| |
Berigten omtrent de nieuwe inrigting van de zwavelbron en baden te Bentheim.
Door E.J. Thomassen a Thuessink.
Ik gaf in het jaar 1815 in dit geacht Tijdschrift een kort berigt van de vergetene en geheel verwaarloosde bron in het Bentheimer woud, en toonde het nut en gebruik, hetwelk men daarvan konde maken, wanneer dezelve behoorlijk werd ingerigt. Ik gaf te dien einde niet alleen eene scheikundige ontleding van dit water; maar gaf ook op, hetgeen, reeds in het begin der voorgaande eeuw, de Geneesheer cohausen en naderhand de Heer schutte van dit water gezien en ondervonden had- | |
| |
den. Ik kan thans het genoegen hebben, onzen Nederlandsche medeburgers aan te kondigen, dat de regerende Vorst van Bentheim, daartoe door de Geneesheeren aangezocht, niet alleen aan den wensch voldaan heeft, om deze weldadige bron bruikbaar te maken; maar dat Z.D.H. zelfs verre dien wensch heeft overtroffen, en met zeer veel kosten zulke inrigtingen heeft gemaakt, dat ik gerust durf zeggen, dat daaraan niet alleen niets ontbreekt, maar dat het met de beste Badïnrigtingen van Duitschland kan wedijveren.
Reeds vóór vier jaren is men begonnen met de bron beter in te vatten, en eene kom zoodanig met metselwerk te voorzien, dat het water, daarin verzameld wordende, niet konde wegloopen. Uit deze kom wordt nu het water in een daarboven geplaatst groot vat gepompt, en van daar door buizen naar de baden geleid. Z.D.H. heeft vervolgens digt bij de bron een aanzienlijk gebouw getimmerd, hetwelk een aantal baden, eene groote eetzaal en twee vertrekken beneden, en op de tweede verdieping ruime logeerkamers voor de badgasten bevatte. Dan, daar de badkamers wat klein waren uitgevallen, is er, vóór twee jaren, nevens het voorgaande, een vrij ruimer gebouw, mede van twee verdiepingen, bijgevoegd, hetwelk, zoo ik meene, elf baden, in zoo vele volkomen van elkander afgescheidene vertrekken, bevat. Deze baden zijn ruim, ovaal, en van geslepen' Bentheimer steen in den grond gemetseld, zoodat men daarin met trappen afklimt. Twee pijpen, met kranen voorzien, leiden heet en koud water in het bad, hetwelk dus naar het voorschrift kan getemperd worden. Beneden is eene kraan aangebragt, waardoor het water uit het bad kan ontlast worden. Aan de linkerzijde zijn twee groote ketels, waarin het water gewarmd en door buizen naar de baden gevoerd wordt. Behalve deze baden, zijn er ook werktuigen, om het water door zoogenaamde douches plaatselijk aan te brengen. Een badmeester en verscheidene bedienden verzorgen deze baden. In dit badhuis zijn zoo wel beneden, als boven, over het geheele
| |
| |
huis, verscheidene zalen en logeerkamers voor de zieken. De inrigting ter verzorging derzelven is allezins net, zindelijk en gemakkelijk; alle vertrekken zijn ruim, luchtig en vrolijk, en hebben schoone uitzigten in het woud; alle zijn ze behangen, met stookplaatsen voorzien, gestukadoord. De meubels zijn alle geheel nieuw; stoelen, tafels, commodes, ledekanten van mahonijhout; voorts lusters, kroonen, spiegels naar den eersten smaak. Er wordt eene publieke tafel gehouden, die zeer wel voorzien is; alle soorten van wijnen, koffij, thee, chocolade enz. zijn hier voor vaste en matige prijzen te bekomen. In een afzonderlijk gebouw zijn stallen en remises voor paarden en rijtuigen gemaakt. Men heeft echter de wijze inrigting verordend, dat men alleen die genen huisvest, die de bron gebruiken, ten einde de zieken niet door reizigers en nieuwsgierigen te veel te ontrusten. De bron is in het midden van het woud gelegen, omtrent tien minuten van het vlek Bentheim. De Vorst heeft eene fraaije chaussée, derwaarts leidende, aangelegd, aan wederzijden met een wandelpad voorzien. Voor het overige is het bosch overal met nette en welonderhoudene allées en wandelpaden doorsneden, zoodat men door de hooge en statige boomen overal voor den wind en de zon beschut is.
Voor die genen, welke niet aan het bad willen logeren, is overal gelegenheid om kamers bij de burgers in Bentheim zelve te krijgen. De Heer Apotheker drees heeft te dien einde ook eenige kamers in zijn huis afgezonderd.
De zieken worden verzorgd door den bezoldigden geschikten Badärts, den Heer plagge, die in het badhuis zelve woont. De Heer Ambtsphysicus ruhfuss, die in Bentheim woont, bezorgt ook die zieken, welke van zijnen dienst gelieven gebruik te maken. De geneesmiddelen, welke noodig kunnen zijn, worden bezorgd door den Apotheker drees, die eene zeer wel voorziene geprivilegeerde Apotheek houdt.
Deze algemeene beschrijving, welke ik alleen uit hetgeen ik verleden zomer gezien heb, uit mijne gedachten
| |
| |
heb opgemaakt, zal genoegzaam zijn, om een ieder te overtuigen, dat men hier veilig alles kan verwachten, wat men in een welingerigt bad kan vorderen. Ja, ik moet volmondig bekennen, en niet alleen ik, maar alle andere mij bekende Geneesheeren, die hetzelve bezocht hebben, dat het bad onze verwachting verre overtroffen heeft.
In het voorgaand stukje heb ik over de uitwerking en het gebruik van de Bentheimer bron gesproken, en de ziekten opgegeven, waarin dezelve, volgens de oudere waarnemingen van cohausen en schutte, van eene goede uitwerking geweest is; en, daar het in allen opzigte met het water van Nendorf overeenkomt, heb ik tevens aangeteekend, in welke ziekten ik daarvan dienst verwachtte.
Men is reeds vóór twee zomers begonnen deze bron te bezigen, en de uitwerkingen daarvan waren reeds toen zoo voldoende, dat zeer vele zieken hunne volkomene herstelling verkregen hebben. Dit maakte dan ook, dat er reeds in het verleden jaar een groote toeloop tot dit bad was; wanneer, niettegenstaande den zeer ongunstigen zomer, deze bron wederom alle verwachting overtroffen heeft.
Ik heb van alle kanten, niet alleen uit deze Provincie, maar ook uit Overijssel, Vriesland, Holland, Munsterland, enz. berigten vernomen, vooral van verouderde uitslagen, jichtpijnen enz., welke hier genezen zijn; dan, daar ik geene naauwkeurige en bepaalde bijzonderheden daarvan heb kunnen verzamelen, moet ik mij vergenoegen met eenige weinige, echter niet minder belangrijke gevallen, welke mij door den Bronärts, den Heer plagge, op verzoek en met goedvinden van Z.D.H. den Vorst van Bentheim, ter gemeenmaking zijn medegedeeld. Ik zal dezelve dan ook woordelijk, zoo als ik die ontvangen heb, mededeelen.
‘Uitmuntend krachtig toont zich deze zwavelbron in de genezing van alle soorten van huidziekten, als b.v. dauwworm, ringworm (herpes) enz., van welke kracht
| |
| |
wij hier eenige voorbeelden tot staving zullen mededeelen.
I. Een ongehuwd Heer van omtrent 38 jaren leed, door erfelijke dispositie, periodiek bijkans alle zeven jaren, van zijne jeugd af aan, zeer veel door eene over het geheele ligchaam uitgebreide huidziekte (herpes universalis humidus.) Op dat oogenblik leed hij aan deze walgelijke en moeijelijke ziekte op nieuw sedert 1817, en was door dezelve bij zijne komst aan de bron in zulk eene hooge mate aangetast, dat alleen het aangezigt, de binnenste vlakte der handen, en het platte der voeten, vrij van uitslag waren. Reeds in 1818 had hij, doch zonder gevolg, het zeebad te Norderney gebruikt. Intusschen werd deze lijder, zonder gebruik van eenig ander geneesmiddel, alleen door de zwavelbaden, vereenigd met het drinken van het zwavelwater, binnen den tijd van zeven weken, volkomen hersteld.
II. Eene gehuwde Dame, 35 jaren oud, had, sedert bijna tien jaren, aan beide handen een' zeer sterken vochtigen uitslag (herpes humidus), verzeld van brandende pijnen, eene ondragelijke hette en walgelijken stank, waardoor zij onbegrijpelijk veel leed, en waartegen de geheele schat der meest beproefde geneesmiddelen geheel vruchteloos was aangewend. In den zomer van 1820 bediende zij zich van de zwavelbaden te Bentheim, en werd binnen den tijd van vijf weken door dezelve genezen. Er vertoonden zich wel op nieuw sporen der ziekte, in het voorjaar des volgenden jaars, voornamelijk tusschen de vingeren, doch in eene zeer geringe mate, en deze verdwenen ook zeer spoedig geheelenal door het gebruik der baden.
III. Een jong mensch van 21 jaren was van zijne jeugd af aan geplaagd geweest door een' droogen ringworm in het geheele aangezigt. Reeds vroeger had hij de baden te Aken tegen dit ongemak, doch zonder vrucht, aangewend. Ook deze lijder is bijkans geheel genezen geworden, nadat hij drie achtereenvolgende zomers de baden te Bentheim gebruikt heeft.
| |
| |
IV. Nog een Heer van omtrent 26 jaren, aan de zoogenaamde mentagra laborerende, werd door het gebruiken der Bentheimsche baden zoo volkomen hersteld, dat men, toen hij in dit jaar met een dankbaar gevoel aan de bron zijner genezing was teruggekeerd, geen het minste spoor dezer walgelijke ziekte bij hem meer bespeurde.
Dit zij genoeg om te bewijzen, dat de natuurlijke zwavelbaden tegen alle soorten van huidziekten (?) een geneesmiddel opleveren, hetwelk noch door kunstbaden, noch door eenig ander geneesmiddel kan vervangen worden.
Ten bewijze van de genezing der jicht- en rheumatieke pijnen, door deze baden, zullen wij hier geene bijzondere gevallen mededeelen, omdat elk te veel bijzonderheden heeft, te wijdloopig, en te weinig belangrijk is. Het zij derhalve hier genoeg, dat ook tegen deze ziekten de Bentheimsche baden hunne genezende kracht bewezen hebben; wegens het ongunstige, koude en regenachtige weêr, echter, minder in dit jaar, dan in het vorige. Voor soortgelijke zieken zijn de warmste en droogste maanden, als Julij en Augustus, tot het gebruiken der baden het meest dienstig. Niet minder noodzakelijk voor hunne genezing is, zoo wel het stiptelijk houden der hun voorgeschrevene geneeswijze, als vooral ook het logeren in het badhuis zelve, waardoor zij van vele ongerijfelijkheden bevrijd zijn, en het nut der baden duurzaam werkt.
Zoo wel in dit, als in het vorige jaar, kwam een niet gering aantal zieken met verlamde ledematen bij de baden te Bentheim hulp zoeken, waarvan de meesten of geheel genezen of aanmerkelijk gebeterd dezelve verlaten hebben. Het merkwaardigste voorbeeld eener dusdanige genezing leverde eene jonge Jufvrouw op.
Reeds sedert vijf jaren was zij, na eene zware zenuwkoorts, met hevige stuipen vergezeld, aan de geheele linkerzijde verlamd geweest, en werd echter door het gebruik der baden in twee zomers zoo volkomen her- | |
| |
steld, dat ook niet het minste blijk der ziekte bij haar te vinden was.
Een ander Heer uit Holland, 21 jaren oud, had het ongeluk, op beide ooren het gehoor te verliezen. Te Utrecht gebruikte hij tegen dit ongemak het galvanismus, gedurende welke behandeling hij op het onverwachtst door sterke stuipen, die zich dikwijls herhaalden, werd aangetast, waardoor hij eindelijk ook het gezigt verloor, tegelijk met het gebruik zijner beide beenen. Deze allerongelukkigste toestand week, wel is waar, eenigzins voor het aanwenden van versterkende geneesmiddelen en aromatieke baden, zoodat hij weêr tamelijk zien en het regterbeen bewegen konde, doch het linkerbeen bleef geheel verlamd. In dezen toestand kwam hij te Bentheim aan, en verliet geheel genezen de bron, na 39 baden gebruikt te hebben.’
Groningen, den 1 Mei 1822. |
|