| |
Oordeelkundige Geschiedenis der Spaansche Inquisitie, sedert derzelver vestiging door Ferdinand V. tot aan de Regering van Ferdinand VII, bijeengebragt uit de Archiven van den hoogen Raad der Inquisitie, en uit die der Provinciale Regtbanken van het Heilig Officie, door D. Juan antonio Llorente, Oud-Secretaris der Inquisitie, enz. ten jare 1817; uit het Spaansche handschrift, onder toezigt van den Schrijver, in het Fransch vertaald en uitgegeven, door A. Pellier. Uit het Fransch vertaald. Iste Deel. Te Amsterdam en Franeker, bij J.C. Sepp en Zoon en G. Ypma. 1821. In gr. 8vo. 464 Bl.
Wij ontvangen hier een allerbelangrijkst werk, hetwelk reeds in dit eerste Deel eene menigte bijzonderheden mededeelt ter kenschetsing van dat waarlijk helsche Geregtshof, hetwelk, in de tijden der duistere Middeleeuwen oorspronkelijk opgerigt, gelijktijdig met de herstelling der letteren vernieuwd werd, om het opkomende licht te smoren, en de oude duisternis te doen voortduren; een Geregtshof, hetwelk, ten naauwste met het Despotismus verwant, daarvoor wel eens geducht werd, maar nogtans doorgaans aan hetzelve tot steun diende, vooral in de laatste jaren van zijn bestaan; een Geregtshof, hetwelk de bevelen van den Paus zelven niet achtte, wan- | |
| |
neer dezelve zacht en menschelijk waren; een Geregtshof, eindelijk, welks slagtoffers ontelbaar zijn, aan hetwelk Spanje zijne lange kindschheid te danken heeft, en welks vernietiging eene vrucht is dier zoo vaak gelasterde Spaansche Omwenteling, welker omverrewerping onmiddellijk de herstelling van deze antichristelijke Regtbank zou ten gevolge hebben. De Heer llorente, voormaals Secretaris der Inquisitie, had onder het Fransche bewind, hetwelk die Regtbank eerst afschafte, gelegenheid, alle papieren, daartoe betrekkelijk, in te zien, en maakte daaruit deze Geschiedenis op, die hij naderhand (waarschijnlijk als Josephinos, of aanhanger van joseph buonaparte, gebannen) in het Spaansche handschrift aan den Heer pellier ter vertaling en uitgave toevertrouwde; zoodat het Fransch zoo goed als oorspronkelijk is. - Men gevoelt dus, dat llorente, boven de vooroordeelen van zijnen voormaligen staat verheven, niets wilde verzwijgen, en ook in Frankrijk (vooral in 1817) niets behoefde te verzwijgen. Thans heeft hem het Kerkbestuur in dat land, hetwelk
met even rassche als roekelooze schreden naar de Middeleeuwen terugkeert, zoo wij vernemen, de uitoefening zijner priesterlijke waardigheid verboden, waarschijnlijk om deze Geschiedenis der Inquisitie. Men oordeele hieruit over den geest, die thans in Frankrijk moet heerschen!
De Schrijver haalt zijn onderwerp van verre op; hij begint met de eerste Christenkerk, doch loopt de tijden tot de vervolging der Albigenzen, welke gelegenheid gaf tot oprigting der oude Inquisitie, zeer kort door. Hij doet zien, dat men daarin de zoogenoemde ketters meer in den schoot der Kerke zocht terug te brengen, wanneer zij zich zelve verklaarden, dan dat men hen met opzet zou hebben gezocht. De kettermakerijen der Paussen, onder den naam van Kruistogten, (niet alleen tegen de Ongeloovigen, maar ook tegen Christenen, die van Rome durfden verschillen) noemt llorente het werk des Satans. De Kerkvergadering van Verona, in 1182, was de voorloopster der Inquisitie; - de ingezetenen werden onder eede verpligt,
| |
| |
elk aan te brengen, die hun verdacht voorkwam. Dit had plaats bij gelegenheid van de zoogenaamde ketterij der Albigenzen, die men met wortel en tak zocht uit te roeijen. De vreesselijke innocentius III, onder wien de meeste bedelmonnikenörden werden opgerigt, leidde ook het eerst den grond tot de Inquisitie. Eerst was het slechts eene Commissie tegen de Albigenzen, daarna (1208) meer stellig eene Regtbank, onder den wreeden dominicus de gusman, (dien de Roomsche Kerk nog als Heilig eert.) Hij rigtte in 1219 eene afzonderlijke orde op, militia Christi genoemd, die, in den dienst der reeds aangestelde Inquisiteurs, en in naam van den zachtmoedigsten Menschenvriend, elk, die van hen durfde verschillen, met vuur en zwaard moest vervolgen. Vandaar de verschrikkelijke eer, door de Dominicanen bezeten, van bij uitsluiting Inquisiteurs te mogen zijn. In 1227 werd eindelijk door gregorius IX de Inquisitie als Regtbank op een' vasten voet gebragt, en niet alleen in Italië, maar ook tot Spanje uitgebreid. Immers, nadat de Albigenzen genoegzaam uitgeroeid waren, bleef de Inquisitie toch over, om ook voor nog volgende ketters te waken. Hoewel dezelve in Frankrijk nooit vasten voet kon behouden, bleef zij echter in Italië; en het gelukte haar ook hier, het geestelijk Regtsgebied, in zoo verre het onderzoek der afwijkenden van het geloof betreft, tegen de Regten der Bisschoppen, aan zich te trekken. In Spanje werd zij afzonderlijk bestuurd, in Kastilië met Portugal, en in Arragon met Navarra
(sedert 1301); maar, schoon hare (hier medegedeelde) wetten zeer gestreng waren, zij schijnt, bij gebrek aan voorwerpen tot onderzoek, en ten gevolge der groote 50jarige scheuring onder twee gelijktijdige Paussen, allengs verzacht, ja tot nietigheid vervallen te zijn; doch in Arragon werden sommige aanhangers van wickleff verbrand. De Schrijver geeft ons hier een uitvoerig verslag van de veelvuldige misdaden, waarvan het geestelijke Gerigt kennis nam, en van deszelfs wijze van regtspleging, waarbij de namen van den aanbrenger, der getuigen, en alles, wat den aangeklaagden dezelve kon doen kennen, geheim gehouden werden. Ketters, die de afzwering of boetedoening weigerden, of andermaal op ketterij betrapt werden, gaf men aan den wereldlijken Regter over, met verzoek, dezelve zachtelijk te behandelen, en niet ter dood te brengen; doch men wist zeer wel, dat de wereldlijke Regter, indien hij in dit
| |
| |
verzoek bewilligde, zelf, als verdacht van ketterij, voor de Inquisitie - Regtbank zou betrokken worden.
Het was echter voor Spanje niet genoeg, deze Regtbank te bezitten; het moest nog eene wreedere hebben. De Joden bezaten aldaar vroeger groote schatten, en waren ongemeen talrijk: het eerste verbitterde het gemeen in de steden; men vertoonde toen de tooneelen in 't groot, waarvan in onze dagen de hepp! hepp! - roepers eene kleine klucht hebben gemaakt; somtijds werden er 5000 Joden te gelijk vermoord. Dit deed velen in schijn tot het Christendom overgaan: daar men echter spoedig begreep, dat dit slechts schijn was, zoo kwam de huichelachtige zoogenaamde katholijke ferdinand op het denkbeeld, zijne schatkist door het vermogen dier lieden te verrijken, wanneer hij dezelve voor valsche Christenen, voor afvalligen kon doen doorgaan. Hierin was hem niemand meer behulpzaam dan de Dominicaan torquemada, die, nadat de Inquisitie zelve in 1481 was opgerigt, in 1483 tot eersten Inquisiteur-Generaal werd benoemd; eene waardigheid, door welke zich de nieuwe Inquisitie voornamelijk van de oude onderscheidde, en eene schrikbarende eenheid bekwam, welke de eerste niet had, en dus allengs verslapte en aan 't kwijnen viel. De Schrijver, hoewel de aanstelling van dit eerste Opperhoofd eerst in 1483 stellende, (bl. 160) rekent echter reeds de zeer talrijke slagtoffers van 1481 als de zijnen, en bepaalt ook den tijd van zijn bestuur op 18 jaren (1480-1498). Wij kunnen deze strijdigheid niet oplossen. Hoe het zij, in 1481 alleen werden er tweeduizend menschen verbrand, waren er tweeduizend anderen voortvlugtig, en werden er zeventienduizend op andere wijze, hetzij met levenslange gevangenis in de akeligste kerkers, verbeurdverklaring van goederen,
of zware geldboeten en onteerende straffen, teregtgesteld; want volkomene loslating van een' beschuldigde was bijkans nooit, althans hoogst zelden, het geval. De slagtoffers van torquemada, van 1481 tot 1498 ingesloten, bedragen over de tienduizend levend verbranden, bijna zevenduizend in beeldtenis verbranden of ontvlugten, en zevenënnegentigduizend op andere wijze gevonnisden! Alle de zoogenaamde nieuwe Christenen (Christenen uit de Joden, welke tot de aanzienlijksten des Rijks behoorden) werden ongerust; er ontstond in Arragon een oploop, waarin een Inquisiteur werd vermoord, en naderhand heilig verklaard. (Onder de bekortingen, die de Nederduit- | |
| |
sche Vertaler zegt te hebben gedaan, had ook wel het lange verhaal dezer Canonisatie, bl. 181-190, althans grootendeels, mogen behooren.) De moordenaars werden gestraft, en Arragon te ondergebragt; maar van toen af vooral stonden de nakomelingen der Joden veeg, schoon zij ook de vroomste Christenen waren! - Llorente maakt ons bij deze gelegenheid met de geheele handelwijze dezer Regtbank, die zoo lang in het duister school, bekend. Men staat verbaasd over de verborgenheid der Ongeregtigheid! Doch zij maakte zulk een gesloten geheel uit, boezemde zulk een' schrik in, en het gezag, hetwelk een Inquisiteur-Generaal genoot, was zoo groot en verleidelijk, dat allen, die te voren tegen de Inquisitie stemden, zoodra zij in haar bestuur kwamen, terstond de onregtvaardigheden in de Regtspleging uit alle kracht verdedigden. Onder dat getal behoort de bekende ximenes de cisneros, (gewoonlijk de Kardinaal ximenes genoemd) opvolger van den wreeden doza, die
aan torquemada niets toegaf, en die uit dien hoofde door on zen filips den Schoonen werd afgezet. Ximenes was in het eerst regtvaardig; hij had zelfs getracht de Inquisitie te weren; maar, eenmaal Groot-Inquisiteur geworden, deed hij het stelsel van Hervorming dier Regtbank, door hemzelven eenmaal aan karel V voorgesteld, in duigen spatten; hij voerde de Inquisitie in Afrika en Amerika in, deed in elf jaren 3,564 personen levend verbranden, en 48,059 tot andere straffen veroordeelen! Doch llorente meent hem te moeten prijzen, welligt uit zekere nationale vooringenomenheid met dien Kardinaal, omtrent wien, zeggen de Spanjaarden, karel V zich bij zijne aankomst in Spanje ondaakbaar gedroeg, op raad zijner Nederlandsche Hovelingen. En het zijn deze zoo gelaakte Hovelingen, een croy van chievres vooral, het zijn andere Nederlanders, (zie bl. 367-374) die aan Spanje bijna het onschatbare geluk zouden hebben geschonken van de afschafsing der Inquisitie: de Spaansche Kanselier salvagio ondersteunde dit voorstel; en wie bestreed het? wie deed het mislukken? niemand dan de bekende adriaan floriszoon van Utrecht, naderhand Paus adriaan VI, op wien men hier te lande zelfs in kinderboekjes roem draagt, en die nogtans, meer dan ximenes zelf, de Inquisitie hielp in stand houden, en 's Keizers goede bedoelingen verijdelen. ‘Had adriaan,’ zegt llorente, ‘de heilige Regtbanken met meer standvastigheids
| |
| |
beheerscht, en den Keizer karel V omtrent het gedrag der Inquisiteurs niet op eene onverantwoordelijke wijze misleid, dan zou deze Vorst zeer zeker, volgens zijne herhaalde, en bij de Cortes van Kastilie en Arragon bezworene belofte, dit geestelijk Geregtshof hervormd, en alzoo zijn land voor ontelbare rampen bewaard hebben.’ Adriaan was wel een Nederlander, maar tevens een Geestelijke, en wel, zoo als uit alles blijkt, een Scholastiek, die blindelings de oude sleur volgde. In de vijf jaren van zijn bestuur heeft adriaan florisz. 1,620 menschen levend doen verbranden, en 21,845 aan meer of min zware boetedoeningen onderworpen! Verdient zulk een man als modèl aangeprezen te worden, omdat hij het zoo verre gebragt heeft van de éénige Nederlandsche Paus te worden? Wie zulk een' kruiwagen heeft, als karel V, kan het ver brengen. - Het is voorts zeer opmerkelijk, dat de Paussen doorgaans geenszins de voorstanders waren der nieuwe Spaansche Inquisitie, en dat derzelver gruwelen hun niet moeten geweten worden, gelijk wij hier aan verscheidene staaltjes zien. Zelfs leo X zou de Inquisitie gebreideld, en daardoor de wenschen des Volks vervuld hebben, zonder karel's uitvlugten, die zich naar den wil van adriaan schikte. De reden daarvan is natuurlijk. Niet de Paus had het oppergezag over deze nieuwe Inquisitie, gelijk over de oude, maar de Groot-Inquisiteur, en het streelde de Opvolgers van gregorius VII en innocentius III, dit nieuw opgekomene gezag te vernederen, waarin zij echter niet altijd slaagden. Daarom namen zij ook gaarne het beroep aan, dat de
beschuldigden bij de Inquisitie bij hen deden, en verkochten aan dezen ten duurste hunne bescherming; maar wanneer nu hunne pogingen vergeefs waren, de Koning en de Groot-Inquisiteur zich verbonden, en zij reden hadden, voor geheele miskenning van hun gezag te vreezen, dan lieten zij de ongelukkigen schandelijk aan hun lot over, en - behielden het geld. Eene meer belangelooze tusschenkomst was somtijds even vruchteloos. Als één staaltje der onnatuurlijke vonnissen van dit Geregtshof des Satans zij het genoeg hier aan te voeren, dat somtijds lang na den dood van een' zoogenaamden veroordeelden ketter zijn ijk opgegraven, en alsdan alle zijne bezittingen aan derzelver natuurlijke erfgenamen ontrukt werden. De Zoon van een' Vader, die ontsnapt en buitenslands overleden was, moest, enkel beschuldigd zijnde
| |
| |
van die vlugt begunstigd te hebben, openlijk te pronk staan, het vonnis van zijn' Vader naar Toulouse brengen, en aldaar verzoeken, dat het lijk zijns Vaders mogt opgegraven en verbrand worden! Niets overtreft deze barbaarschheid, dan de laagheid van den Zoon, die zich tot zulk eene gruweldaad leende.
Dit zij genoeg, om dit boek eenigermate te doen kennen. Wij gelooven wel, dat het in 't oorspronkelijke geen' schoonen stijl heeft; maar die van den Vertaler is toch ook al heel pover. Bijna tusschen iedere twee woorden zet hij eene comma, hetwelk den zin duister maakt, in plaats van dien op te helderen. Op ééne bladzijde gebruikt hij de woorden ingegeeft en beveelde. Hoe duister is de volgende zinsnede, en hoe slecht derzelver interpuntie! ‘Nu hadden de Inquisiteurs, in hunne vervolgingen tegen die familie, den Bul voornoemd wel begrepen: maar had zulks de Bisschop van Evora niet wel genoeg gedaan, en eenigen van de schuldigen te veel toegestaan, waardoor dezelven vermetel genoeg zich hadden aangesteld, om, tegen het besluit der Inquisitie, te vorderen, van terug te mogen komen, in het bezit hunner goederen! Zulks, en meer andere omstandigheden, hadden zijnen onmiddellijken voorganger innocentius VIII bewogen, zijne eigene zoo wel als sixtus brevetten, in deze, te herroepen, waarom hij zelve, nu billijk zich daaraan houdende, wilde, dat het proces, tegen deze lieden, begonnen, in alles, naar kerkelijke regten, moest doorgezet worden.’ - Wij hopen, dat de Vertaler in de volgende Deelen deze gebreken verbeteren, en zijne lezers onderhouden zal in eenen vloeijenden stijl, die aan het gewigt der verhaalde zaken beantwoordt. |
|