| |
Waarnemingen, betreffende de hydrops activus of calidus, in hare onderscheidene soorten.
(Vervolg van bl. 216.)
Op ... dezes jaars werd ik verzocht te komen bij het dochtertje van N.N. Dit meisje, oud 3 jaar, met een vooruitstekend voorhoofd, donkerbruinen oogöpslag, in één woord, met het door corndet en anderen zoo fraai beschrevene hydrocephalische aanzien, en met een zeer vlug verstand begaafd, lag aan zeer sterke stuipen, met brakingen vergezeld, terwijl het bij tusschenpoozen: ‘o mij! o mijn hoofdje!’ uitriep, de handen naar het hoofdje slaande. Twee dagen te voren had dit kindje begonnen te klagen, en, ofschoon het zeer goed loopen konde, tel- | |
| |
kens gestruikeld. Ook trok de urin, die toevallig bewaard was, mijne aandacht, als zijnde melkachtig, met kleine roodachtige stipjes. - Hoezeer ik dadelijk, ook bij dit volbloedige kind, tot eene bloedöntlasting wilde overgaan, (het geval toch scheen mij toe, tot de hydrops ventriculorum cerebri te behooren, welke meestal in den aanvang, en wel bijzonder hier, uit eene congestio activa geboren wordt) moest ik mij, op dit oogenblik, alleen met de koude applicatie van wijnäzijn op het hoofd vergenoegen. Dit had evenwel eene zeer goede uitwerking, alzoo de voornaamste toevallen, ofschoon het kindje nog bleef klagen, spoedig bedaarden. Te gelijk liet ik poeders uit merc. dulc. gebruiken, in die mate zelfs, dat er ruime ontlasting volgde. Ofschoon de bedaring der toevallen, den volgenden dag, nog bijna dezelfde was, zoo was er echter in 't wezen der ziekte weinig verandering gekomen. Nu appliceerde ik een' bloedzuiger aan iederen slaap des hoofds. Eene matige bloedöntlasting werd hierdoor veroorzaakt, en het kindje was bedaarder geworden, toonende ook meer tegenwoordigheid van geest. Inwendig diende ik vervolgens een infus. fol. sennae met extr. gram., een weinig nitrum en tart. emet. toe. Des avonds van
dezen dag had er veel ontlasting plaats gehad, en het kindje was redelijk welvarende. Den derden dag der ziekte meerdere bedwelming bespeurende, met een' meer langzamen en volleren pols, en, over 't geheel, meerder zwaktegevoel als 't ware vermoedende, zoodat ik vreesde, het stadium inslammatorium in paralyticum te zullen zien verkeeren, veranderde ik de famentatie van wijnazijn, en liet van tijd tot tijd het hoofdje met liq. anod. min. Hoffm. wasschen, terwijl ik overigens ligt antiphlogistisch met bijzondere werking op het darmkanaal mijne behandeling bleef voortzetten. Spoedig, echter, bespeurde ik, dat de toevallen door deze hoofdwassching vermeerderden; waarom ik ook dadelijk, met een gewenscht gevolg, tot den wijnäzijn mij weder bepaalde. Ook dezen dag bleef voorts het kindje redelijk, toonde eenige begeerte naar speelgoed en eten, waterde meer dan voor- | |
| |
heen, terwijl ook de ontlasting eenige malen plaats had. Dan, den vierden dag was het stadium paralyticum geheel ontwikkeld; het kindje lag in eene diepe bedwelming, uit welke het niet, dan met de grootste moeite, konde gewekt worden, had eene hoorbare ademhaling, een ingevallen aangezigt, met zwarte kringen om de oogen, en ligte trekkingen in de aangezigtsspieren en handen. Ik veranderde nu ook van geneeswijze, gaf de liq. Hoffm. tot hoofdwassching, en inwendig het volgend drankje:
R, Rad. valer. sylv. ℥β.
Flor. arnicae Ʒi.
Inf. col. ℥iij add.
Camphor. el. gr. ij.
Pulv. gum. arab. Ʒβ.
M.
S. Om het uur een paplepel.
Allengskens werd de beterschap zigtbaar; ten minste de soporeuze toestand nam niet toe. Den volgenden dag, echter, meer als 't ware stilstand dan wel verbetering bespeurende, voegde ik nog bij het drankje een grein moschus. Dit had eenen gewenschten uitslag; het kindje begon langzaam te herstellen, terwijl ik het de volgende dagen nog poeders toediende uit mercur. dulc., sulph. uur. ant., et pulv. fol. digit. purp.
Den ... 1820 bezocht ik het zoontje van J.T., aan scarlatina ziek liggende, 't welk echter zeer wel afliep, en door eene sterke desquammatie der epidermis gevolgd werd. Acht à tien dagen daarna kreeg dit jongetje, oud 5 jaar, van geen zeer sterk en bijzonder van een vermineus gestel, eene sterke oedemateuze zwelling des aangezigts, welke zich allengskens tot de borst en armen bepaalde, zoo sterk zelfs, dat deze, als 't ware, blaasachtig opgezet waren, terwijl ook het scrotum eene aanmerkelijke zwelling bekwam. Daarbij was de ademhaling zeer moeijelijk, gepaard met hoesten, 't welk het kind tel- | |
| |
kens scheen tegen te houden. De eetlust was geheel verdwenen, de tong zeer beslagen, de pols langzaam, zeer klein, eenigzins snaarachtig. Beschouwende eene hydrops pulmonum voor te hebben, gaf ik tot resolvens:
R, Extracti gramin. ℥β.
Vin. stibiat. Ʒi.
Nitrat. potass. dep. ℈i.
Syr. altheae ℥
Oxymell. scillit. ℥β.
Aq. comm. ℥ij.
M.
S. Om het uur een lepel.
De zwelling, echter, was des anderen daags meer en meer toegenomen, en ging zelfs over het geheele ligchaam. De urin, voorheen klaar, werd melkachtig, met een sedimentum lateritium, 't welk vol was van zwarte en roode stippen. Ook had er gebrek aan ontlasting plaats. Twee vesicatoria aan de beenen, en één tusschen de schouderbladen te plaatsen, en tevens een antiphlogistisch laxans te geven, was mijne indicatie, die ik ook ten uitvoer bragt. Den derden dag, echter, had dit weinig uitwerking gehad; de urin was zeer spaarzaam, als 't ware met bloed doormengd, en nog voller met gemelde stippen, waardoor dezelve zeer vuil en troebel was. De ademhaling was zoo bezwaard, dat het kind zich op de knien steunde, en alle krachten inspande, om niet te stikken. De zwelling van het serotum was bijzonder zeer toegenomen, en de pols bijna geheel onderdrukt. Deze toestand der longen met die der hersenen in hydrops ventriculorum cerebri vergelijkende, en indachtig aan de waarnemingen van abercrombie, besloot ik hier dezelfde geneeswijze te volgen, en plaatste vijf bloedzuigers aan de borst. Deze gaven eene copieuze bloedöntlasting, met zigtbare verligting der benaauwde ademhaling. Inwendig gaf ik weder het bovengemeld antiphlogistisch laxans. Des avonds had ik de bloedzuigers geappliceerd,
| |
| |
en den volgenden dag 's ochtends was het kind met alleen merkelijk beter, alzoo de ademhaling ruimer was, maar zelfs de zwelling wel voor een derde verminderd. De urin vloeide sterker, was helderder, en er hadden verscheidene ontlastingen van dunne faeces plaats gehad. Ik liet hetzelfde drankje gebruiken, màar voegde bij hetzelve deze poeders:
R, Pulv. fol. digit. purp. gr. vj.
Nitri depur. gr. vj.
Sulph. aur. ant. gr. iij.
Sacch. alb. Ʒi.
M.f. pulv. No. IX.
S. Om het andere uur een poeder.
De volgende dagen bleef de zwelling steeds verminderen, en de ademhaling ruimer worden. Om echter de ophoesting te bevorderen, gaf ik vervolgens:
R, Rad. senegae ℈iv.
Coq. colat. ℥iv. adde
Pulv. fol. digit. purp. gr. vi.
Sulph. aur. ant. gr. iv.
Syr. altheae ℥β.
M.
S. Om het uur of om de 2 uren een paplepel.
Hierdoor werd en expectoratie en waterlozing zeer bevorderd, terwijl ontlasting der faeces ook zeer wel ging, en het kind langzaam herstelde.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|