schepsel. Zij geeft zich over aan de meest onredelijke partijwoede, en laat zich geheel beheerschen door eenen wreeden en kwaadaardigen geestelijke van een naburig klooster, die bij de burgertwisten eene verfoeijelijke rol speelt. Een zeer knap jong heer, een slagtoffer der partijzucht en van het ongeluk, vindt, toevallig genoeg, bij den braven oude schuilplaats en hulp; en het is natuurlijk, dat hij aldra op de dochter des huizes verliefde. Hij was juist de zoon eens geeerbiedigden vriends, en de jonge lieden waren reeds lang door de ouders voor elkander bestemd geweest. Gelukkig kende hem tante in den beginne niet; want hij behoorde niet tot de partij, die zij begunstigde. Het kon haar echter niet lang verborgen blijven. Desniettegenstaande wordt de huwelijksdag bepaald, hoe vele kwade voorteekens en voorgevoelens het lieve meisje ook ontrustten. Maar nu wordt de brave vader, daags vóór het voltrekken van het huwelijk, vermoord, en, door tantes bedrijf en dat van hare handlangers, valt het vermoeden op den edelen minnaar. Hij raakt in den akeligen kerker, en het moordschavot is reeds voor hem opgerigt; terwijl men het meisje, niettegenstaande haar rouwgewaad, tot een ander huwelijk dwingen wil. De lezer is over de gelieven in de pijnlijkste ongerustheid. Evenwel, alles komt ten slotte te regt; de gewaande vermoorde vader komt NB. uit een graf, waar zijn omgekochte moordenaar hem in het leven hield, terug. De lijdende onschuld zegepraalt, en de ondeugd ontvangt de welverdiende straf harer euveldaden. Hoe dit toeging, moge vreemd schijnen; de lezer zal daarvan in het boek zelve genoegzaam bescheid vinden. Het titelvignet is fraai, en de overzetting goed.