besloot ik echter, hem in wijngeest te bewaren; maar oordeelde het noodzakelijk, hem vooraf in water te leggen, om, ware het mogelijk, hem zijne natuurlijke gedaante terug te geven. Ik werd echter terstond getroffen door de bewegingen, die zich in het dier vertoonden, naar gelange hetzelve van het vocht doordrongen werd. Nadat hij echter zijne vorige dikte herkregen had, hielden, na verloop van eenige minuten, deze bewegingen geheelenal op; en zij vertoonden zich ook niet weder, noch dien dag, noch den volgenden. Ik liet hem dus in het water liggen, mij overtuigd houdende, dat hij alsnu voor altijd het leven verloren had.
Op den derden dag bragt men mij een' nieuwen, levenden Gordius; en ik leide hem in de kuip, waarin de doode geplaatst was. Op het oogenblik echter, dat ik in dezelve koud water goot, meende ik eene kleine trilling in een der uiteinden van dezen laatsten te bespeuren. Ik vernieuwde het water in de kuip geheel door verschwater uit de beek, en ik zag van tijd tot tijd de beweging toenemen, die mij aanvankelijk slechts schijnbaar had toegeschenen. Op het einde van den dag had de worm weder al zijne kracht en vlugheid herkregen, zoodat hij zich in niets onderscheidde van dien, welke eerst nieuwelings in de kuip geplaatst was.
Sedert heb ik deze proef meermalen, zoo wel met denzelfden worm als met andere, herhaald, die of natuurlijk of opzettelijk gedurende 2 à 3 dagen gedroogd waren. Ik kan derhalve aan de waarheid dezer herleving niet meer twijfelen. Deze zonderlinge eigenschap van het leven te hernemen, nadat alle uiterlijke kenmerken van eenen volstrekten dood aanwezig zijn, is dus niet meer een uitsluitend eigendom der mikroskopische diertjes, gelijk de raderdiertjes, drupäaltjes enz.
Er blijft thans nog over, te onderzoeken, tot hoeverre zich deze wederherleving uitstrekt; alsmede, hoe de Gordius in het ligchaam des Krekels kome.