Redevoering, bij gelegenheid van het sluiten der vierde Synodale Vergadering der Hervormde Kerk, (uitgesproken in de Kloosterkerk in 's Gravenhage, den 21sten Julij 1819.) Door H.W.C.A. Visser. Lid der Synodale Vergadering. Te Zutphen, bij H.C.A. Thieme. 1821. In gr. 8vo.
Zonderling wordt toch nu en dan voor de duidelijkheid gezorgd. Jammer, dat het al te zoo dikwijls dat doel doet mislukken! Waarom hier toch naam van stad en kerk, waar deze redevoering gehouden werd, genoemd? Immers, dat spreekt, door de gewoonte, van zelve. Waarom dat epitheton bij des leeraars naam? Of treden, ter opening en sluiting der Synode, ook zulken op, die geene leden zijn?
Laat verschijnt deze leerrede in het licht. Een tijdlang was die uitgave ook visser's voornemen niet, om bijzondere redenen. Die redenen vielen weg, en toen werd aan de aanzoeken zijner vrienden, in verschillende oorden, voldaan. In de Bijdragen voor den Protestantschen Eerdienst deed hij dezelve plaatsen; doch opdat 's mans andere vrienden, behalve zij, die de Bijdragen lezen, ook weten mogen, dat zij, om deze preek, dat tijdschrift niet behoeven te koopen, doet Recensent van deze afzonderlijke uitgaaf, zoo veel noodig, hier verslag; want visser brengt zijne redevoering niet in den boekhandel, zegt hij. Wij mogen haar toch wel bekend maken, en immers ook wel beoordeelen?
Wij lezen, dat zijn Eerw. hier vrijmoedig belijdenis doet van gevoelens, voor welker veroordeeling hij niet vreest; wij lezen van het eenen verkeerden indruk makende in zijne rede, ezv.: het een en ander deed ons hier iets bijzonders verwachten. Wij hebben het niet kunnen vinden; of het moest wezen de groote ophef van de tegenwoordigheid van éénen Lutherschen afgevaardigde; de uitvoerige uitweiding, die het besluit voorgaat,