| |
Scheikundige droom.
(Eene Voorlezing, gehouden bij het Natuur- en Scheikundig Genootschap te Groningen, door S.S.)
Op zekeren nacht werd ik door een' hevigen en geweldigen schok ijlings en met schrik ontwaakt; en, opziende, zag ik een bijzonder wezen voor mij staan, dat mij met vriendelijke, doch dringende gebaren noodigde, om hem te volgen; aan welk onverwacht verzoek ik mij intusschen, onder vele tegenbedenkingen en uitvlugten, allezins zocht te onttrekken.
Ik leerde echter weldra, dat al mijne magt in dezen ijdel was; want op zijnen wenk was spoedig mijne woning vaneengereten: muur en balk bezweken, en werden met een vreesselijk gekraak vaneengescheurd; terwijl het geheele dak, als eene zaadpluis in de lucht, ijlings wegvloog. Met dit mijn huis volgden al de overigen der geheele stad, terwijl derzelver puin door des aardrijks schoot oogenblikkelijk werd opgenomen. Een schoon, veelkleurig bloemtapijt verving nogtans de treurige overblijfsels dezer gruwzame verwoesting; een keurig boschje wenkte mij onder zijne schaduwvolle lommer, waar ik afgemat, aamechtig en troosteloos nederzeeg. Ach! dacht ik, wat is de tijd, wat zijn jaren, wat zijn eeuwen! Het geblaas van één wonderwezen rukt het werk van zoo vele eeuwen omver, begraaft de deugden en gebreken van duizenden in het niet, en vergruist met eene
| |
| |
woeste hand, hetgeen door duizenden niet hersteld of vergoed kan worden.
Mijn leidsman nam weldra mijne gepeinzen en overwegingen waar; en, terwijl hij mij met zijne vorige vriendelijkheid en met een' gematigden ernst naderde, sprak hij aldus: ‘Waarom ontzet gij u, stoute sterveling! over dit gebeurde? Waarom treft u deze kleine omzetting en verandering der dingen? Schrikt gij reeds, als slechts eenige stofdeelen van grondstoffen dooreen worden gemengd, omgezet en veranderd? Gij weet intusschen, dat alle verandering slechts daarin bestaat, en de natuur aan dezen eenvoudigen, doch vermogenden leiband gekluisterd is. Wat immers is vergruizing, vernietiging, dood en verwoesting? Slechts omzetting van deelen, van door uwe trotsche hand gewogene atomen! Gij berekent echter alles naar uwen menschelijken maatstaf, die als eene onzigtbare streep bij des aardbols lengte te vergelijken is. Ik zal u in de gelegenheid stellen, om een gedeelte van de grootheid der natuur te mogen aanschouwen, en u dus naar des aardbols uiterste eindpalen brengen, waar een tempel gegrondvest is, waarin alle kunsten en wetenschappen verzameld en tot den hoogstmogelijken trap van volkomenheid gebragt zijn. Wanneer gij dus lust en ijver voor deze wetenschappen hebt, dan volg mij oogenblikkelijk, zonder eenige bedenking.’
Door verlangen en nieuwsgierigheid geprikkeld, gaf ik een toestemmend antwoord; en eensklaps waren mijne vrees en bekommering verdwenen en uit mijn geheugen gewischt. Hij vormde daarop oogenblikkelijk, door eene kunstige ontleding van eenig water, eene zoo groote bel van waterstoflucht, die genoegzaam was, om het geheele bosch met deszelfs rivieren en beken op te voeren en naar boven te doen stijgen. Een van Tyrisch purper vervaardigde kostbare mantel omgaf, namelijk, zijne schouderen, en in denzelven waren met alle pracht ingeweven vele schitterende zink- en zilverplaten, die, op eene onbegrijpelijke wijze, een' aanhoudenden en overvloedigen stroom van galvanische stof ontwikkelden; terwijl, voor het overige, zijn geheel ligchaam met een' mikrochemischen en mikrophysischen toestel op eene schitterende wijze omgeven was. - Op voornoemd zwevend eiland dreven wij dan met het grootste gemak, en bij de schoonste luchtsgesteldheid, over des aardbols oppervlakte, met ongeloofelijke snelheid en gemakkelijkheid, henen. Het afwisse- | |
| |
lend schoone, waarmede mijne ziel en zinnen onophoudelijk bij dezen togt verrukt werden, laat zich niet beschrijven; want op zulk eenen afstand bleven wij gedurig van onzen aardbol verwijderd, dat wij overal de voorwerpen duidelijk genoeg konden onderscheiden, om het belangrijke daarvan te kunnen waarnemen. Na eenigen tijd werd echter de lucht, die tot nu toe altijd effen en helder geweest was, met eenige wolken en dampen geheel betrokken; felle hagelbuijen verpletterden alles in onzen omtrek, en geheele bergen van sneeuw stapelden zich rondom ons op. Eene matige koelte begon ons drijvend eiland in zijne vaart te versnellen, en weldra werd hetzelve door een' hevigen storm aan alle mogelijke gevaren blootgesteld. Een geweldig onweder en eene algemeene duisternis verzelden deze verwarring der natuur, zoodat alleen de gloeijende bliksems ons onzen weg kennelijk maakten. Al het purper der zon was uitgedoofd; het azuur van 's hemels
transen was in een akelig pikzwart veranderd, en de rozen, die, nog even te voren, over 's aardrijks oppervlakte, met goud gemengd, zoo verkwistend waren uitgestrooid, lagen verdord, ontkleurd en geheel miskend ter neder. In dezen neteligen toestand van zaken werd nu door mijnen leidsman een afleider aan onze wolk gehecht en bevestigd, die over ons geheel eiland werd heengeleid, en met een lang snoer tot aan den aardbol afhing. Stroomen vuurs ontlastten zich onophoudelijk van dit kolossale werktuig, en daalden tot op 's aardrijks oppervlakte in menigte neder; geheele brokken van ons eiland vielen weldra als vuurbollen naar beneden, ontploften aldaar onder het verschrikkelijkst gekraak en geratel, en ontstaken huizen, dorpen, ja geheele steden. De storm verhief zich ook eindelijk zoodanig, dat ik geheel verdoofd werd van het geloei des winds, en door de verschrikkelijke en schielijk op elkander volgende schokken bijna geheel onmagtig nederzeeg; want, tot volmaking van ons ongeluk, werd eindelijk ook een gedeelte van de groote keten des afleiders door den fellen wind vaneengescheurd, waardoor nu weldra de eerste naderende donderwolk ons met eene volkomene verwoesting bedreigde. Nu, in eene behoorlijke parachute gewikkeld, en voor den ons dreigenden val eenigzins gewapend, wachtte ik, met angstvalligheid en schrik, de ontwikkeling van dit dreigend onheil af. Spoedig hoorden wij ook eene verschrikkelijke uitbarsting, doordien de geheele bol met waterstoflucht eensklaps
| |
| |
was ontploft, het geheele eiland, met al wat daarop aardof nagelvast was, in een oogenblik geheel was vergruisd, en wij, na eenige minuten, bewusteloos op de aarde nedervielen.
Hoe verwonderd was ik intusschen, toen ik, van mijne bedwelming bekomen, mij, op eene gemakkelijke sopha, in eene vorstelijke zaal, met glans en luister omgeven, bevond! Een aantal bedienden en gesnedenen omringden, en gehoorzaamden op onze wenken, en boden ons de verfrisschendste en aangenaamste ververschingen aan; terwijl kostbare reukwerken op gouden en zilveren schotels verkwistend om ons werden gesprengd. Het was, alsof bovenaardsche wezens ons omringden, zoo vlug en snel sprong en danste en wentelde alles zich om ons heen; zoodat de wanden en zolders hunne vloeren schenen, en zij, als bovenaardsche gevleugelde wezens, in de lucht hunne woning hadden, of weder, als kruipende, voetelooze insekten, met snelle en bogtige bewegingen, over den grond als heenslopen, en aan denzelven gekluisterd schenen. Wat moeite ik echter deed, om te ontdekken, waar ik mij hier bevond, alles was te vergeefs. Niemand verstond en niemand antwoordde mij; tot dat er eindelijk, geheel toevallig, een heldere straal van licht voor mij opging. De kostbare meubelen, die alle in schoonheid, glans en waarde uitmuntten, waren op eene zekere smaakvolle wijze gemerkt, en pronkten met eene gebloemde letter S; en, waar de plaats derzelve dit toeliet, was er, met Grieksche letteren, bijgevoegd het woord ακροβκτος. Nu werd alles helder voor mijne benevelde zinnen, daar ik geen oogenblik meer twijfelde, of ik bevond mij in het huis of paleis van een' der beroemdste luchtklimmende kunstenaren, die met mijnen geleider in bijzondere vriendschappelijke betrekking scheen te staan. Ook hierin werd ik nader bevestigd, toen ik, naar buiten gebragt zijnde, aldaar eene dubbele koord gespannen zag, waarvan zich het einde voor mijn gezigt tot in de wolken verschool. Eene gemakkelijke en prachtige zegekar, met goudlaken en fluweel bedekt, rondom met afhangende schoone draperiën voorzien, en met glansrijk metaal en edele gesteenten verrijkt,
was nu gereed, om ons tot onze verdere reis te ontvangen; terwijl dezelve voorts, in één woord, alles bevatte, wat tot zulk eene luchtreis benoodigd was. Twee gevleugelde engelachtige serafs waren met gouden snoeren voor dezelve gespannen, en begonnen met ons hunnen onnavolgbaren hemeltogt. In be- | |
| |
koorlijke lokken golfden de lange vlechten haar om hunne schoone ranke halzen; terwijl zij hunne donsachtige zilverkleurige vleugels uitspreidden, en met aetherische ligtheid met hunnen last over de gespannene koorden henenvlogen. Het snelst zeilend schip stond bij onze vlugt als stil, en de vogelen des hemels schenen vruchteloos ons te willen vergezellen; pijlsnel, als een kogel, snorden wij door de lucht, en kliefden derzelver lagen zonder eenigen hinder, tot dat wij, aan het eind der koord, op het toppunt eens hoogen bergs gekomen waren, waar wij nogtans geenszins het einde onzer reis bereikt hadden, daar er nog een groote afstand was tusschen de plaats, waar wij ons nu bevonden, en die van onze verdere bestemming.
Ik zoude uw geduld misbruiken, zoo ik u verder wilde mededeelen, hoe wij nu, door behulp van eene geschikte glijdmachine, van het toppunt dezes bergs afdaalden tot in eene op honderden mijlen afstands verwijderde vallei. Door middel van dit werktuig was het, alsof wij in de diepte des aardrijks wegzonken, zoo snel doorkruisten wij al de slingeringen en afdeelingen dezes uitgestrekten bergs; en, ofschoon nog zoo even geheel rillende van de koude der bovenlucht, werden wij nu weder verschroeid door de loodlijnige stralen der zon, of den damp der kokende baden, die bij afwisseling ons omringden. Nu eens werden wij geheel overdekt met de asch van een' vuurspuwenden krater; dan eens was alles rondom als verdord en versteend; dan weder boden palmen, oranjes en citroenen ons hunne liefelijke geuren en vruchten aan, of verkwikte de zwellende druif of de geurige ananas ons op onzen weg; tot dat eindelijk, aan den rand van een' onafzienbaren oceaan, de meer vlakke grond aan onze nederstortende beweging een einde maakte.
Hier konden wij nu, of met een ons aangeboden kunstmatig houten paard, de acrobatische Pegasus genaamd, onze reis vervolgen; of liever, verzadigd van de luchtreizen, werd ons ook nu deze laatste togt te water aangeboden. Hoe verwonderd was ik echter, toen ik mij, in plaats van aan boord van een geregeld vaartuig, in eene gereedliggende ijzeren duikelaarsklok moest begeven! Het was even alsof ik in eene eenvoudige kloostercel werd opgesloten, en van alle gemeenschap der wereld scheen te zullen worden verstoken, daar eenvoudigheid en bekrompenheid (ook uit de geringe ruimte veroorzaakt) hier geene noodelooze sieraden toelieten. De
| |
| |
bewerktuiging van dit drijvend en op den bodem der zee voortrollend vaartuig kon ik, door de snelheid der vaart, niet genoegzaam ontdekken; ofschoon ik hier eene onophoudelijke werking van perspompen, in vereeniging met stoomkracht, meende te bespeuren. Zeldzaam was hier het gevoel in deze onderzeesche woning. Door millioenen ponden waters gedrukt, en in eene onmetelijke ruimte van deze vloeistof ingedompeld, hing ons geheel leven van een gering, nietsbeduidend klapvliesje af. Zoo even, vóór eenige oogenblikken, van de hoogte der hemelen tot in de diepte der zeeën nedergedaald, waren wij hier van alle zijden omgeven van eene mas waters, die bijna den halven aardbodem bespoelde. Terwijl ons dáár de fijnste en scherpste lucht en wolken ondersteunden, en wij door den arend met glinsterende oogen als zijne prooi vervolgd werden, bestormden hier de verschrikkelijkste haaijen en zeegedrogten met woede onze ijzeren kluis, of hinderden tallooze tamme trekvisschen ons in onze vreesselijk bruisende vaart.
Na dezen laatsten togt waren wij dan nu eindelijk den zoo lang gewenschten grond genaderd, waar ik den beloofden tempel aller kunsten en wetenschappen in al zijnen glans zoude aanschouwen. In deze schoone landstreek waren de schatten van al de gewesten des aardbols als in één punt bijeenverzameld en zamengedrongen. Noch verzengende hitte, noch verkleumende koude verdoofde hier den levensgeest; en al het bekoorlijke, dat men ooit van de rijkste en weligste streken van onzen aardbol of gezegd of geschreven of gezongen heeft, laat zich op dezelve in vollen nadruk toepassen. Om echter een volkomen denkbeeld der geheele natuur te verkrijgen, waren hier kunststreken aangelegd, waar men en de koude en de voortbrengsels der aspunten, en de hitte en de schatten van de middagslijn ontdekken kon.
Naauwelijks aan land stappende, lieten zich duizenden van AEolus-harpen in deze schoone landstreek hooren, waarvan de roerende toonen door den afhangenden berg duizendvoudig werden gewijzigd en teruggekaatst. De schoonste harmoniën verspreidden zich of in het teederste melodieuze geluid, of verhieven zich tot donderende orkaanstemmen, die door een vreesselijk bazuin- en trompetgeschal vergezeld en als verdubbeld werden. Nu eens was het, alsof al de filomeelen des hemels een kunstig concert aanregtten, en ieder zich bij beurten in een nimmer na te bootsen solo hooren deed; dan hoor- | |
| |
de men de zoete toonen der liefde als smachtende wegzinken; dan weder scheen het, alsof moed en dapperheid de geheele schepping aanvuurde, en alles met blijdschap en geestdrift doordrong. Ja, nu eens was het, of er eene nieuwe aarde geschapen werd; dan, of dezelve geheel, op hare aspunten wanhopig rondgeslingerd en verpletterd, in het niet weggeworpen werd. En nogtans zag ik nergens eenige kunstwerktuigen, noch derzelver beoefenaars; waartoe intusschen een grooter getal noodig was, dan al de hoofdsteden van het toonkunstlievend Europa verzameien konden. Alles was slechts het uitwerksel van den wil en, zoo als hij het noemde, het psycho-magnetisch vermogen van mijnen geleider. Hij strekte slechts zijne hand uit over de oppervlakte van den grond, waar wij ons bevonden, en alles gaf terstond geluid, toon en maat; met sterke donderslagen trilde de berg onder onze voeten, en begon het statige mestoso, door al de omringende voorwerpen, plant en bloem en dier, ondersteund; als uit de oppervlakte der aarde welden de schoonste toonen op, en zelfs het klanklooze water gaf door zijn gemurmel en geklots een dof geluid, hetgeen met eene zachte pedaalstem de scherpte der andere toonen verstompte: een enkele magnetische wenk van hem deed echter alles ijlings zwijgen, of de stemmen zacht versmoren. Om mij van dit zijn vermogen nog zoo veel te beter te overtuigen, liet hij, tot een
voorbeeld, eene stil bloeijende roos een verrukkend liefdeslied aanheffen; het stille vergeet-mij-niet deed zich in eene klagelijke herders-andante hooren; daar hij den stouten eik brullen deed als eenen getergden leeuw, terwijl deszelfs kruin den verbaasden grond zweepte. Niet alleen dit: eene enkele zaadkorrel wierp hij in de aarde; op zijnen wenk en door zijne beweging ontsproot zij voor ons gezigt uit dezelve, ontwikkelde schoone bloemknoppen, die weldra vervangen werden door de schoonste en geurigste vruchten; ja, een verschijnsel, waarmede de natuur, in hare gewone werkingen, zich onder eene lange reeks van zonnewentelingen als afmartelt, werd hier, door dit vermogen, in den tijd van eenige zonneflikkeringen tot stand gebragt.
Ik zal u echter niet langer bezig houden met al het schoone en verrukkelijke, hetgeen ik op deze wandeling waarnam; maar mij nu liever bepalen bij de verschijnselen en voorwerpen, die ons de nu genaderde tempel aanbood. Al had ik de scherpzinnigheid, het geheugen, de vindingskracht en het
| |
| |
oordeel van al de dichters der oudere en nieuwere tijden; al kon ik mijne gedachten met het penseel van eenen Raphaël schilderen, zoo ware ik toch niet in staat, om naar waarde dit kunststuk der natuur af te schetsen. Uit duizenden van lanen, met alle gewassen des aardbols beplant en voorzien, nadert men, als in één middelpunt, dit trotsch, op eenen berg verheven en verblindend schoon paleis. Door het schoonste kristallijnen water omgeven, verheft het zich met flerheid uit dit vochtig element. Met honderd stoute poorten voorzien, geeft het, over zoo vele bruggen, gelegenheid, om tot hetzelve in te gaan. Al deze poorten zijn geopend, alle bruggen nedergelaten, en om strijd zoekt men tot dezelve in te gaan; en, hoe groot ook de aandrang en de menigte mogen zijn, alle worden daarin weldra opgenomen en ontvangen. Honderd frontespicen ontdekten zich hier aan het oog, die alle vereenigd waren met een half kogelrond dak, hetwelk zich tot een' schoonen, zich in de wolken verbergenden toren verhief. Duizenden kolommen van agaat, jaspis, graniet of bazalt ondersteunden een verwelfd gedeelte, hetgeen den tempel rondom omgaf, waarvan tot iedere poort, niet alleen zoo vele steensoorten, maar ook bijzondere vormen en bouworden gekozen waren; zoodat ieder afstand van poort tot poort een' nieuwen tempel in bijzonderen glans en volmaaktheid daarstelde. Op de muren van dezelve was, op de voorzijde, met groote gouden letteren ingegriffeld, aan welke wetenschap of kunst deze afdeelingen bijzonder waren toegewijd; en weldra ontdekte ik, onder deze, eene, met vlammende letters het woord chemia ten opschrift hebbende; en, daar deze mij het meeste belang inboezemde, trad ik terstond derzelver schoone poorten in. Binnentredende in het verbazend groote voorhof van dezen tempel, vond ik daar, in de schoonste orde, de prachtigste standbeelden van het witste marmer opgerigt en als in het ronde geschaard, waaronder ik de beroemdste
scheikundigen van de oudste tijden meende te herkennen, die, alle met lauwerkransen en onsterfelijke eereteekenen omgeven, door hunne vlijt en grooten ijver, tot den algemeenen opbouw dezes tempels het hunne hadden toegebragt. Van dit voorhof kon men nu tot verschillende zalen ingaan, die alles bevatteden, wat de kunst in hare grootheid en pracht ontwikkelen kan.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|