Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822
(1822)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhaal van de noodlottige schipbreuk der Engelsche paketboot, graaf Moira, op den 8sten augustus 1821.De dagbladen vermeldden ons, dat, bij het verblijf des Konings van Engeland te Dublin, eene paketboot, bijkans geheel met reizigers opgevuld, door nieuwsgierigheid, om de feesten te Dublin bij te wonen, naar Ierland gelokt, op die kust verongelukte. Ziet hier eenige bijzonderheden dezes ontzettenden voorvals. Deze paketboot had, de Kapitein medegerekend, zeven of acht man scheepsvolk aan boord; het getal der passagiers bedroeg, overeenkomstig alle bescheiden, ten minste honderd-en-tien personen. Den 8sten Augustus, des avonds half zeven, stak dezelve, met een' sterken oost-noordoostenwind, van Liverpool in zee. Reeds bij de zandbank Burbo stiet dezelve, door eene verkeerde wending, aan den grond; en de reizigers, die zich op het dek bevonden, bemerkten, dat de Kapitein zoo beschonken was, dat hij niet op zijne beenen staan kon. Naardien de hemel aan de Iersche kusten storm aankondigde, vorderden zij, dat het schip, gelijk de Kapitein der paketboot Newry had gedaan, naar Liverpool zoude terugkeeren. De Kapitein weigerde zulks. Ten tien ure strandde het vaartuig, terwijl het zou wenden, op de | |
[pagina 37]
| |
zandbank Mock-Beggar, anderhalve mijl van den oever. Het scheepsvolk verzekerde den passagiers, dat er geen gevaar was, dewijl de vloed het schip weder vlot zou maken. Een deel derzelven stelde zich diensvolgens gerust, en begaf zich in de kajuit. Inderdaad werd ook het vaartuig met den vloed, ten twee ure des nachts, opgeheven, doch stiet tevens bij de eerste beweging weder op de bank: het groote zeil, hetwelk, ten einde het in het vlot worden behulpzaam te zijn, was in top gehaald, werd nu zeer schadelijk, daar het bijdroeg om het schip te dieper in den grond te graven. Ten half drie werd het achterdeel, zonder dat de pompen konden werken, met water gevuld, en het roer, door het oprigten van het vaartuig of eenige andere oorzaak, onklaar. In het ruim bevonden zich twee voortreffelijke rijpaarden; men hijschte dezelve op het dek. De stalknecht wilde het eene bestijgen, om met hetzelve naar land te zwemmen; doch men verhinderde zulks, en de paarden werden overboord geworpen: het eene zwom de hooge zee in; het andere naar den oever van Cheshire, waar het behouden aan land kwam. Intusschen bleef de Kapitein het gevaar volstandig loochenen: de bede der reizigers, om de noodvlag op te hijschen, had hij afgeslagen; een van hen, een Boekdrukker, deed zulks evenwel; maar de ongehoorde ongevoeligheid der strandbewoners bleef lang ongeroerd. Het water klom hooger in het schip; de goederen dreven in zee, en hoe hooger de vloed rees, des te meer werd het op zijde geslagen. Weldra sloegen de golven de sloep en al wat zich op het dek bevond weg, met twee passagiers, die echter met moeite nog gered werden. De manschap klom het eerst in het want; de reizigers volgden hen; men klemde zich vast aan al wat men grijpen of vangen konde, want de mast en een gedeelte van het scheepsboord stak nu nog alleen boven de golven uit. Mannen, vrouwen, kinderen hingen alzoo over den afgrond, zoolang hunne krachten nog toereikten, tot dat zij, door den golfslag uitgeput, in denzelven nederstortten! Eene enkele baar rukte vijftien dezer ongelukkigen met zich, en van toen af scheen elke derzelve haar offer te hebben uitverkoren. Drie moedige mannen ontkleedden zich, sprongen in zee, en poogden, door middel van een' roeiriem, balk of kist, het strand te bereiken. Zoo nabij, dat het geluid van den roephoorn hen konde bereiken, vischten twee mannen in eene boot. Zij nader- | |
[pagina 38]
| |
den; wierpen, zoo bedaard, alsof zij de paketboot voor anker zagen liggen, hun vischtuig uit; trokken eenige koffers en valiezen, die de golven hun toevoerden, in hunne schuit, en antwoordden den roependen, terwijl zij op 25 roeden afstands van het schip bleven, dat de zee te onstuimig was, om hetzelve te naderen! Een touw, aan een groot stuk kurkhout bevestigd, hetgeen men hun van het schip toewierp, en met behulp van hetwelk zij ongetwijfeld hetzelve hadden kunnen bereiken, weigerden deze onmenschen op te vangen, en roeiden in het oogenblik, dat de lijken rondom hunne boot dreven, naar Liverpool terugGa naar voetnoot(*)! De Kapitein was een der eerste, die omkwam. Zijne dronkenschap hield aan; hij riep: ‘Wij zijn verloren!’ toen een golfslag, zijne borst treffende, hem achterover in zee wierp. - De afzonderlijke jammertooneelen, welke thans volgden, verscheuren bij de vermelding het hart. Eene enkele vinde hier plaats. Eene moeder hield een tweejarig kind benevens haren zuigeling in de armen geklemd, en kampte zoo een' geruimen tijd met de golven: lang werden de kinderen door haar beschermd en bedekt.... zij verdronken.... de moeder hield ze vast, en bemerkte het niet.... toen de baar terugweek, zag zij hare kinderen dood.... liet het houvast, dat haar tot dusverre ondersteund had, los, en zonk met een' schreeuw van vertwijfeling in de diepte der zee! Verscheidene visscherskanen, Engelsche en Amerikaansche vaartuigen, twee stoom-paketbooten, getuigen van de ontzettende ramp, en die in staat waren hulpe te bieden, zeilden, zonder zich op te houden, voorbijGa naar voetnoot(§). Eindelijk, tusschen zeven en acht ure des morgens, kwam de reddingsboot van Hoylake opdagen. Dertig der schipbreukelingen wierpen zich in dezelve; naauwelijks kon zij dien last dragen, en uit vreeze, dat de boot door een nog grooter getal mogt zinken, was de Kapitein, wiens gedrag allen lof verdient, verpligt, in zee | |
[pagina 39]
| |
te steken. Al de geredden waren van afmatting uitgeput, velen stervende. Eene van Liverpool komende sloep borg acht anderen. Eer eene derde verscheen, werd het schip door de golven verbrijzeld, de mast weggeslagen, en verscheidene vrouwen met denzelven in den afgrond geslingerd. Twaalf passagiers werden door dit derde vaartuig opgenomen, en vijftien, die nog overig waren, voor en na door andere barken geborgen. Twintig menschen werden in de tweede en derde sloep, ieder voor twintig guinjes, geredGa naar voetnoot(*). Men huivert bij het denkbeeld, dat andere passagiers, buiten staat deze som te betalen, niet gered zijn geworden! Engelsche dagbladen zeggen: ‘De schippers dezer sloepen maken een' geregelden handel (regular trade) van de redding van schipbreukelingen.’ Is dit zoo, dan mogen wij gerust aannemen, dat de beperkte ruimte hunner barken alleen hun verhinderde, een grooter getal dezer ongelukkigen te redden. De passagiers waren (gelukkig voorwaar!!!) meest allen lieden van vermogen, verscheidene van aanzienlijke familiën, en allen hadden pakgoederen, deels van groote waarde, bij zich. Zij, die gered werden, waren allen naakt en bloot, en droegen er niets dan het leven van af. Doch, wie kan daaraan denken? - Het geheele ongeluk is niet zoo zeer aan de magt der elementen toe te schrijven, als aan de onmatigheid des Kapiteins en van het meerendeel des scheepsvolks. Behalve drie van hen, die hunnen pligt deden, waren al de overigen beschonken. Latere berigten melden, dat de Kapitein, volgens getuigenis van al zijne bekenden, geenszins aan den drank verslaafd was; maar dat, zijne vrouw op dien rampspoedigen dag hem een' zoon gebaard hebbende, hij, in den tuimel der vreugde over deze gebeurtenis, zijne gewone maat overschreden had. - Het getal der geredden en dat der verongelukten, bij de schipbreuk van de Moira, schijnt nagenoeg gelijk te staan. |
|