| |
| |
| |
Nieuw alphabet van en voor den opmerker.
| |
B.
Besturen. De kracht, die het schip beweegt, komt van den stuurman niet: deze behoeft slechts aan het roer te blijven. Zoo is 't ook met het Staatsbestuur. De Vorsten, die dit anders begrijpen, het roer verlaten, en op de plecht gaan staan, om winden en zee te bevelen, zullen geen land bezeilen. |
Beter. Van iets, dat minder slecht is, zegge men nimmer, dat het beter is. Tegen goed, beter en volmaakt, staan kwaad, slechter en onherstelbaar over. De wortel van het betere is altijd het goede; maar het kwaad, dat sluimert, of nog niet volkomen ontwikkeld is, heeft daarom met het goede nog niets gemeen, en is het betere niet. Die zedelijke botanist is regt verdienstelijk, welke deze twee zoo zeer naar elkander zweemende, doch zoo geheel ongelijkslachtige kruiden wèl te onderscheiden weet. De scheidslijn tusschen goed en kwaad kan toch niet te scherp getrokken worden; want als de benamingen zich eenmaal verbroederen, doen de begrippen dit ligt mede. |
Betoog. Die voor 't verstand iets betoogd heeft, is nog maar in 't bezit van de voorstad; hij moet ook de vesting, het hart, winnen. |
Bezuiniging. Is soms niet meer dan eene belasting, geheven, a. in eene Huishouding, op het zuivel der dienstboden, b. in eenen Staat, op het brood der behoeftigen. Doch in beide gevallen varen er alleen de katten en honden wèl bij. Die op de regte wijze bezuinigen wil, moet ontwortelen, en niet maar enkel besnoeijen. |
Bidden. Geheel iets anders dan de uitdrukking onzer begeerte, om datgene te erlangen, wat wij meenen noodig te hebben. 't Is veelmeer het moduleren onzer begeerten naar den maatstaf des Goddelijken wils. Dit met dien wil instemt, bidt altijd goed, en kan zeker zijn, verhoord te zullen worden. |
Bij. Haar werk is als dat der Natuur; eenparig, onafgebroken, volkomen. Men waagt het, te bepalen, door wat kracht de hemelbollen bewegen; maar niet, door welke de bijen werken. |
Bijbel. De inhoud des Bijbels is als een standbeeld, dat
|
| |
| |
tot eerbied en bewondering dwingt. Het voetstuk staat ruw daar, door den beitel der kunst onaangeroerd. Het ligchaam is geheel omsluijerd, en de sterke plooijen dalen neder tot de voeten, zonder het beloop en de evenredigheid der ligchaamsdeelen geheel te verbergen. Het aangezigt-alleen is ontdekt, en geheel uitdrukking van waarheid, deugd en schoonheid. Wijsheid zetelt op de lippen, heiligheid zweeft om den schedel, en de hemel blikt uit de oogen. |
Bijdragen. Duizenden zijn in staat, om bijdragen te leveren tot bevordering van kennis en gelukzaligheid; maar slechts weinigen is het vergund, van die bijdragen een geheel op te trekken. Het ontbreekt in de zedelijke wereld niet aan Opperlieden, maar wel aan Metselaars. |
Bijgeloof. Wigchelroede, die, even als die van Circe, de menschen in zwijnen en wolven verandert. De vraag: welke van beiden, Bijgeloof of Ongeloof, nadeeliger is, staat gelijk met die: of het beter zij, op stelten, dan op de handen te loopen. Die op stelten loopt, kan al ligt op het denkbeeld komen, dat zonder stelten geen gaan mogelijk zij, en ze worden hem eindelijk behoefte; doch die op de handen loopt, komt, vroeg of laat, weder op zijne beenen te huis. |
Blaauw. Kleur, welke de ziel met de zoetste gewaarwording vervult, omdat zij het akelige zwart der oneindigheid voor onzen aanblik terug doet wijken. |
Bliksem. Doodend en bezielend, onweêrstaanbaar en beslissend, in de stoffelijke natuur; nog meer, in de zedelijke wereld, blikken. |
Bloemen. De losse dichtstukjes der bekwame dichteresse Natuur. Men zie haar de kunst af, en geve hetzelfde maar eenmaal, en telkens weder wat anders, dat volstrekt iets anders is: bevalligheden, oneindig in verscheidenheid. |
Boeken. Om een' druppel spiritus toe te dienen, giet men dien vooraf in eene groote tobbe waters. Zoo moet men, zijn geheele leven door, aanhoudend volle kroezen zwelgen, om slechts een' vingerhoed geestrijk vocht binnen te krijgen. |
Boer. Mensch, welke zijne donkere zijde naar den stedeling toekeert, en dien men enkel daarom als eene koude, duistere en onvruchtbare dwaalster beschouwt. |
Budget. Middel om de tering naar de nering te zetten - op het papier. |
Burgemeester. Zoo niet het hoofd der Burgerij, (als or- |
| |
| |
gaan, door 't welk waargenomen, gedacht en gehandeld wordt) dan ten minste aan het hoofd der Burgerij, zoo als b.v. eene trekpleister of slaapmuts. |
Burger. Men spreekt van hemel-, wereld-, staats- en stads-burgers. Hoe wijder de kring wordt, hoe minder het beteekent. De beste burgers, ook voor stad en staat, zijn de huis-burgers, hoezeer men het woord niet heeft. |
|
|