roovers, die veel beter en Christelijker zijn dan de genen, die zij berooven of vermoorden, worden grootelijks toegejuicht, en de hen betreffende verhalen als verslonden. Zij dragen echter geenszins onze goedkeuring weg; zij bestaan niet alzoo in de werkelijke wereld, en verhitten het hoofd, en verwringen niet zelden het karakter, van den leesgragen jongeling. Maar in dit boekje nu? Er wordt niet veel geroofd, en in het geheel niet gemoord, door deze roovers. Een boosaardig Prins verwerft de hand en den troon van eene zeer beminnenswaardige Vorstin, hij doet haar voor dood uitgeven, stopt haar weg op een afgelegen kasteel, trouwt vervolgens eene vroeger aan hem verloofde, die even slecht is als hij, en is nu de geesel zijner staten. Eene zamenzwering der onderdrukten tegen hem was het gevolg; maar deze lekte uit, en de zamengezworenen werden van hunne goederen beroofd, verstrooid en gebannen. Een der voornaamsten van dezen geraakte zonder opzet onder eene rooverbende, bestaande over 't geheel uit goede, zeer dappere, door het ongeluk vervolgde menschen, welker hoofdman vooral een zeer braaf man bleek te zijn. Deze hoofdman sneuvelde weldra in een gevecht met de soldaten van den verfoeijelijken Vorst, en onze held volgt hem op. Nu ontdekt hij, dat zijne zuster door den Vorst met geweld was geschaakt; hij spoort het afgelegene slot op, waar men haar had opgesloten, en vindt daar tevens de zoo lang voor dood gehoudene Vorstin. Deze geleidt hij naar haren oom, een naburig magtig Vorst; diens hulp was echter niet noodig, want op de tijding van het aan haar gepleegde gruwelstuk geraakte de natie in opstand, waarbij de dwingeland en zijne tweede gemalin zich beide doorstaken. Nu komt alles in orde; onze held wordt krijgsbevelhebber en staatsdienaar, en de rooverbende grootendeels lijfwacht; ook erlangt hij kort hierop eene lieve vrouw, en het land is gelukkig. - De lezer voelt, dat hij dit boekje, hetwelk nog wel eene vertaling is, zonder eenige schade
ontberen kan.