gom ziet voor u staan. Hoezeer mijn vriend en ik afwisselend onze hulp en bijstand aan onze bijna stervende echtgenooten toebragten, zoo dachten wij, bij het dreigend gevaar, en het scheepswerk, waartoe de algemeene nood ons verpligtte, er niet aan, eenig teeken ter onderscheiding aan de kinderen te doen, maar plaatsten ze naast elkander in eene kooi, weltevreden dat zij geboren waren, en dat de moeders het leven behielden. Toen het weêr bedaarde, en onze gedachten weder terugkeerden, waren wij niet meer in staat, te onderscheiden, wien de jongen en wien het meisje toebehoorde. En zelfs naderhand is het ons niet
mogelijk geweest, deze zeldzame twijfeling weg te nemen; want er waren op dat tijdstip volstrekt geene andere getuigen bij de verlossing tegenwoordig geweest, dan wij alleen; de kinderen geleken bovendien veel naar elkander, daar wij niet alleen jaren lang zeer vertrouwde vrienden, maar ook nog in eenen verwijderden graad bloedverwanten waren; zoodat wij tot op dit oogenblik nog in het onzekere zijn. Wij besloten dus, toen wij, na het eindigen van den storm, bedaard over de zaak konden nadenken, beide kinderen als een gemeenschappelijk goed aan te merken, en kwamen overeen, ja beloofden elkander wederkeerig, deze beide uit den storm geredde panden als onze gezamenlijke kinderen aan te zien en op te voeden, en, als hunne neiging te eenigen tijde met onzen wensch mogt instemmen, hen met elkander te doen huwen. Te Amsterdam teruggekeerd, woonden wij bij elkander, voedden onze kinderen gemeenschappelijk op; en dit had ten gevolge, dat de gewenschte neiging voor elkaâr ontwaakte, en dat zij thans, juist op den negentienden gedenkdag dezer zeldzame gebeurtenis, voor u staan, om aangeteekend te worden.’ - De regters, evenzeer getroffen als verbaasd, vonden geene bedenking, deze jonge lieden in ondertrouw op te nemen.
Heeft ook misschien kotzebue de stof tot zijn blijspel: ‘Onze Frits,’ van dit geval ontleend?