ner twee zonen en dochter ontworpen. Behalve door zijne echtgenoote, wordt hij door den geleerden Gouverneur, en eene kamenier, die echter meer de vriendit zijner dochter is dan wel hare dienstbode, vergezeld. Eerst deelt de vader zijn plan mede aan eenen vriend, geeft het karakter op zijner kinderen, en de vereischten om met nut te reizen, welke hij vordert, en naar welke hij zich rigt. De kinderen schrijven aan een' vriend of vriendin; ook de moeder, de Gouverneur, en de vader zelf. Dit geest eene aangename afwisseling, en tot nog toe is het karakter van ieder dezer briefschrijvers genoegzaam bewaard. Dit is de inkleeding. Eer men op reis ging, zorgde de vader, dat het merkwaardige van Amsterdam bezigtigd en beschreven werd. Om te groote uitvoerigheid te vermijden, bleef datgene van fabrijken enz. ongezien, wat men elders op reis in meerdere volkomenheid opnemen kon. De eigenlijke reis gaat dan eerst over het IJ naar de Zaan; voorts per as, na ook Broek bezigtigd te hebben, op Monnikendam, over Edam en de Beemster op Hoorn, en door de Streek op Enkhuizen; toen op Medenblik en Schagen naar de Helder; men bezocht ook Texel, en trok toen op Alkmaar enz., naar Haarlem, en keerde daarna voor eene korte poos te Amsterdam terug. Spoedig werd de togt hervat, op de Lemmer, door Vriesland, op Groningen, vanwaar het mannelijk gedeelte des gezelschaps een' uitstap naar het Noordoostelijk gedeelte dier Provincie doet; voorts neemt men gezamenlijk Drenthe op; de nieuwe
Koloniën, Frederiksoord enz., worden vooral niet vergeten. Wij laten de Familie te Steenwijk, vanwaar de laatste brief geteekend is.
Veel, zeer veel is er bezocht, gezien, opgemerkt, ook van oudheid en geschiedenis herinnerd, en regt onderhoudend hier voorgesteld. Aan geheele volledigheid is, uit den aard van het veelomvattend ontwerp, niet te denken; maar het meest merkwaardige en meest nuttige wordt vermeld, en zoo is voldaan aan hetgeen de bescheidene lezer verwachten kan. Wij prijzen deze Reis daarom ook met volle ruimte aan, en beloven den jeugdigen lezeren veel leering, steeds toenemende belangstelling in hun vaderland, en een zeer aangenaam onderhoud. Ofschoon wij onze jeugd reeds ontwassen zijn, en het meeste ons bekend was, hebben wij dit deel met zeer veel genoegen gelezen, en moeten der Schrijfster onzen dank betuigen voor de leerzame herinnering en het wezenlijk ver-