| |
| |
| |
Reis rondom de Wereld, in de jaren 1803 tot 1807, door G.H. van Langsdorff. Met Platen. IIIde en IVde Deel. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. In gr. 8vo. Te zamen 622 Bl.
Ontdekkingsreis in de Zuidzee, en naar de Behringsstraat, in de jaren 1815, 1816, 1817 en 1818, onder het bevel van Otto von Kotzebue, Luitenant der Russisch-Keizerlijke Marine. Uit het Hoogduitsch. Met Kaarten en Platen. Iste en IIde D. Te Amsterdam, bij J. van der Hey. 1822. In gr. 8vo. Te zamen 841 Bl.
Wij nemen deze twee Reizen, beide door Duitschers in Russischen dienst gedaan, bij elkander, omdat zij gedeeltelijk dezelfde gewesten omvatten, namelijk de Noordwestkust van Amerika, de Aleutische eilanden en de Noordoostkust van Azië, en elkander in verscheidene opzigten bevestigen; omdat zij tevens een droevig tafereel ophangen van de wijze van bestuur der Russen in deze verwijderde bezittingen (waaromtrent echter langsdorff veel uitvoeriger is dan kotzebue); en eindelijk, omdat uit de oplettende vergelijking van beide kan blijken, welke min opgemerkte en toch gewigtige vorderingen Rusland op de Noordwestkust van Amerika maakt, die eindelijk misschien in onlusten met andere Natiën, hetzij Noord-Amerika, hetzij Engeland, hetzij Spanje, of misschien het nieuwe Rijk van Mexico, zullen eindigen.
No. 1. Van de beide eerste Deelen van langsdorff, door stuart vertaald, (deszelfs naam staat niet op den titel dezer beide laatste Deelen, en hij schijnt zich dus aan dat werk te hebben onttrokken) is vroeger verslag gedaan. Wij verzelden dezen onderhoudenden Reiziger toen, op deszelfs reis, met Kapitein krusenstern, naar Brazilië, de Washingtons-eilanden en Japan. In den aanvang des derden Deels zien wij hem gemelden Kapitein, zijnen vroegeren reisgenoot en vriend, verlaten, om zich ('t geen hem naderhand dikwerf zal hebben berouwd) met den Heer van resanoff, Gezant in Japan, doch nu Gevolmagtigde der Russisch-Amerikaansche Compagnie, als Arts naar de bezittingen dier Maatschappij te begeven.
| |
| |
De reis ging eerst van Kamtschatka naar de Aleutische eilanden. Wij lezen hier veel merkwaardigs van de onderscheidene zeedieren, die niet alleen bijkans uitsluitend het voedsel en de kleeding der inwoners uitmaken, maar ook tevens gedeeltelijk zeer belangrijke voorwerpen van handel zijn, gelijk de Zeeötters, Zeebeeren, Zeekalven, enz. De Zeekoe van steller, die nog vóór 40 jaren aanwezig was, is thans geheel uitgeroeid; de Zeeötters zijn geweldig afgenomen, en men vindt dezelve in de Noordelijke streken der Russisch-Amerikaansche Compagnie bijkans geheel niet meer. Het voordeel der IJsvossen, te voren ook zeer aanzienlijk, is thans mede zeer verminderd. Men ziet dus, dat deze Maatschappij, even als de slagter der hen met gouden eijeren in de fabel, of als de Wilde bij montesquieu, die den boom omhakt, om aan den top het voedsel te zoeken, door overdrevene zucht tot genot, haar kapitaal zelve verslindt, of althans de Zeeötters en andere dieren meer naar het Zuiden doet verhuizen: dus doende, zouden deze Noordelijke bezittingen spoedig zeer in waarde verminderen, wanneer men die niet telkens naar het Zuiden uitbreidde, en dus de vlugtende dieren op het spoor volgde, - eerst van Kamtschatka naar de Aleutische eilanden, toen naar Kodjak, en zoo, de Noordwestkust van Amerika langs, al meer en meer naar het Zuiden, tot nu, volgens kotzebue, reeds in Nieuw-Californië, eene halve dagreis ten Noorden van St. Francisco, eene Russische neêrlating gevestigd is.
Ook langsdorff volgde dezen telkens meer naar het Zuiden afzakkenden stroom. Na eenig verblijf op de Aleutische eilanden St. Paulus, St. George en Unalaska, vertrok hij naar de ten Zuiden van het groote schiereiland Alaschka gelegene hoofdbezitting der Russen, Kodjak. Dit groote eiland heeft bijna het lot der Westindiën, na de eerste ontdekking, ondergaan: de bevolking is, in 50 jaren, van 50,000 zielen tot op 500 mannelijke bewoners, tot den arbeid in staat, gesmolten! Dit is het gevolg van de ontmenschte handelwijze der Russische veroveraars omtrent de inboorlingen. De Amerikaansche Compagnie is aan geene verantwoording hoegenaamd onderworpen, maar handelt volkomen willekeurig. Daar zij nu, gelijk wij boven zagen, het stelsel volgt, om zoo dra mogelijk te genieten, welke dan ook de gevolgen mogen zijn, zoo begrijpt men ligtelijk, dat zij de inboorlingen niet zal sparen. Deze ongelukkigen worden van al hunnen eigen- | |
| |
dom, tot kleederen en schuiten toe, beroofd, (de schuit is het éénige middel van onderhoud voor den Aleut) als slaven behandeld, als ossen voor den ploeg gespannen, en met de vermoeijendste togten gelast. Vandaar de jammerlijke ontvolking; terwijl tevens de natuurlijke vrolijkheid, anders aan Volken in het genot der vrije lucht zoo zeer eigen, volgens kotzebue, zelfs bij het dansen, in treurige, pijnlijke houdingen veranderd is. Zij moeten verhongeren, terwijl de pakhuizen der Compagnie rijkelijk van alles vervuld zijn. Ook op het schiereiland Alaschka is de bevolking in de evenredigheid van 1000 tot 40 gesmolten! Evenzeer, als deze menschen door de Russen in 't gemeen, hebben de mindere Russen (Promuschleniken),
die zich onvoorzigtiglijk uit hun Vaderland naar deze verre gewesten begeven, van de Grooten te lijden. Men houdt het hun verschuldigde in, verkoopt hun daarentegen ten duurste levensmiddelen, en dwingt hen daardoor tot alles, wat men wil. Men kan duidelijk zien, dat langsdorff, in plaats van de zaak ten ergste voor te stellen, door menig eene bedenking daarvan weêrhouden wordt, en het niet waagt, personen te noemen.
Voor de Natuurlijke Geschiedenis levert de keten der Aleutes, zoo wel als Kodjak, juist niet vele merkwaardigheden op; nogtans zag langsdorff op zijne terugkomst een nieuw eiland, het gewrocht der uitbarsting van een' onderzeeschen vuurberg, even als dat, hetwelk men bij Santorin in den Archipel heeft zien oprijzen. De zeden der inboorlingen van deze eilanden, zoo wel als die der Russen, zijn diep bedorven; bij de eersten heerscht onnatuurlijke wellust; (men tooit knapen als vrouwen op, en doet hun geheel de levenswijs der vrouwen aannemen!) Op Kodjak zijn deze mannelijke bijzitten nog veelvuldiger: ouders paren met hunne kinderen, (zij volgen daarin het voorbeeld der Zeeötters en Zeekalven! D. III. bl. 98.) en bij de Russen vindt men hier Zeeöfficiers aangesteld, die, om bloedschande met hunne moeder, naar Siberië gebannen waren. En dit in een zoo Noordelijk, zoo ijzig klimaat! Wat baat dan de uiterlijke beschaving, die resanoff hier wilde invoeren, het leeren van Wiskunde, Aardrijkskunde en de Fransche taal aan de jonge Barbaren, die daardoor hunne natuurlijke vlugheid verliezen, en geene Zeehonden meer vangen kunnen? - Op Kodjak vindt men weder het eerst (uit Kamtschatka komende) hooge bosschen; noordelijker op slechts kreupelhout.
| |
| |
Niet lang bleef de veroveringszucht der Russen tot Kodjak bepaald. Met de Zeeötters zakten zij af naar het Zuiden, en leiden nu in Norfolksond de Volkplanting Sitcha, of Nieuw-Archangel, aan. Hier werden de inboorlingen verdreven; zij kwamen wel terug en vermoordden de Russen, maar moesten andermaal voor grootere bekwaamheid in het behandelen der vuurwapenen zwichten. Welk een onderscheid tusschen deze kolonisering der Russen in de negentiende, en die der Anglo-Amerikanen in de zeventiende eeuw, b.v. onder penn! - Hierheen begaf zich ook, in het gevolg van den Heer van resanoff, onze Reiziger, en sleet in dit afgelegen, eenzaam oord een' der verschrikkelijkste winters. Niet, dat deze winters zoo bijzonder koud zijn; maar de slechte zorg van de ambtenaren der Maatschappij voor de gezondheid en het bestaan harer onderhongen, het gebrek aan levensmiddelen en geneesmiddelen, door slecht bestuur en schreeuwende eigenbaat der gezaghebbers, deed de scheurbuik en andere ziekten zoo geweldig heerschen, dat van de 150 jonge en te voren volmaakt gezonde lieden in Februarij reeds acht dood en zestig ziek lagen. Men moest dus op levensmiddelen uit, en zocht die Zuidwaarts op het Spaansche schiereiland Californië, een dier zonderlinge Zendelingsgewesten, waar de Geestelijken voor het ligchaam zoo wel als voor de ziel hunner Catechumenen zorg dragen, hen volmaakt als groote kinderen behandelen, rijkelijk voeden, maar onder strenge tucht houden, en naar den geest juist niet te veel verlichten. Op een' dergelijken voet beheerschten ook eens de Jezuiten Paraguay. Men haalt lieden uit de naburige Volken over, om zich onder de bekeerden te rangschikken, wier getal,
door verandering van levenswijs, telkens afneemt, en dus gedurige werving noodig heeft, zal de Kolonie niet uitsterven. Voor het overige komt kotzebue, die ook Californië bezocht heeft, hier met langsdorff (wiens reis hij niet heeft kunnen zien) zeer treffend, en tot in kleine bijzonderheden toe, overeen, b.v. het volslagen gebrek aan vaartuigen te St. Francisco, hoewel aan eene schoone baat gelegen, de naam des bevelhebbers (de arguello), de leelijkheid der Indianen, de bijzonderheden van het zendelingshuis en zendelingsdorp, ja zelfs het gevecht tusschen een' stier en een' beer, hetwelk ook langsdorff zou gezien hebben, zoo niet de beer 's nachts te voren gestorven ware. De beer, zegt hij, schiet, naar het zeggen
| |
| |
der Spanjaarden, in dit gevecht altijd te kort. Kotzebue zag dit echter niet gebeuren; de beer bleef overwinnaar. Het oogmerk, door den Heer resanoff reeds aan den dag gelegd, om eene vaste handelsgemeenschap tusschen Californië en de Russisch-Amerikaansche bezittingen te vestigen, moet, volgens kotzebue, bereikt zijn, daar de Heer kuskoff, een Rus, zich, op last van baranoff, in de nabijheid van St. Francisco heeft nedergezet, om die volkplanting van levensmiddelen te voorzien. Slechts in ééne kleine bijzonderheid verschillen de twee Reizigers: volgens kotzebue bekomen de bekeerde Indianen tweemaal des jaars verlof om naar hun Vaderland terug te keeren; dit schijnt volgens langsdorff zoo niet te zijn. Eene zoo juiste overeenstemming van twee Schrijvers, die kort na elkander een land bezocht hebben, zonder van elkander te weten, verhoogt de gelooswaardigheid van beiden. Het is merkwaardig, bij de beschrijving der allezins boven de Californiërs uitstekende bewoners van Sitcha, op te merken, dat zij eene gewoonte hebben, die men ook in Brazilië heeft opgemerkt: het doorboren hunner onderlip, en het steken van een' cilinder of houten in dezelve. Kotzebue heeft dit nog hooger in het Noorden gezien: hier vergrooten de inwoners de lippen met walrusbeenderen: (de Tschuktschen, in Azië, hoewel zoo nabij Amerika, hebben die niet.) Vanwaar dit denkbeeld van schoonheid, van den Zuider-keerkring tot den Poolcirkel over de Nieuwe Wereld verspreid?
Eindelijk werd langsdorff van de hem blijkbaar lastige verbindtenis met resanoff, en van het althans onbetwistbaar hatelijke verblijf te Sitcha, of Nieuw-Archangel, verlost, en ging met eenen Amerikaanschen Kapitein, de wolff, naar Ochotzk, kon echter die stad door het vergevorderde jaargetijde niet meer bereiken, maar moest op Kamtschatka, negen maanden lang, overwinteren. Dit om zijne onvriendelijkheid beruchte schiereiland vindt in onzen Reiziger eenen warmen verdediger. Hij prijst deszelfs gematigde luchtstreek en overvloed van voortbrengselen, die echter, bij behoorlijke zorg voor bebouwing, nog veel talrijker zouden kunnen zijn. Deze verdediging, door getuigenissen der beste Reizigers en eigene ondervinding gestaafd, beslaat 30 bladzijden, en is zeer belangrijk. Daarentegen is ons de beschrijving der Honden van Kamtschatka, hoe vreemd dat ras ook zij, toch wat te lang voorgekomen (bijna 40
| |
| |
bladzijden.) Dit gebeurt dezen Reiziger zelden, wiens verhaaltrant doorgaans zeer onderhoudend is. Terstond na het bedoelde hoofdstuk ontmoeten wij zelfs een inderdaad aandoenlijk geval: de twee Heeren chwostoff en davidoff, boezemvrienden en ten deele reisgenooten van onzen Schrijver, woonden, na hunne scheiding van hem, den Zweedschen veldtogt van 1808 bij, bedekten zich daar met roem, komen te Petersburg terug, omarmen weder hunne vrienden, langsdorff en wolff, brengen eenen verrukkelijken avond met hen door, en nemen afscheid; zij moeten water over, zijn reeds aan den overkant, doch willen ongelukkig, waarschijnlijk om eene kleinigheid, nog eens terugkeeren, en - verdrinken beide! - Onze Reiziger nam Kamtschatka gedurende zijn verblijf naauwkeurig op, en bezocht de Natie der Korjeeken. Hoewel veel sneeuwwater drinkende, hebben zij nogtans geene kropgezwellen. - Van Ochotzk, waarheen de Reiziger zich in de lente dezer streken (Junij) des jaars 1806 begaf, ging de reis, dwars door het Oostelijk Siberië, naar Jakutzk en Irkutzk. Dezelve werd menigmaal door hooge bergen, moerassen, breede rivieren enz. moeijelijk gemaakt, doch had van Jakutzk tot digt bij Irkutzk op de Lena, een van Azië's hoofdstroomen, plaats. Als een staaltje van het klimaat stelle men zich voor, dat men te Ochotzk nog op den 14 Junij een' fellen vorst had. - Merkwaardig was op deze reis de ontmoeting van de Natie der Jakuten, die even zoo van het houden van Paarden bestaan, als de Kamtschadalen van Honden, de Korjeeken, Samojeden, enz. van Rendieren, de
Aleuten en Eskimaux van Zeehonden. De reis van Irkutzk, thans de hoofdstad van Siberië, tot Petersburg wordt slechts met een enkel woord vermeld.
No. 2. Het is bekend, dat de jonge kotzebue, Zoon des bekenden Tooneeldichters, van kindsbeen af tot den Zeedienst opgeleid, en die met Kapitein krusenstern reeds de Wereld was omgezeild, door den Grave van romanzoff, op deszelfs kosten, tot eene Ontdekkingsreis werd uitgezonden. Het onderhoudende verhaal (nogtans meermalen, dan in de geheel populair geschrevene Reis van langsdorff, met zeetermen afgebroken) ligt hier in twee Deelen voor ons, verrijkt met een belangrijk Overzigt der Poolreizen, door krusenstern, (waarbij ook onze heemskerken en barendsen niet vergeten worden) de In- | |
| |
structie voor de Sterre- en Natuurkundige werkzaamheden der Reizigers, door horner, en, als Aanhangsel, wegens de in den grooten Oceaan ontdekte Eilanden, insgelijks door krusenstern. - Kotzebue was, namelijk, den 30 Julij 1815, uit Kronstadt, over Koppenhagen, Plymouth, Teneriffe, St. Catharina in Brazilië, om Kaap Hoorn heen, (hier door den Vertaler, volgens de Duitsche verminking, ook al Kaap Horn genaamd) naar Conception in Chili gezeild, om zich te ververschen. Vandaar ging de reis de Zuidzee in, om vooreerst de ontdekkingen van onze oude Zeevaarders schouten, le maire en roggeveen, sedert door den Kommandeur byron en door bougainville misschien, maar door geene andere Reizigers, zoo verre men weet, gezien, op te sporen. Op dezen togt moet kotzebue (en het bevestigend gezag van krusenstern zet
daaraan veel gewigts bij) verscheidene nieuwe eilanden hebben ontdekt, als de eilanden Romanzoff en Spiridoff, (dit laatste zal wel eigenlijk, ook volgens krusenstern, eene ontdekking van byron zijn) de Ruricks-keten, en de Krusensterns-eilanden, louter lage koraal-eilanden, doorgaans met een meer of eene lagune in het midden. Nog zagen zij cook's Paliser-eilanden en het Deans-eiland; deden de Penrhyns-eilanden aan; ontdekten, op 11 gr. Noorderbreedte, de twee groepen der Kutusoffs- en Suwarows-eilanden; doch konden de Mulgraves eilanden, op de door arrowsmith bepaalde hoogte, niet vinden. Op den 19 Junij kwamen zij te Kamtschatka aan land, en eindigden aldus het eerste tijdperk hunner Reize, de ontdekkingsvaart in de Zuidzee, niet zonder aanwinst voor de Aardrijkskunde.
(Het vervolg hierna.) |
|