komende vragen, omdat de lezer, zonder genoegzame kennis van zaken, somtijds daarop antwoorden zou kunnen geven, of besluiten uit trekken, die mij inderdaad, van de zijde der heuschheid, in een ongunstig licht zouden plaatsen.
Het is waar, dat de Heer tollens, bij het bewerkstelligen van gemelden druk, mij zijn verlangen te kennen gaf, om enkele gedichten, in de vroegere uitgaven opgenomen, nu terug te houden; doch, wel verre dat ik, als uitgever en eigenaar der kopij, mij daartegen verzet, of als vriend aan onze goede verstandhouding zou hebben te kort gedaan, heb ik integendeel zijn Ed. te kennen gegeven, dat ik toen, even als altijd, mij naar zijn verlangen wenschte te kunnen voegen; maar dat ik vermeende daartoe geene vrijheid te hebben, uit hoosde bij het Berigt van Inteekening stellig was beloofd, dat in deze uitgave zouden voorkomen alle de gedichten, die den inhoud uitmaken der drie groot-octavo boekdeelen van den derden druk; en dat ik derhalve, bij den besten wil, zonder mijn woord te breken, niet aan zijnen wensch kon voldoen. Gij ziet dus hieruit, Mijn Heer! da ik, ten aanzien van den Heer tollens, geen regt van mijzelven in dezen heb willen doen gelden, maar als eerlijk man het regt van de Inteekenaren heb weten te eerbiedigen.
Ook heeft UEd. zeer verstandig gedaan van geen geloof gegeven te hebben aan het valsche gerucht, dat ik aan Dichters zou geweigerd hebben, om versjes, die zij mij ter plaatsing in den Muzen-Almanak om niet gegeven hadden, weder in hunne dichtbundels op te nemen. Ik beken, dat ik, in het begin der uitgave van dit jaarboekje, het voor het blijvend belang van hetzelve als wenschelijk beschouwd heb, dat geene gedichten uit hetzelve in andere vormen herdrukt wierden, zoo als ik dan ook dezen en genen met dien wensch heb bekend gemaakt; doch al spoedig werd ik van het onvervulbare van denzelven overtuigd, en heb dus ten dezen sedert lang, niet aan weigeren (want dit zou niet te pas komen) maar aan het herhalen van vroegere verzoeken niet meer gedacht. UEd. zal u ook herinneren, dat de Heeren tollens, loots, h.h. klijn, en misschien nog anderen, in hunne nieuwere dichtwerken, verzen van hen uit den Muzen-Almanak hebben overgenomen; en het zal UEd. in den loop dezes jaars blijken, dat ook de Heeren bilderdijk en da costa zulks gedaan hebben. Ik moet er het grootst belang aan hechten, u dit punt openlijk