nummer, dat ik daarin lever, kan geene belangstelling wekken, dan uit hoofde van zijne vrij late dagteekening. Men vergunne het mij te herhalen: ik schrijf slechts, wat ik zie, wat mij treft; ik hang slechts eenen spiegel op van die indrukken.’ Dit zij zoo het wil, de Reiziger weet die indrukken den lezer mede te deelen, en sleept hem, door zijn schoon gevoel, goeden smaak, levendige verbeelding, en dichterlijken stijl, doorgaans mede, zoodat men zijne beschrijvingen met wezenlijk vermaak zal lezen. De aanteekeningen van den Vertaler komen mede niet te onpas; en wij zouden ons zeer bedriegen, indien dit reisverhaal niet een' goeden en vrij algemeenen bijval vond.
Eene grap, die wij ter waarschuwing van ligtgeloovigheid en al te goed vertrouwen mededeelen, trok onze aandacht, bl. 296. ‘Tot de tijdkortingen, waarin de Heer cailliaud (een Fransch delfstofkundige, dien onze Reiziger te Thebe vond, die de oevers van de Roode Zee enz. had bezocht) vergoeding voor de vermoeijenissen van deze reis zocht, behoorde onder anderen, dat hij nu en dan een bedottend misbruik maakte van den smaak, dien een zeker hooggeleerd reiziger, die destijds te Thebe vertoefde, heette te hebben voor allerlei oudheden. Hij liet dezen beminnaar van zeldzaamheden door eenen hiertoe omgekochten Arabier eene tabakspijp te koop bieden, waarop men met vrij wat kunst hieroglyphen en Kusische karakters nagesneden had. De Arabier liet het bij dit aanbod niet ontbreken aan geheimzinnige gebaren, en de geleerde herkende den vorm niet der Bycharitische pijpen, die men in Abyssinië gebruikt. Hij kon ook het bedrog niet ontdekken aan den reuk van den tabak, wijl men in het roer van de pijp, op eene behendige wijze, een geurtje van jodenlijm had weten te brengen. Hij kocht niet alleen de pijp, maar betuigde den Beduïn herhaalde malen dank, en haastte zich, het antieke stuk met vijfendertig zware piasters (elk omtrent 34 Nederl. stuivers waardig) te betalen. Hij hoopte