natie in het jaar 1820. Naar ons inzien zou zulks voor de eer van het Spaansche volk oneindig voordeeliger geweest zijn. De geheele vierjarige strijd tegen Frankrijk (1807-1811), door de verontwaardigde Spanjaarden begonnen en voortgezet, treedt thans in den achtergrond, en maakt plaats voor het tijdperk van den beslissenden strijd voor de vrijheid en onafhankelijheid van het Schiereiland in de jaren 1812 en 1813, waarvan de eer hoofdzakelijk aan wellington toekomt. Bovendien heeft de Schrijver, door hier te beginnen, en het verhaalde der toenmalige krijgsverrigtingen tot het onderwerp te maken van het eerste hoofdstuk zijner Geschiedenis, het geheele beloop der zaken, het verband van oorzaken en gevolgen, voor den dagelijkschen lezer, die met het vroeger gebeurde minder bekend is, eenigzins verduisterd. Dit is dus, gelijk wij zeiden, de inhoud des eersten hoofddeels. Het tweede voert dezen titel: Regeringloosheid en partijwoede in Spanje, na deszelfs ontruiming door de Franschen. Terugkomst van ferdinand VII. Pogingen tot herstel van de onbepaalde magt. Eerste tegenwerkingen van den geest der omwenteling. Een hoofdstuk, (wij herhalen het nog eens) dat wij ter ernstige lezing en herlezing en overweging bevelen aan elk, die in het Despotismus vermaak schept, en nog vragen durft, of de Spanjaarden ook regt en reden hadden om hunne ketenen te verbreken! Met het einde van deze afdeeling sluit het eerste deel. In het tweede hebben wij, volgens de voorrede, ook een dubbel hoofdstuk te verwachten. Het eerste zal de schildering behelzen van het voltooide schrikbewind, met al deszelfs gruwelen van regeringloosheid, oproer, geweldenarij, en vaneenscheuring der inwendige banden van den staat. Het tweede, daarentegen, zal de groote ontknooping voorstellen, waarin het gemeen eindelijk de boeijen van het geweld verbreekt, de gewapende magt zelf zich tegen den troon verheft, en
den Koning dwingt, de Constitutie door zijne goedkeuring te bekrachtigen.
Dit weinige zal genoegzaam zijn, om den lezer eenigzins met den inhoud van dit belangrijk werk bekend te maken. Voor een uittreksel of doorloopende opgave van den inhoud is het niet vatbaar. Daartoe zijn de zaken te menigvuldig en de stijl te kort en ineengedrongen. Ook kunnen wij gerust zeggen, dat men geen proefje tot aanbeveling noodig heeft. Zoo ons iets bij de lezing heeft gehinderd, het was het ge-