| |
Waarnemingen, betreffende de hydrops activus of calidus, in hare onderscheidene soorten.
(Vervolg en slot van bl. 270.)
Op den 17den Febr. dezes jaars werd mijne hulp, des avonds laat, verzocht bij de dochter van C.A.V. Dit meisje, oud 12 jaar, had, 8 à 14 dagen te voren, het roodvonk doorgestaan, doch was uit hetzelve ongesteld gebleven; bestaande deze ongesteldheid in eene ligte oedemateuze zwelling des ligchaams, gepaard met gebrek aan eetlust en ontlasting. Zachte resolventia, water met laxantia, hadden dezen toestand, zoo 't scheen, veel verbeterd. Op 't alleronverwachtst, echter, had dit meisje des avonds over benaauwde ademhaling begonnen te klagen, waarna allengskens aangezigt en armen begonnen te zwellen, hoe meer de ademhaling benaauwd werd, terwijl ook nog brakingen van eene groenachtige stoffe volgden. De pols was zeer onregelmatig, nu eens onderdrukt, dan weêr eenigzins duidelijker snaarachtig, en de urin, die des ochtends bij mijn bezoek lichtgeel gekleurd was, was nu troebel en als met bloed gemengd, vertoonende onderscheidene stippen. Hoezeer hier ook door mij een status inflammatorius vermoed werd, kon ik echter niet tot de ontlasting van bloed, 't zij door 't laneet, 't
| |
| |
zij door bloedzuigers, besluiten, daar dit meisje zeer zwak en steeds ziekelijk was. Ik vergenoegde mij derhalve vooreerst met de applicatie van, in besten wijnazijn gedoopte, doeken op de borst, sinapismen aan de voeten, vesicatoria aan de beenen en een tusschen de schouderbladen, en met de toediening van het volgend drankje:
℞ Extr. tarax. ℥β.
Syr. altheae ℥i.
Nitri depur. Ʒβ.
Sulphur. aur. ant. gr. vj.
Aq. comm. ℥iv.
M.
S. Om 't uur een lepel.
Des anderen daags ochtends was ik over den toestand mijner zieke verwonderd. Alle de toevallen waren merkelijk gebeterd. Ik ben derhalve op dezelfde wijze voortgegaan. Daar er echter de volgende dagen eenig gebrek aan ophoesting en een verzwakte staat der longen aanwezig scheen te zijn, ook de tong muceus beslagen en de pols klein was, gaf ik een decoct. r. seneg., met dat gelukkig gevolg, dat mijne lijderesse spoedig herstelde.
In 't begin dezes jaars verzocht zekere gehuwde vrouw mijn gevoelen over haren toestand, en of zij waarlijk zwanger was, dan niet. Zij verhaalde mij, dat zij, bijna 6 maanden geleden, op het tijdstip der menstruatie, zeer verschrikt was; dat daarop de menses waren opgehouden, en zij dezelve niet meer vernomen had; dat zij pijn in de lenden, in den buik, en bijzonder in het hartekuiltje allengskens bespeurd had, en dat hare beenen, van onderen op, waren gaan zwellen, terwijl haar eetlust geheel was verdwenen. Haar onderzoekende, vond ik ook de geheele onderste ledematen gezwollen en den buik zeer gespannen, welke spanning of zwelling zich bij eene ligging op den rug meer in de zijden bepaalde. Bij deze zelfde ligging ontdekte ik geenszins de ronde gedaante van
| |
| |
den uterus, gerekend naar eene zesmaandsche zwangerheid, maar wel eene vochtgolving, en bijzonder in regione egigastrica eenige hardheid en meerdere opgezetheid. De ademhaling was benaauwd; de weinig genotene spijzen veroorzaakten een gevoel van drukking, en des morgens had er veeltijds eenige braking plaats. De pols was geregeld, maar langzaam en een weinig hard; de kleur der huid bleekvuil; de urin weinig in kwantiteit, en in kwaliteit en kleur zeer verschillend, nu eens helder, dan eens troebel, meestal naar oud bier gelijkende, zoo als ze mij verhaalde, en de foeces, hoewel zeer weinig, waren hard en meestal licht van kleur. Dat hier eene buikwaterzucht en geen e zwangerheid plaats had, was bij mij zeker; onzekerder echter, hoe in dit delicaat geval te handelen. De cessatio menstruorum als oorzaak aangenomen, was dezelve ex plethora ontstaan, door eene congestio en daardoor veroorzaakte abstructio in hepate, en scheen mij vele overeenkomst te hebben met die soort van hydrops, welke de vrouwen bij het natuurlijk ophouden der menstruatie somtijds overvalt. Deze hydrops was derhalve calidus, voorzeker bij derzelver aanvang; maar had dezelve nu niet te lang geduurd, en was niet de active toestand der lever in een' passiven veranderd? Ik aarzelde daarom ook, om dadelijk tot eene aderlating over te gaan, en gaf een mixtura resolvens, laxans. Dit werd door haar, met eenige veranderingen, nu eens namelijk meer drastisch, dan eens meer diuretisch, gedurende 14 dagen, gebruikt. Dan, na dit tijdsverloop, den toestand wel niet verergerd, maar ook vooral niet verbeterd vindende, besloot ik tot eene meer active geneeswijze. Bespeurende, dat zoogenaamde medicamenta calida doorgaans slecht verdragen
werden, er toch steeds eene zeke re hardheid in den pols aanwezig en de urin hooggekleurd bleef, en dat integendeel antiphlogistische dranken en medicamenten haar zeer wel bevielen, ging ik tot eene aderlating, op den voet, over. Deze gaf haar een groot gevoel van verligting; en des avonds reeds zeide zij mij, min- | |
| |
der gespannen van buik te zijn, vooral omtrent het hartekuiltje. Ik gaf:
℞ Extr. tarax. ℥β.
Nitri depur. Ʒi.
Sulph. aur. ant. gr. vj.
Syr. altheae ℥i.
Aq. comm. ℥iv.
M.
S. Om de 2 uren 2 lepels.
Met opzet had ik alleen dit resolverend drankje gegeven, zonder bijvoeging van purgantia en diuretica. Dan, het was voldoende: er kwam eene ontlasting van dunne waterachtige stoffen per anum, en de waterlozing ging ook veel sterker, zijnde de urin zelve veel lichter van kleur. Dit drankje werd 4 dagen door gebruikt, wanneer ik het op de volgende manier veranderde, na vooraf nog, geleerd door het nut der eerste aderlating, en overtuigd van het aanwezen van een' activen staat, door de wel verminderde, maar nog eenigzins aanwezige hardheid van den pols, eene aderlating op den voet in 't werk gesteld te hebben:
℞ Fol. Sennoe ℥β.
Inf. col. ℥vj. add.
Extr. gramin.
Liq. terr. fol. tart. ā ℥β.
Tartar. emet. gr. 1.
M.
S. Om 't uur een kopje.
Groot was de verandering, die nu te weeg gebragt was. Ruime ontlastingen, zoo van foeces als van urin, volgden deze geneeswijze op, zoodat zigtbaar de buik dunner werd, de eetlust wederkeerde, en mijne patiënte, hoewel zwak, zich echter veel opgeruimder gevoelde. Eindelijk liet ik nog de digitalis gebruiken, tot dat de buik geheel natuurlijk van dikte was, en mijne patiënte
| |
| |
niets dan ware zwakte naar vezel en levenskracht mankeerde, om welke te herstellen ik haar, met oogmerk om tevens op den uterus te werken, pillen uit ass. foetid. ferr. pulver. lign. quass. met extr. trif. fibr. gaf, met deze gelukkige uitwerking, dat, in vier à vijf weken, mijne zieke hersteld kon gerekend worden. Tot nog toe bevindt zij zich zeer wel, en heeft, bijna twee maanden daarna, het gebruik der pillen, van tijd tot tijd, nog continuérende, hare menses wederbekomen.
Hoezeer in deze gevallen van hydrops, na het roodvonk, de bloedontlastingen, en, met één woord, de apparatus antiphlogisticus, van eene zeer goede uitwerking waren, zoude men echter zeer verkeerd doen, dezelve steeds als van eenen inflammatoiren aard te beschouwen. Dezelve toch kan ook evenzeer van eene spasmodieke aandoening haren oorsprong ontleenen. Veel zal waarschijnlijk ook hier van den aard der Epidemie afhangen. In de laatst door mij behandelde was de opvolgende hydrops op scarlatina zeer algemeen; en, eenige jaren geleden ook zeer vele kinderen aan 't roodvonk behandelende, zag ik dezelve slechts bij eenen jongen van acht à negen jaren oud. Toen nogtans was deze waterzucht geenszins ontstekingachtig. In dit geval immers was de huid koud, droog en vast, de urin, hoewel spaarzaam, zeer helder, de tong droog, de pols klein, ingetrokken, frequent, en er had eene anxietas praecordiorum plaats. Deze jongen, wiens huid naauwelijks was afgeschilferd, had zich onvoorzigtig aan koude blootgesteld, en was spoedig daarna oedemateus gezwollen geworden. Hier scheen mij meer eene belette uitwaseming door spasmus in de fijnste vaten plaats te hebben, welke spoedig diende hersteld te worden, en ook werd, door het volgende:
℞ Flor. cham. rom. ℥j.
Inf. col. ℥vj add.
Pulv. Doveri gr. xii.
Spir. minder. ℥i.
Extr. gram. ℥β.
Sulph. aur. ant. gr. vj.
M.
S. Om 't uur een half theekopje laauw.
Algemeen heeft men den aeth. sulphur. tot hoofdwassching
| |
| |
in hydrocephalus aangeprezen, en deszelfs werking uit de vervlugtiging verklaard: zoude dezelve echter niet meer bijzonder in het laatste tijdperk, en de acetum vini in het eerste zijn aangewezen?
De meening van hufeland, dat de merc. dulc. geen antiphlogisticum is, zien wij ook hier wederom eenigzins bevestigd; gelijk ook de waarneming van formey, nader door corndet en hard bepaald, ten aanzien der urin, bij hydrocephalici.
Gewigtig is ook de aanmerking van bricheteau, dat men, ten aanzien der voorzegging in hydrops ventriculorum cerebri, niet te voorzigtig kan zijn, alzoo de toevallen dikwijls verminderen, en de zieke hersteld schijnt, zonder in waarheid genezen te zijn. |
|