| |
Geneeskundig Handboek voor beginnende Kunstoefenaren, bekroond door het Geneeskundig Gezelschap, onder de zinspreuk: Uno animo, te Amsterdam. Door W.F. Buchner, Med. Chirurg. en Stads-Doctor te Gouda, enz. enz. Iste Deel. Te Amsterdam, bij B.J. Berntrop. 1821. In gr. 8vo. XX en 602 Bl.
De Schrijver meldt ons in het voorberigt, dat hij, gewoon eenige der weinige uren, die eene uitgebreide prak- | |
| |
tijk hem nog overlaten, te besteden tot het onderwijzen van leerlingen in de Heelkunde, eene beknopte aanwijzing vervaardigde ter geneeskundige behandeling der meest voorkomende ziekten, om ten leiddraad bij zijne voorlezingen te dienen, zonder voornemen van dezelve immer het licht te doen zien; doch dat hij van gedachten daaromtrent veranderd is, door het Programma van het Geneeskundig Gezelschap onder de zinspreuk: uno animo, te Amsterdam, voor den jare 1817, waarin gevraagd werd de vervaardiging van een beredeneerd Geneeskundig Handboek, in het Nederduitsch geschreven, rustende op de natuur- en ziektekunde van den mensch, en inhoudende eene volledige beschrijving van de meest voorkomende ziekten, van derzelver oorzaken, kenteekenen, loop, toevallen, en eenvoudige manier van behandeling; dat hij, van de nuttigheid van zoodanig handboek overtuigd, en begeerig om tot het doel van het verdienstelijk Gezelschap mede te werken, besloot, zijne zwakke krachten te beproeven, en zijne handleiding volgens het doel des Gezelschaps nader te bearbeiden en uit te breiden; dat hij vervolgens, in de maand Mei 1818, het genoegen smaakte, dat hetzelve zijnen arbeid met deszelfs goedkeuring vereerde, en het ter mededinging naar den uitgeloofden prijs ingezonden eerste deel, de behandeling der koortsen bevattende, als het doel naast bij komende, den uitgeloofden prijs waardig keurde. Voorts erkent hij, dat zijn werk in breedvoerigheid de grenzen van een handboek verre overschrijdt; doch dat hij, de moeijelijkheid gevoelende, om de noodige duidelijkheid met de gewenschte kortheid te paren, ja daarvan de onmogelijkheid ontwarende, althans de eerste aan de laatste niet heeft willen opofferen, en zich durft vleijen, dat zijne wijdloopigheid meer zal worden toegeschreven aan veelheid van zaken, dan aan herhaling van overbodige woorden; en dat de
moeijelijkheid van eene keuze te doen tusschen die ziekten, welke zeer dikwijls, en die, welke zelden voorkomen, deze of gene al of niet te behandelen, zonder een onvolkomen geheel te leveren, en de
| |
| |
behoefte vooral van de Scheeps- en Plattelands-Heelmeesters, hem deden besluiten tot het meer of minder breedvoerig behandelen van alle bij ons voorkomende ziekten, ten einde aldus een geheel te leveren, waarin ieder mingeoefende eenige aanwijzing kan vinden; daar toch zijn werk, volgens het doel des Gezelschaps, vooral hen, welken het aan een geregeld onderwijs heeft ontbroken, tot eene verbeterde geneeskundige behandeling moest leiden; hebbende hij, ter bearbeiding van dit werk, gebruik gemaakt van de meest geachte in- en uitlandsche geneeskundige handboeken en de bijzondere beschrijving van sommige ziekten, en daarmede gepaard zijne eigene ondervinding, gedurende eene twintigjarige uitoefening der Geneeskunst, zoo in de militaire hospitalen, als naderhand in de burgerlijke praktijk. Vervolgens gaat hij over tot de Inleiding, welke hij begint met de aanmerking, dat de kunst, om ziekten te genezen, eene wetenschappelijke, op ervaring en redenering gegronde, kunst is, welke alleen kan verkregen worden door zieken naauwkeurig en zonder vooroordeelen waar te nemen, en de schriften van zulke Geneesheeren vlijtig te beoefenen, die, aan de Natuur getrouw, de beelden van onderscheidene ziekten geschetst hebben. Hierop, na over het edel doel der Geneeskunst en derzelver uitgebreide nuttigheid uitgeweid te hebben, betoogt hij, dat, daar het vermogen, om oordeelkundig het waargenomene te beredeneren, een aangeboren vermogen van den geest is, hetwelk, ofschoon, door oefening, voor beschaving, uitbreiding en volmaking vatbaar, echter nimmer door hem, die hetzelve mist, kan verworven worden, uit dien hoofde even min een Arts als een Dichter gekweekt, maar geboren wordt; daar hij alleen den naam van Arts verdient, die den geheelen omvang der Geneeskunst en hare hulpmiddelen kent, en dezelve ter genezing van zieken weet aan te wenden; en dat, om een waardig Arts te zijn, er, behalve de algemeene kundigheden, de vruchten eener beschaafde opvoeding, eene volledige
kennis van den geheelen omvang der natuur- | |
| |
kundige wetenschappen gevorderd wordt, en de Arts gewoon moet zijn wijsgeerig te denken, en de vereischte vrijmoedigheid en sterkte van geest bezitten. Wijders merkt de verdienstelijke Schrijver zeer juist aan, dat, ofschoon de hedendaagsche Geneeskunst op een hooger standpunt staat dan die der vorige eeuwen, echter de voornaamste Geneeskundigen in alle landen daarin overeenstemmen, dat iedere stelselmatige bearbeiding der Geneeskunst, om haar eene wetenschappelijke zekerheid te geven, voor het tegenwoordige nog eene ijdele onderneming is, en dat alle daarop gegronde toepassingen aan het ziekbed door de uitkomsten worden gelogenstraft; en dat hij, uit dien hoofde, de onderscheidene stelsels, zonder in breedere ontwikkelingen te treden, met stilzwijgen zal voorbijgaan; te meer, daar de onderscheidene stelsels van de latere tijden in de Nederlanden dien algemeenen bijval als in andere landen niet hebben gevonden, maar de Nederlandsche Geleerden over 't algemeen onafgebroken den weg der ervaring, door de rede voorgelicht, zijn blijven bewandelen, en door hunnen arbeid tot hare volmaking hebben medegewerkt. Na eindelijk den Geneesheer nog eenige algemeene regels, welke men bij de beoefening der Geneeskunst nimmer uit het oog heeft te verliezen, indachtig gemaakt te hebben, eindigt de Schrijver met den wensch, om den Heelmeester ten platten lande en ter zee eenige handleiding te geven ter behandeling der inwendige ziekten, en hen bekend te maken met de verbeterde handelwijze der geoefendste Geneesheeren. Hij splitst zijn werk in vier deelen, waarvan het voor ons liggende eerste deel de koortsen, zoo in het algemeen als in het bijzonder, bevat, en waarin de Schrijver alle koortsen, zoo als zij voorkomen, en, door eene reeks van eigene toevallen, de gedaante van bijzondere ziektevormen aannemen, bijeengebragt, en dus beide, de oorspronkelijke en afgeleide, of toevallige, koortsen behandeld heeft; zijnde het tweede deel
in twee afdeelingen gesplitst, waarvan het eerste de ontstekingen, en het tweede de ontstekingachtige huidziekten bevatten
| |
| |
zal. De pijnlijke ziekten, vloeijingen en verstoppingen zullen in het derde deel voorkomen; terwijl, eindelijk, in het vierde deel de overige slepende ziekten zullen behandeld worden.
Het eerste deel is in twee, ofschoon vrij ongelijke, hoofdstukken gesplitst, waarvan het eerste handelt over de koortsen in het algemeen, en wederom negen onderafdeelingen bevat, waarvan de eerste aan het onderzoek nopens den waren aard der koorts is toegewijd, de tweede handelt over de verdeeling der koortsen, de derde derzelver oorzaken naspoort, en de vierde de nadere verdeeling der koorts, volgens de beroemdste Geneeskundigen, als reil en richter, opgeeft; wordende in de vijfde de tijdperken der koorts, in de zesde derzelver duur of tijdsbestek behandeld, de zevende aan de uitgangen, de achtste aan de voorzegging, en eindelijk de negende aan de algemeene geneeswijze der koortsen toegowijd; omtrent alle welke punten men hier het voornaamste bijeenverzameld vindt, 't welk daarover bij de beste, zoo oude als latere, Schrijvers is aangeteekend, verrijkt met 's mans eigene waarnemingen. Het tweede hoofdstuk, 't welk over de koortsen in het bijzonder handelt, wordt in twee afdeelingen verdeeld, waarvan de eerste de aanhoudende koortsen bevat, welke met een praktisch doelwit wederom worden verdeeld, 1o. in ontstekingkoorts, of stenische, eigenlijk hyperstenische; 2o. in asthenische koortsen, met het karakter van typhus; zijnde deze onderverdeeld, a. in rotkoortsen, febris putrida, typhus; b. in zenuwkoortsen, febris nervosa, typhus nervosus; en 3o. in symptomatische koortsen; wordende deze laatste verdeeld in A. gastrische koorts, (en deze wederom onderverdeeld, a. in eenvoudige gastrische koorts, febris sabrinalis; b. galkoorts, febris biliosa; c. slijmkoorts, febris pituitosa; d. wormkoorts, febris verminofa;) B. zinkingkoorts, febris catarrhalis; C. rheumatische koorts, febris
rheumatica; D. kraamkoorts, febris puerperalis; E. uitterende koorts, febris hectica. Alle welke onderverdeelingen door den Schrijver afzon- | |
| |
derlijk behandeld worden, en doorgaans de beste, door de ervaring beproefde, en veelal door eigene praktische ondervinding gestaafde, geneeswijze in ieder derzelve opgegeven.
In de tweede afdeeling worden de tusschenpoozende koortsen vrij breedvoerig behandeld, daar men in dezelve alle middelen, de kininae en de sulphate de kininoe slechts uitgezonderd, vermeld vindt, welke, zoo door oudere als latere Geneesheeren, ter beftrijding van dezen ziektevorm, het zij met vrucht gebezigd, het zij zelfs schijnbaar zonder genoegzame praktische gronden aangeprezen zijn.
Ziet daar, waarde Land- en Kunstgenooten! eene beknopte schets der hoofdzaken, in dit uitmuntend werk voorkomende, hetwelk wij, uit hoofde van deszelfs belangrijken inhoud en menigte van oordeelkundige, praktische aanmerkingen, beschouwen als eene zeer nuttige bijdrage ter algemeene uitbreiding der Geneeskunst in ons Vaderland, en alzoo aan alle jonge Geneesheeren, en in 't bijzonder aan de zoodanigen, die niet in de gelegenheid zijn, om zich de voornaamste nieuwere buitenlandsche geneeskundige handboeken te kunnen aanschaffen, niet slechts gerustelijk durven, maar ook pligtshalve vermeenen te moeten aanprijzen; te meer, daar er in het Nederduitsch geen geneeskundig werk, in aanleg met dat des Schrijvers overeenkomende, bestaat.
(Het vervolg hierna.) |
|