| |
De medeminnares van zichzelve.
(Vervolg van bl. 88.)
Wie is in staat, de ongerustheid en den angst van victor van k. te schetsen, toen er dagen, ja zelfs weken verliepen, eer er berigten omtrent zijne dierbare onbekende inkwamen? ‘Hoe!’ dacht hij, ‘zou men mij mijne eer en goede trouw alleen daarom door een plegtig verdrag hebben doen verpanden, om de lusten eener vrouw, zonder eergevoel,
| |
| |
te dienen? - Doch neen, dat kan niet zijn - ik ben zeker onbillijk en ondankbaar; ik heb immers het kloppen van dat hart gevoeld, dat door geheime vrees gekweld werd. - o, Aangebedene vrouw! waarom onttrekt gij u aan de vurigste betuigingen mijner eerbiedige hulde? waarom hebt ge mij het toppunt des geluks doen kennen, zoo ge mij door uwe onverschilligheid wildet ter nederstorten? Heeft dan het herdenken aan dat zalig uur, dat nu nog mijne geheele ziel vervult, op uw hart geen vermogen? Waarom -’
Doch hij had den tijd niet, deze laatste vraag te voleinden, of hem werd een brief, op nieuw in de Fransche taal geschreven, overhandigd, dien wij hier in eene getrouwe vertaling laten volgen: ‘Welke zoete droomen zullen deze mijne letteren moeten vernietigen; welke verwachtingen verijdelen, en welke betoovering doen ophouden! - Gij waant misschien de grootste overwinning te hebben weggedragen; terwijl men slechts over u beschikt heeft. Uwe eigenliefde heeft u voorzeker doen gelooven, dat gij over eene zwakke vrouw eene onweêrstaanbare heerschappij hebt uitgeoefend; en nogtans zijt gij enkel aan hare ontwerpen en berekeningen dienstbaar geweest. Voorzeker ziet gij het oogenblik, en dat wel met verlangend ongeduld, te gemoet, waarin gij uwe onbekende weder zult ontmoeten en haar nader leeren kennen, waarin gij misschien hoopt, door eene vernieuwde bedwelming der liefde van uwe zijde, en door vernieuwde zwakheid van haren kant, uwe heerschappij over haar nog meer te vestigen. Maar neen! niets van dat alles zal gebeuren. Alle betrekking tusschen haar en u houdt van dit oogenblik af op.
Niettemin, de opregtheid en bescheidenheid, welke gij in dit geval hebt aan den dag gelegd, verdienen van mijnen kant ook weder eenige erkentelijkheid. Hoe kan ik echter dezelve beter betoonen, dan door u onbewimpeld dat ontwerp mede te deelen, op welks ontdekking uwe nieuwsgierigheid zoo veel prijs stelde; en waardoor kan ik mijne goedkeuring over deze uwe handelwijze beter openbaren, dan dat ik u met de drijfveren eens gedrags bekend make, hetgeen u gewisselijk vreemd, eigenzinnig en onverstandig is toegeschenen, maar hetgeen ik mij nogtans vleije, dat mij nimmer zal berouwen?
Weet dan, dat een ongelijk huwelijk, waarin mij niets dan verdriet, vernedering, kwelling en onregt beschoren
| |
| |
was, mij den onveranderlijksten afkeer tegen dien gehaten band heeft ingeboezemd, die toch alleen knellend is voor de zwakkere partij, en die de sterkere gebruikt, om alles, wat hard en onbillijk is, der andere op te leggen.
Ik was echter zoo gelukkig, om, reeds in mijn vijfentwintigste jaar, daarvan ontslagen te worden. En, daar ik rijk genoeg was, en geene betrekkingen meer had, deed ik de gelofte, om dit hatelijk juk nimmer weder op mij te nemen, en voor altijd vrij te blijven. Ik bespeurde echter weldra, dat ik deze mijne onafhankelijkheid alleen voor het gemis van het zoetst en zaligst gevoel der natuur, dat van moeder te zijn, koopen kon. Ik zag rondom mij, maar vond niet een eenig wezen, dat eene edele behoeste naar mij gevoelde, of dat mijne teederheid verdiende; niet een eenig wezen, dat mij regt hartelijk beminde, en mij zoodanig gevoel wederkeerig konde inboezemen. En evenwel, mijn geest denkt zoo levendig, mijn hart gevoelt zoo warm! - Ik kwam dus - hoe zal ik het uitdrukken? - op den zeldzamen inval, om de zoo vurig verlangde geneugten van het moederlijk geluk te willen smaken, zonder daarom de ketenen van den echt te torschen, die mij zoo afschuwelijk dunken, en om van wel ke mij bevrijd te houden ik eene zoo plegtige gelofte heb gedaan. Denk echter niet, Mijnheer van k., dat ik hierdoor den sterken geest wilde uithangen, en alle wetten en inrigtingen, die voor de orde in de maatschappij volstrekt noodzakelijk zijn, voor vooroordeel aanzie! Geenszins; ik waardeer dezelve; en, zoo ik mij daaraan dan ook onttrokken heb, is het alleen in dit enkele geval geschied, waarin mijne bijzondere omstandigheden mij veroorloven, mijnen goeden naam niet te verliezen, en de welvoegelijkheden des maatschappelijken levens niet openlijk te krenken.
Dit denkbeeld, dat aanvankelijk slechts duister in mijnen geest lag, en niet dan met de uiterste schroomvalligheid zich aan mij voordeed, verkreeg meerdere helderheid en kracht, toen ik u, Mijnheer van k., voor de eerste maal op de Redoute zag en leerde kennen; en het werd een gevestigd ontwerp, toen ik u anderwerf ontmoette.
Hoedanig ik dit ontwerp heb uitgevoerd, is u bekend. Doch hierbij verneemt gij nu tevens, hetgeen u nog niet bekend kan zijn; dat ik, namelijk, het éénige, wat nog
| |
| |
aan het geluk mijns levens ontbrak, aan u zal te danken hebben.
Ik was aanvankelijk voornemens, u verder niets meer van mij te laten vernemen, geloovende dat ook gij, ingevolge de ligtzinnigheid, den mannen zoo algemeen eigen, het voorgevallene zeer spoedig zoudt vergeten. Ik ben echter te dezen aanzien van gedachten veranderd, en besloot dus, u de hierin vervatte ophelderingen mede te deelen.
Werwaarts u ook in 't vervolg stand of pligt moge roepen, wees verzekerd, dat gij te eenigen tijde de helft zult ontvangen van eenen ring, welke in de dikte gekloofd is, en op welks breedte de dag der geboorte zal zijn uitgedrukt. Het garneersel van brillanten zal eenen zoon aanwijzen; maar een smaragd wijst op het andere geslacht. De andere helst van dien ring zal aan het kind toebehooren; en ik maak de zorgvuldigste beschikkingen, dat, ingevalle het kind mij verliezen mogt, gij berigt daarvan erlangt. In allen gevalle zal het de erfgenaam van mijn geheel vermogen zijn.
Verder heb ik u niets mede te deelen. Vaar dan wel! Alle moeite, die gij zoudt mogen doen om mij uit te vorschen, zal te vergeess zijn; en, ten tijde dat gij deze regels leest, ben ik reeds lang vertrokken, en verre van de hoofdstad verwijderd. Nogmaals, leef gelukkig!’
‘Gelukkig?’ riep victor uit, en liep als een dolzinnige op zijne kamer rond, terwijl hem dit onzalig papier uit de handen viel: ‘Geluk wenscht zij mij, in het oogenblik, dat zij mij in koelen bloede aankondigt van haar nooit te zullen wederzien!’ - Wij achten de verdere uitboezemingen zijner wanhope, alsmede de beschrijving zijner vruchtelooze navorschingen, onzen lezeren te kunnen besparen, daar elk hunner zich die zelf ligtelijk kan voorstellen. Wij zullen dus alleen zeggen, dat wij hem, na verloop van een half jaar, bij het garnizoen van eene kleine stad aan de Turksche grenzen weder aantreffen.
Terwijl victor, aan de onherbergzame grenzen van Turkije, zijne dagen treurig zag henenvlieten, leefde zijne onbekende, wel is waar ook eenzaam, maar nogtans op een
| |
| |
der bekoorlijkste landgoederen aan de Italiaansche grenzen, geheel aan de zoetste uitzigten zich overgevende.
Zij, eleonora, Gravin van sandoz, was te Napels geboren. Haar vader, de Markies lamberti, bekleedde aan het hof aldaar eenen gezantschapspost voor verscheidene kleine Italiaansche Vorsten. Haar gemaal, de Graaf van sandoz, van Zwitsersche afkomst, rijk, in aanzien, een ervaren hoveling, maar een afgeleefde wellusteling, en verzadigd van alle genot, dat weelde en zinvermaak den mensch slechts kunnen aanbieden, gevoelde zich nogtans door de uitstekende schoonheid der zestienjarige eleonora zoo zeer bekoord, dat hij om hare hand verzocht, en die dan ook ligtelijk verkreeg. Hij was reeds in de vijftig; en daar hij, in vroegere jaren, op eenen leeftijd, aan zingenot en ongebondenheid maar al te vaak geheel overgegeven, zijn geluk bij de vrouwen, dikwerf niet onverhoord, had beproefd, zoo was hij thans de achterdochtigste, wantrouwendste en meest jaloersche echtgenoot geworden, die er zijn kon. Zoodanig vertoonde hij zich aan zijne echtgenoote bij iedere gelegenheid; op de onschuldigste aanleiding kwelde hij haar met de uitgezochtste wreedheid, en deed haar onophoudelijk de grievendste verwijten en de bitterste bestraffingen. Betrekkingen hadden hem te Milaan zijn verblijf doen nemen; en nu overviel hem de dood, terwijl hij het ontwerp maakte, ook dit verblijf met de Keizerlijke hoofdstad in Oostenrijk te verruilen. Hierdoor verkreeg, gelijk wij reeds weten, eleonora, op haar vijfentwintigste jaar, na eene allerongelukkigste verbindtenis van negen jaren, hare vrijheid weder.
Uit den brief aan victor, waarin zij den misstap, tot welken de hartstogtelijke begeerte naar een kind, aan hetwelk zij hare liefde en teederheid geheel kon toewijden, haar verleid had, openhartig en met zekere trotsche zelftevredenheid bekende, weten onze lezers reeds, welk gebruik zij van deze hare vrijheid gemaakt had, en hoezeer zij in den waan verkeerde, van haar geluk in het toekomende voor altijd gevestigd te hebben.
Wij moeten dus slechts hun, die hiernaar begeerig zijn, melden, op welke wijze eleonora te Weenen kwam, hoe zij haar ontwerp bij de toevallige ontmoeting met victor konde uitvoeren, en werwaarts zij zich van daar begaf.
De beheering der nalatenschap haars gemaals, wiens alge- | |
| |
heele erfgename zij was, had haar tot de reis naar Weenen genoodzaakt, waar zij in de gemalin van zekeren Afgezant, den Markies***, eene vriendin van hare jeugd aantrof. Deze was het dan, die op de beide Bals haar had verzeld, waar wij de twee vrouwen in het gezelschap van victor hebben aangetroffen.
Een verblijf van drie maanden in de Keizerlijke hoofdstad had het mogelijk gemaakt, dat haar getrouwe othello, de Moor, dien wij kennen, het waagstuk konde uitvoeren, dat eleonora meende tot vestiging van het geluk haars levens noodig te hebben, zonder dat de navorschingen van victor daarvan eenig spoor konden vinden. Othello had, namelijk, in eene der voorsteden een Paveljoen gevonden, en dit in aller ijl tot het oogmerk zijner meesteresse doen inrigten. Haar vertrek was reeds lang te voren op de eerste dagen na het Carnaval vastgesteld. Om echter niet hierdoor ontdekt te worden, had men op middelen bedacht geweest, om zulks voor het publiek verborgen te houden. En victor was nog te weinig in de groote wereld aldaar bekend, om, in weerwil dezer maatregelen tot verheimelijking, den naam, het vertrek en het volgend verblijf zijner onbekende uit te vinden.
Dit laatste hield zij zelfs voor hare vriendin, de Markiezin, geheim, daar zij, voorgevende naar Milaan terug te keeren, inderdaad zich naar R...begaf, en hier onder de hand een fraai gelegen landgoed kocht, waar zij in stilte, van allen onbekend, gelukkige dagen hoopte door te brengen.
Omstreeks het einde van den herfst beviel zij hier van eene dochter. Nu kende hare vreugde geene palen. ‘Gij zult mij dan toch beminnen!’ riep zij uit, terwijl zij het pasgeboren kind teederlijk aan hare borst drukte; ‘gij zult voorzeker dankbaar zijn voor de zorg, welke ik aan uw welzijn besteden zal; want ik wil voor u alleen leven, en gij zult mij nooit met verwijten en beleedigingen vergelden, wat ik om uwentwille gedaan heb! - Nu bestaat er dan een wezen, met hetwelk ik door de naauwste en onverbreekbaarste banden der natuur vereenigd ben, en welks onschuldige liefkozingen en geluk, zoo ik vertrouwe, ook tot verzekering van het mijne genoegzaam zullen zijn!’ Wat was natuurlijker, dan dat zij nu, als gelukkige moeder, in hare vreugde ook aan victor gedacht? Zij kon de gedachte niet verwijderen van het genoegen, dat hij, als vader, smaken
| |
| |
zou, bij het zien van dezen kleinen engel; en dit herinnerde haar natuurlijk aan hare belofte, om hem den tijd der geboorte van het kind te zullen berigten.
De toenmalige garnizoensplaats van victor was weldra uitgevorscht; de ring werd dus besteld, met den dag der geboorte, ‘den 22 November 179..,’ gekenmerkt, met eenen schoonen smaragd bezet, en op eene vertrouwde wijze aan victor overhandigd. ‘Ik ben dus vader!’ riep hij uit, bij het zien van den ring, ‘en het is eene dochter. - Maar zonder brief, zonder één enkel woord van zich te laten hooren!... Misschien leeft zij niet meer.... Ik zal dus nooit weder iets van haar vernemen? - Maar neen! zij leeft zekerlijk nog. - Ach! wie is dan toch dat onverklaarbaar wezen, dat mijn lot zoo vast geketend houdt, dat zij zelfs over mijn aanstaand lot thans reeds beschikte, en mij op eene onzigtbare wijze tot hiertoe vervolgde, naar verkiezing mij opzoekt, wedervindt en weêr verwerpt, al naar het haar goeddunkt?’
Op deze wijze verliep er een geheel jaar. Intusschen vernieuwden zich de geruchten eener ophanden zijnde vredebreuk met Frankrijk. Voor jonge Officieren, die in hunne garnizoensplaatsen door tijdverveling worden gekweld, en wien de gewone weg der bevordering in vredestijd te langzaam gaat, kan er niet wel aangenamer nieuws worden uitgedacht. Daar victor nog boven dit alles een' zekeren afkeer van het leven ondervond, zoo zag hij vooral met het grootste ongeduld het bevel, om te marcheren, te gemoet. Hoe aangenaam werd hij dus verrast, toen een brief van den Minister van Oorlog hem zijne aanstelling tot Adjudant van den Generaal m*** berigtte, met het bevel om terstond naar Weenen te komen. Victor kon op geenerlei wijze begrijpen, hoe hij aan deze benoeming gekomen was, daar hij even min, bij zijn weten, aan den Minister als aan den Generaal m*** was aanbevolen geworden; hij had echter in den tijd van een jaar zoo veel vreemds en wonderbaarlijks gezien en ondervonden, dat hij zich ook in dit onverwachte geluk spoedig schikte, en terstond naar de hoofdstad op reis ging.
Bij zijne aankomst wordt hij door den Generaal met toegenegenheid en onderscheiding behandeid. Hem wordt het verblijf in deszelfs eigen hotel aangeboden, opdat hij altijd bij denzelven zou kunnen zijn. Hij spijst dagelijks aan diens tafel. En toen hij, na verloop van eenigen tijd, het waagde, den Generaal, wiens lieveling hij int usschen geworden
| |
| |
was, te vragen: ‘Aan wien heb ik dan toch wel dezen luisterrijken post, tot welken zelfs mijne stoutste wenschen het niet waagden zich te verheffen, te danken?’ was het antwoord: ‘Aan den Graaf van st*** in de eerste plaats; maar ook aan uwe dapperheid op den ongelukkigen dag van Arcole, dien ik, helaas! almede heb bijgewoond. - Doch, het is waar, gij moet den Graaf st*** nog een bezoek gaan geven, en hem uwen dank daarvoor betuigen. Ik zelf zal u derwaarts geleiden. Op aanstaanden Dingsdag is er groote Assemblée bij hem.’
De Dingsdag verscheen. Er was reeds een talrijk gezelschap bijeen, toen de Gravin st***, nadat zij eenige speelpartijen had geschikt, zich bij den haard plaatste; terwijl een kleine kring van drie of vier vrouwen en even zoo vele mannen zich rondom haar verzamelde, die zich met aangename verhalen en vrolijke spelen van vernuft vermaakten. Hier wordt victor aan de Gravin van st*** door den Generaal m*** voorgesteld, en met veel onderscheidings opgenomen. Men hervat den draad van een afgebroken verhaal weder, en brengt hetzelve ten einde. Hierop doet de beminnelijke gastvrouw den voorslag, ten einde aan ieder der Heeren de gelegenheid te geven van zijn vernuft ten toon te spreiden, dat elk hunner een klein verhaal zal doen van eene gebeurtenis, die hij of zelf ondervonden, of verdicht hebbe. De Heeren kanten zich hier tegen. De Dames verzoeken, ja smeeken daarom, en de voorslag wordt aangenomen. Men werpt het lot omtrent de volgbeurten, en - victor moet het eerst verhalen.
Wie zal zich verwonderen, dat hij, wiens geheele ziel vol was van 't geen hij zelf ondervonden had, dan ook dit geval tot het onderwerp zijns verhaals koos? Hij neemt echter in zijne plaats een' zijner kameraden tot den held zijner geschiedenis, welke hij voorts met zeer veel kunst, en met verscheidene opsieringen, waaronder hij plaatsen en personen verbergt, op de bevalligste wijze en met veel levendigheids voordraagt. Toen zijn verhaal geëindigd was, volgt eene luide goedkeuring van alle zijden, en de Gravin van st*** overlaadt hem met lofbetuigingen. Maar nu ontstaat er eene beoordeeling over deze gebeurtenis en het eigenzinnig karakter der vrouwe, die, door een even vreemd als onkiesch avontuur, naar onafhankelijkheid en tevens naar moederlijke vreugde streefde. Ieder beschouwt de zaak uit
| |
| |
een bijzonder oogpunt. De vrouwen komen alle daarin overeen, dat zij de onbekende vrouw veroordeelen; zij vinden haar gedrag strijdig met de zedelijke en vrouwelijke waardigheid; zij noemen hare handelwijze onverstandig, gewaagd, zelfs ongehoord, en naauwelijks denkbaar. Victor bevestigt echter, op zijn woord van eer, de waarheid der gebeurtenis. Geheel anders oordeelen de Heeren, in den steeds grooter wordenden kring, over dit geval. Zij meenen, dat de onbekende een uitstekend karakter doet vermoeden, en dat men bij haar tot eene zeer levendige verbeelding mag besluiten. Zij bekennen eenparig, dat zij haren Roman met even veel vernufts als standvastigheids heeft uitgevoerd; en, in 't kort, dat zij eene zeer interessante vrouw moet zijn geweest. Allen betuigen tevens glimlagchend, dat zij wel in de plaats van dien Officier wenschten geweest te zijn; maar meenen nogtans, dat zij zich door geenen eed zouden hebben laten terughouden, om het verblijf der schoone vlugtelinge te ontdekken, en haar aan zich te onderwerpen.
‘Voorzeker,’ zeide eene vrouw van jaren, ‘verdiende eene persoon, die de achting voor zichzelve zoo verre uit het oog verliezen kon, niet veel verschooning!’
‘Ik stem toe,’ viel haar eene andere, schoone en jonge Dame, die aan den hoek van den haard in de schaduw zat, in de rede, ‘dat men die onbekende niet kan vrijpleiten; maar ik beweer toch, dat het mogelijk zij, dat zij geheime en krachtige drangredenen kan hebben, welke haar van een tweede huwelijk terughouden, en dat hare, tot hartstogt gestegene, begeerte naar een kind, dat hare geheele neiging en liesde tot zich trekt, het overige kan hebben bewerkt; en ik vraag u, Dames! die het geluk hebt moeders te zijn, of gij in dat oogenblik, als een geliefd kind op uwen schoot dartelt, geene verontschuldiging voor deze onbekende bij u zoudt voelen oprijzen?’
‘Gij moet toch toestemmen, Mevrouw!’ betuigde een der mannen, ‘dat zij dezen armen Officier op het jammerlijkst heeft beet gehad.’
‘Velen uwer,’ hernam de jonge Dame vlug en schertsende, ‘zouden den armen Officier slechts benijd hebben, en gaarne in zijne plaats zijn geweest! Zoo heel erg kan ik dan toch den trek, die hem gespeeld is, niet vinden.’
‘Hoe! niet zoo erg?’ riep victor uit, die nu begon vuur te vatten: ‘Beteekent het voor dien Officier dan niets,
| |
| |
dat hij onophoudelijk door de herinnering aan de bekoorlijkste en aanminnigste vrouw, die zijnen geest geboeid houdt, hem de onuitsprekelijkste geneugten heeft doen kennen, en hem in de vurigste liefde ontstoken heeft, vervolgd wordt? Is het niet nog wel iets meer dan kwalijk gehandeld, dat zij alleen bedoelingen heeft gehad en zoeken te bereiken, en daarentegen aan hem geheel niet denkt? hem aan zijne wanhoop overlaat, die toch de heiligste regten heeft op haar bezit? hem haar bijzijn en hare genegenheid geheel onttrekt? - Mijn vriend is nu immers echtgenoot en vader; en misschien leert hij de voorwerpen zijner dierbaarste genegenheid, die de natuur zelve geheiligd heeft, nooit kennen! Hij weet zelfs niet, in welk oord der wereld zij zich bevindt, in hetzelfde tijdstip, dat hij, als door onzigtbare wachters omgeven, naauwkeurig in alles wordt gadegeslagen; men volgt, en vindt hem overal, waar men hem noodig heeft, of hebben wil; men beschikt over hem, en legt hem pligten op, terwijl men hem de regten weigert; ja, erger dan den geringsten landman, blijft hem het huisselijk geluk, dat toch het natuurlijk eigendom van iederen mensch is, ontzegd!’
‘Gij zult mij evenwel moeten toestemmen,’ hernam de Dame, hierdoor den stroom zijner vurige rede stuitende, ‘dat gij uwe schets een weinig overdrijft. Niets belet hem immers van te huwen, en zich eene jonge, schoone en bekoorlijke gade te kiezen? En, naar de schets, die gij van uwen vriend ontworpen hebt, behoeft hij niet te vreezen van te zullen afgewezen worden.’
‘Hoe is dat mogelijk?’ riep victor uit: ‘Wanneer ook al eens de tijd den diepen indruk van zijn ontweken geluk konde uitwisschen, behoort hij immers thans niet meer aan zichzelven toe. Zoo lang toch zij, die hij bemint, nog ongehuwd is, (en zelfs dit kan hij niet eens ontdekken) kan hij ook niet nalaten zulks te zijn. Want, onderstel eens, dat de grillige afkeer, welken zij tegen deze allerheiligste verbindtenis koestert, ophield; dat hem de hoop gegeven werd van eindelijk hare langgewenschte hand te zullen erlangen; wat zou hem alsdan met grond kunnen bevredigen, zoo hij reeds eene andere verbindtenis had aangegaan?’
‘Gij onderstelt bij uwen vriend eene zoo groote mate van gevoel en liefde, als ten minste zeer zeldzaam is!’ hernam de Dame, terwijl zij victor met een oog vol goedheid en belangstelling aanzag, die daardoor zeer getroffen werd.
| |
| |
‘En die ring,’ zeide hij, ‘van welken hij en zijn kind ieder de helft bezitten, is die niet de band, die beiden voor hun geheel leven verbindt? In welke omstandigheden hem dus ook het noodlot moge plaatsen, hij moet altijd verwachten, dat het oogenblik verschijnen kan, waarin men op zijne genegenheid, liefde en vaderlijke zorg voor het kind aanspraak zal maken. Men heeft hem geheel in zijne magt - hij daarentegen heeft niets; en het verschrikkelijkste van alles is nog, dat hij zijn eigen kind welligt eerst dàn zal leeren kennen, als hij deszelfs moeder verliest; zoodat de eerste aanblik van dat geliefde voorwerp hem moet herinneren, dat een nog meer bemind wezen niet meer bestaat! Slechts door het verlies der hope van ooit het echtelijk geluk te smaken, kan hij hopen den naam van vader te zullen hooren; slechts -’
‘Inderdaad, Mijnheer van k.’ viel hem de Generaal lagchend in de rede, ‘gij ontwerpt zulk eene pathetieke schets van den toestand uws jongen vriends, dat men in verzoeking komen zou, te gelooven, dat gij naar het leven maaldet!’
De Gravin van st*** leidde thans het gesprek op eene voegzame wijze hiervan af. Slechts de schoone vrouw aan den haard, die deze welsprekende rede van victor had veroorzaakt, zeide hem nog iets vleijends over de gezindheden van zijnen vriend, en verzocht hem ten ernstigste, zijnen vriend te bewegen, dat hij niet alle hoop zou opgeven, maar zich toch - voor zijn kind - zou sparen.
Hiermede eindigde het gesprek; de Generaal en zijn Adjudant namen afscheid van de Dames, en ontvingen wederkee rig de beste wenschen op huune reis; men hoopte, hen weldra, met lauweren versierd, en aan alle gevaren ontweken, in de hoofdstad te zullen wederzien.
‘Een interessant jong mensch, vol geest, en van edele gezindheden,’ zeide de Gravin st***, ‘en daarenboven zoo schoon als Apollo. De Hemel beware hem in den heeten strijd, dien zij te kampen hebben!’
Van dit tijdstip af kon de Gravin eleonora (want men zal ligtelijk beseffen, dat zij zelve de jonge Dame zijn moest, die, aan den haard gezeten, met eene veranderde stem het uitvorschend onderhoud met victor zoo levendig had gaande gehouden) die zorgelooze rust en trotsche onverschilligheid niet wedervinden, welke zij zich gevleid had bestendig te zullen bewaren. Zij zag nu eindelijk de uitgestrekt- | |
| |
heid van haren misstap, en de gevaren, waaraan zij zich blootgesteld had, in; gevoelde ook de gevolgen daarvan in het oordeel, door de vrouwen gezamenlijk over haar geveld; terwijl de min kiesche uitingen der mannen de ongewone bescheidenheid van victor omtrent haar eerst regt deden in het oog vallen en waarderen. Dat besef vermeerderde niet weinig de achting, welke zij reeds buitendien reeds voor hem bezat; en thans beschuldigde zij zichzelve, dat een man van edele gezindheid, die haar als aanbad, en dien zij erkennen moest inderdaad beminnelijk te zijn, door deze hare daad was ongelukkig geworden. Hierbij kwamen de gedachten aan de veelvuldige gevaren, welke hem in den oorlog omringden, en aan den roem, dien hij reeds verworven had, en zeker nog verder zou inoogsten; twee bedenkingen, die altijd zeer krachtig op het vrouwelijk hart werken; alsmede zekere angstige bezorgdheid omtrent zijn lot, die vlijtige voedster der liefde en des gedurigen aandenkens; welk alles te zamen werkte, om het gevoel eener teedere genegenheid voor hem in haar hart op te wekken.
Van dien tijd af werd het haar in de Keizerlijke hoofdstad te eng, en zij verlangde met hevigheid, naar haar kind en de eenzaamheid terug te keeren. Bij het afscheidnemen ten huize van den Graaf st*** vernam zij tevens, dat de Generaal m*** en victor bij het leger in Italië waren aangekomen; dat de vijandelijkheden ook reeds eenen aanvang hadden genomen, en alles aankondigde, dat het er heet zou toegaan. Dit berigt vermeerderde blijkbaar hare bekommering; weshalve zij haar vertrek nog meer verhaastte.
Hoezeer verschilde de gemoedsgesteldheid, waarmede zij thans Weenen verliet, van die, met welke zij, bij het begin des winters, op dringend aanzoek der Markiezinne, derwaarts was gekomen! Vrolijk, geestig, in den bloei der jaren, en alleen op vermaak bedacht, werd de jonge, schoone en rijke weduwe overal met belangstelling ontvangen; want rijkdom, schoonheid en jeugd zijn in de wereld steeds de beste aanbevelingen. Het huis van den Graaf st**** behoorde onder die, tot welke eleonora toegang gekregen had, doordien de Markies, de gemaal van hare vriendin, met den Graaf st*** in de naauwste betrekking stond; welke bijzonderheid eleonora op de gedachte had gebragt, zich van dezen invloed heimelijk te bedienen, ten einde victor, bij het gerucht van eenen aanstaanden oorlog, eenen hoogeren post
| |
| |
te doen erlangen; en dit had aanleiding tot zijne bevordering als Adjudant bij den Generaal m*** gegeven. De ontmoeting in het huis van den Graaf st*** was toevallig; doch deze had, gelijk wij deden opmerken, hare zielsgesteldheid geheel veranderd. Alle vrolijkheid was van haar geweken, en hare vrienden vonden haar sedert dien tijd steeds in diepe gedachten verzonken. Hare levendige verbeelding stelde haar de gevaren, aan welke victor blootgesteld was, vergroot voor oogen, en maalde die voor de toekomst nog veel verschrikkelijker af.
In deze stemming kwam eleonora op haar eenzaam landverblijf terug; en, toen zij hare geliefde theodora voor de eerste maal wederzag, ontdekte zij in haar gelaat eene nog niet bemerkte overeenkomst met victor, en het kind werd haar hierdoor nog dierbaarder. Nog meer afgezonderd dan te voren levende, wijdde zij zich geheel aan de verzorging van dit kind toe. Elke maand ontdekte bij hetzelve eene nieuwe bekoorlijkheid, en bragt het weder een stapje nader tot het toppunt van geest- en ligchaamsbeschaving. Hoe gelukkig gevoelde de moeder zich hierdoor! Evenwel, er was nog ééne zaak, die haar ontbrak; een wezen, namelijk, dat in al de vreugde harer moederlijke zaligheid deelen kon: en hierbij kwam dan onwillekeurig de gedachte aan victor steeds in hare ziel op, hoe veel hare trotschheid hiertegen ook mogt inbrengen. ‘Haar vader alleen kan in deze kinderlijke spelen zoo veel wellust vinden, als zij mij veroorzaken.... Maar wie weet,’ deed zich dan terstond weder eene andere stem bij haar hooren; ‘wie weet, of de overheersching, die de mannen altijd in het huwelijk laten blijken, niet mijne wijze van opvoeding zou afkeuren en tegenwerken; of niet zijne harde ruwheid.... Maar, zou victor dan een tiran kunnen zijn? Zijn oog is immers zoo zacht; en alles, wat zijn edel en geestrijk gelaat uitdrukt, waarborgt mij, dat hij zeker een goed vader zou zijn.’
De berigten van de armee bleven aanhoudend gunstig; overal drongen de Oostenrijksche legers overwinnend door. Der divisie onder den Generaal m***, welke de voorhoede uitmaakte, werd in alle legerberigten met roem gedacht; en met name zelfs aan victor, bij het berigt van den overtogt over de M.... ‘Hij heeft wonderen van dapperheid verrigt,’ zoo luidde het; en: ‘Op het slagveld zelf is
| |
| |
hem de rang van Majoor geworden.’ Hoe klopte het hart van eleonora bij dit berigt! Hoezeer deed zij zich al telkens meer verwijten, dat zij zich niet reeds vroeger aan hem had bekend gemaakt! - Welke voornemens, wenschen en verwachtingen haar destijds voornamelijk bezig hielden, dit zullen onze lezeressen zich zelve genoegzaam kunnen voorstellen, en ons dus veroorloven, dat wij zulks in ons verhaal voorbijgaan.
Eleonora had, gedurende den winter, in haar eenzaam verblijf, door het bezit van hare theodora gelukkig genoeg geweest, om de vermaken eener van overwinningen bedwelmde hoofdstad te kunnen vergeten. Van victor waren echter in langen tijd geene berigten ingekomen, omdat hij, sedert het gevecht bij Savigliano, tot verscheidene geheime diplomatisch-militaire zendingen naar Napels en Zwitserland was gebruikt geworden.
(Het vervolg hierna.) |
|