Antwoord op de antikritiek van Witsen Geysbeek's biographisch woordenboek.
De Recensent van witsen geysbeek's Biographisch Woordenboek in de Letteroefeningen (No. VIII, bl. 326) zal op de lange reeks van scheldwoorden, hem door dien Schrijver in den Recensent ook der Recensenten (No. VII. Antikritiek) zoo mildelijk toegeworpen, en welke hij zelfs onder rubrieken gerangschikt heeft, niet antwoorden: 1) omdat hij, die, wanneer het op schelden aankomt, het eerst zwijgt, het verstandigst doet; 2) omdat de Recensent, die witsen geysbeek volstrekt niet kende, thans van hem verneemt, dat de gemelde Recensie, door gevreesde belemmering van het debiet van zijn Woordenboek, hem een geoorloofd middel van bestaan voor zich en zijn huisgezin, te midden van mingunstige omstandigheden, zou kunnen benemen. Nooit was dit het doel van den Recensent, die het zich integendeel tot genoegen rekent, het Publiek thans, bij voorkeur, die gedeelten zijner beoordeeling, waarin aan de kunde van witsen geysbeek, in weerwil van de breede vermelding veler onwaardige verzenmakers, regt wordt gedaan, te herinneren; latende voorts hetzelve, met volkomene gerustheid, rigten tusschen hem en zijnen razenden Tegenschrijver. - Dit zij zijn antwoord, en - zijne wraak!