| |
Griekenland, in deszelfs betrekkingen met (tot) Europa, door M. de Pradt, voormaals Aartsbisschop van Mechelen. Uit het Fransch, naar den tweeden Druk. Te 's Gravenhage, bij W.K. Mandemaker. 1822. In gr. 8vo. 110 Bl.
De Heer de pradt haast zich, bij elke gewigtige gebeurtenis in Europa of Amerika, bij ieder Congres, bij elken staatkundigen schok, zijne gevoelens en vooruitzigten daarover aan het lezend Publiek mede te deelen. En nogtans loopt de vloed der elkander verdringende gebeurtenissen hem voorbij, en, terwijl wij van dit geschrift verslag wilden geven, is reeds de staat van zaken volkomen veranderd. Toen dit boekje uitkwam, (in de lente van dit jaar) stonden de magten van twee groote Rijken - Turkijë en Rusland - tegen elkander over, en was de oorlogsvlam op het punt om uit te barsten. (Voorrede, bl. 1.) Thans - is Rusland bevredigd; het laat de regtvaardigste en billijkste eischen varen, opdat toch vooral de Volken niet vrij zouden worden, en in het gezigt zijner terugtrekkende troepen wordt Moldavië's hoofdstad door brooddronkene Janitsaren, die haar moesten ontruimen, verbrand. Deze langmoedigheid dient echter slechts, om veel meer ellenden en jammer te veroorzaken.
| |
| |
De belangrijkste Natie der wereld - de Grieksche - is daardoor op het punt van geheel uitgeroeid te worden: de bloeddorstige Kapudan-Pacha, wien de vertooning eener Russische Vloot in de Zwarte Zee had kunnen weêrhouden, heeft nu de handen ruim, om het bloeijende, schoone, vreedzame Chios tot een tooneel van gruwelen te maken, waarbij de Hel zou beven, doch waarbij de Europesche Kabinetten koelbloedig stilzitten. Nog meer: Het leger der Barbaren, met eene woede ter vernieling bezield, die eenen attila beschaamt, wordt met Oostenrijksche schepen over de Golf van Lepante gezet, om van den Peloponnesus een groot kerkhof te maken; hetwelk het Bulletin des Satans, de Oostenrijksche Opmerker, met zekeren wellust verhaalt. En toch blinkt ook in deze misschien laatste oogenblikken der Grieksche Natie (wier ondergang door het Heilige Verbond besloten schijnt) eene grootheid door, hunner Vaderen waardig. De moordenaar van Chios ontvangt door eene heilige schaar van jongelingen, die met de helden van leonidas volkomen gelijk staan, eenen dood, die veel te zacht is voor zijne euveldaden. De Grieken behalen aan de Thermopylen eene der schitterendste overwinningen, welke de logentolken zoo gaarne voor Europa zouden willen bedekken. Van dit alles bestond slechts het zwakke begin, toen de pradt zijn werkje stelde. Doch men moet erkennen, dat hij de groote krachten, die in de Grieken sluimeren, zoo niet geheel, dan toch ten deele bespeurd heeft. Na eene oratorische, hoogdravende inleiding, over den ouden staat des lands, onderzoekt men de oorzaken der
Grieksche Omwenteling. Deze zoekt hij in de vermeerderde bevolking der Grieken boven hunne verdrukkers, en hunne grootere beschaving, beide ten gevolge der meer Christelijke en Europesche beginselen, die hen bezielen. De Grieken hebben een levensbeginsel in zich; de Turken zijn zedelijk en verstandelijk dood, even enkel voor de grovere zinnen, gaan in niets vooruit, (hetwelk zij zelfs zonde achten) en blijven dus diep onkundig, terwijl hunne onderdanen hoe langs zoo meer tot Europa naderen. Vandaar, dat de Grieken, zoodra hunne verdrukkers begonnen te verzwakken, terstond op hunne vrijheid gedacht hebben, waartoe hun de zending eener Russische Vloot naar de Middellandsche Zee in 1770 een allergunstigst oogenblik scheen. Voltaire en turgot wenschten toen reeds de vrijheid van Griekenland, en durfden haar
| |
| |
hopen; doch de tijd daartoe was niet rijp, en de Grieken werden door Rusland schandelijk verlaten, hetwelk liever Polen verdeelde, dan zich, door de herstelling van Griekenland, eene eeuwige gedenkzuil te stichten (1772). De Schrijver begrijpt derhalve met regt, dat het dempen van den tegenwoordigen opstand der Grieken niets zal baten, ten zij men de geheele Natie uitroeije, waartoe echter zelfs het Heilige Verbond bezwaarlijk zijne toestemming zou geven. Hunne beschaving te beletten? Dit huismiddeltje zou beter gaan, de Heer de pradt moge zeggen, wat hij wil; doch dan moeten de Turken aan de Jezuiten carte blanche geven, of eenen tweeden Heer frayssinous aanstellen. Nu komt eindelijk de Heer de pradt, met het vijfde Hoofdstuk, tot het gewigtigste gedeelte van zijn werk; de Staatkunde van Europa, ten aanzien van Griekenland. Hier moeten wij vierkant van hem verschillen, niet slechts omdat latere gebeurtenissen vele zijner redeneringen doen vervallen, maar ook uit hoofde der beginselen zelven. De Schrijver is, gelijk trouwens zeer velen in Europa, geweldig bang voor de groote uitbreiding van Rusland. Die magt is kolossaal, ja; maar vooreerst zou hare uitbreiding naar het Zuiden altijd een goede afleider voor Europa zijn; ten andere ware van dezelve, wanneer van den Griekschen opstand, reeds terstond na deszelfs uitbarsting, en de hemeltergende moorden, daarop door de Turken gepleegd, behoorlijk gebruik was gemaakt, niets te vreezen geweest, zoo de Europesche Mogendheden zich namelijk verstaan hadden tot de oprigting van een' nieuwen Griekschen Staat, of Grieksch Keizerrijk,
waardoor de onafhankelijkheid van dat gedeelte van Europa had kunnen vastgesteld worden, en waarvan de Vorst even zoo min een Griek had behoeven te zijn, als de Podesta's bij de Italiaansche Republieken in de Middeleeuwen uit die Staten zelven werden gekozen. Kon men hier niet het middel gevonden hebben, om eene groote onregtvaardigheid te vergoeden, door de verheffing op eenen troon van den belangrijken Prins gustaaf van Zweden, zonder nadeel van het thans regerende Huis? Doch thans is dit onmogelijk. De Mogendheden hebben zich veel te sterk in eenen anderen geest verklaard, om nu nog het lievelingsdenkbeeld van den Schrijver, hetwelk dan mogelijk zou geweest zijn, - de vereeniging van alle gewesten ten Zuiden van den Donau onder een Grieksch Rijk, - voor mogelijk te durven hou- | |
| |
den. Het is zekerlijk bij uitstek vernuftig, en hier en daar volkomen waar, hetgeen de Schrijver zegt van de ongelijke en grillige verdeeling van Europa, waardoor vele Staten ter algemeene verdediging volkomen nutteloos geworden zijn; maar 1) rust dit denkbeeld op de jammerlijke arrondisserings-politiek, die ronding en bijeenvoeging van vierkante mijlen en menschenzielen als het non plus ultra der Staatkunde beschouwt; een beginsel, waardoor immers Venetië, Genua en half Saksen zijn opgeofferd geworden, en volgens hetwelk men Noorwegen opofferen wilde. Het is ons aangenaam, dat de Heer de pradt zoo gunstig over ons denkt, dat hij ons boven België nog het land tusschen den Rijn, Maas en Moezel wil geven; maar de vraag is, of de inwoners dat ook willen? En
zoo niet, dan heeft de ondervinding de eeuwige huiskrakeelen van zulke gedwongene huwelijken geleerd, - ten zij men het groote middel aanwendde, om hen bijeen te houden, hetwelk bij de Oostenrijksche of Russische Staten zoo voortreffelijk helpt, - het Despotismus. En dit in te voeren, daarvan is toch de Heer de pradt verre verwijderd. Maar 2) hij gelooft, dat de oprigting van dien grooten Griekschen Staat ten Zuiden van den Donau, die Bosnië zoo wel als Attica, Morea tevens en Bulgarië moest in zich bevatten, juist het beste en stevigste bolwerk tegen Rusland zou zijn. Dat onze Schrijver hier eenvoudig weder naar vierkante mijlen en aantal van zielen rekent, (schoon ook dàn nog niet naar behooren) loopt in 't oog: maar welk een hemelsbreed verschil in taal, in denkwijze, in beschaving en zeden tusschen deze verschillende Volken! Slechts den Godsdienst hebben zij gemeen. Welke band zou dien jongen Staat bijeenhouden, ten zij de algemeene wil der groote Mogendheden? Doch de Oud-Aartsbisschop wil hem juist tot eenen voormuur tegen Rusland doen dienen, als zijnde veel sterker, dan het ten ondergang hellende, en ook ten ondergang gedoemde, Turksche Rijk. Toegegeven dat dit waar zij, denkt dan de Schrijver niet, dat Rusland ook zijn belang kent? En zoo ja, zou het dan zijnen arm leenen, (gelijk de pradt schijnt te denken) om tegen zijnen eigen' invloed eenen dijk op te werpen? Het is waar, de Heer de pradt wil Rusland met Moldavië en Wallachijë tevredenstellen; maar, eenmaal zoo ver zijnde, zouden de Russen wel verder komen, en zich niet meer door den Donau laten
weêrhouden, om althans den onmiddellijksten
| |
| |
druk op het nieuwe Rijk uit te oefenen, zoo dit tegen hunnen wil werd opgerigt. Allerzonderlingst is de redenering des Schrijvers op bl. 105, dat de Grieken op hun gemak, terwijl de Perzen Klein-Azië innemen, en de Russen Konstantinopel naderen, zich van het land tot aan den Donau zullen kunnen meester maken. Ja! als hulptroepen van Rusland; anders zou die Mogendheid, indien zij zich naar Konstantinopel begaf, (waarnaar het nu althans niet uitziet) ook wel Bulgarië en Servië bezetten, gelijk Oostenrijk Bosnië. - Naar ons oordeel is dus het verlangen des Schrijvers, om geheel Europeesch Turkijë ten Zuiden van den Donau in een Grieksch Rijk te herscheppen, zoo als de zaken thans staan, bij den kwaden wil en de armhartige Staatkunde der Kabinetten, eene hersenschim, meer niet. Wenschen wij slechts, dat de edele Grieken slagen mogen in hun voortreffelijk doel, - de bevrijding van hun eigen Vaderland, op zijn hoogst Macedonië ingesloten. Wie het overige dan regeren zal, de groote Tartaar, of eenige andere Mogendheid, daarover moge het Congres van Verona in zijne - wijsheid beslissen!
Voor het overige zijn de aanmerkingen van de pradt, over de uitbreiding der handelsbetrekkingen, als eene vrucht van de vermeerderde beschaving in een land, - en als zoodanig ook de Grieken veel nuttiger voor Engeland dan de Turken, - de nadeelen van de zoogenoemde onzijdigheid van Europa ten aanzien der Grieken, de wensch van Europa, (wel te verstaan de Volken, niet de Kabinetten) en het éénige gevaar voor de Grieken, de tweedragt, (het tiende, elfde en dertiende Hoofdstuk) zoo voortreffelijk geschreven, en naar ons gevoel zoo overtuigend, dat wij van harte wenschten, dat de hier gepredikte waarheden ook ingang konden vinden daar, waar zij alleen vrucht kunnen doen. Doch hieraan is wel niet te denken. De pradt is liberaal; hij bemint eenen constitutionelen Regeringsvorm. Reden genoeg bij metternich, gentz en liverpool cum suis, om hem alle gehoor te ontzeggen. Tot hoe lang? - dit zal de tijd leeren. |
|