dorpen verspreid en aan eene wreede heerschappij onderworpen. Het kleine stadje Como bukte ook voor de trotsche burgers van Milaan, en had enkel aan zijne moedige tegenweer het behoud van eenige voorregten te danken; Crema bevond zich in de treurige noodzakelijkheid van zich uit eigene beweging onder Milaans bescherming te plaatsen, ten einde van het ondragelijke juk der Cremonezen verlost te worden. Daarenboven woedde een altoosdurende krijg tusschen de steden, die elkander in krachten evenaarden; zij stroopten op elkanders grondgebied, vernielden den oogst, en staken de dorpen in brand. Niettegenstaande de onafhankelijkheid der steden inderdaad bestond, huldigde men nog in schijn het keizerlijk oppergezag. 's Keizers naam werd aan het hoofd der openbare stukken geplaatst, en zijne
| |
| |
beeldtenis op de muntspeciën gedrukt. Gedurende zijn verblijf in eene stad werd hij op algemeene kosten onderhouden, waren de overheidspersonen in hunne bedieningen geschorst, en oefende de keizer het regterlijk gezag uit. De achterdochtige burgers zorgden echter, dat het keizerlijk paleis buiten de stadsmuren gebouwd werd, en standvastig volhardden de burgers van Pavia in hunne weigering aan Koenraad II, om het paleis, dat gedurende een oproer in de stad omvergehaald was, weder aldaar te laten oprigten.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|