| |
| |
| |
Historische en geheime Gedenkschriften der Keizerin Josephine, eerste Echtgenoote van Napoleon Bonaparte. Met Platen en Fac-simile. Door Mejufvrouw M.A. Lenormand. Uit het Fransch vertaald. Te Amsterdam, bij de Erven H. Gartman. Iste Deel, XLIV en 342; IIde Deel, 434; IIIde Deel, (Aanteekeningen) 455 Bl. 1821. In gr. 8vo.
Niet zonder nieuwsgierigheid namen wij dit werk, de geheime gedenkschriften der Echtgenoote van den man, die vijftien jaren lang bijna uitsluitend de aandacht van Frankrijk en van Europa heeft tot zich getrokken, in handen. Doch wij moeten bekennen, dat dezelve slechts gedeeltelijk voldaan, gedeeltelijk te leur gesteld is geworden. Vooreerst is het boek te lang, wij zouden bijkans zeggen langdradig, en doorzaaid met dagelijksche aanmerkingen, loci communes, die de Lezer of zelf gereedelijk kan maken, of die gedeeltelijk niet eens waar, en wel eens zeer duister zijn. Josephine (of hare uitgeefster) spreekt ondragelijk veel van zichzelve, hetwelk zelfs den geduldigsten en galantsten Lezer vermoeijing moet baren. Ten tweede: de vrouw, die het werk heeft geredigeerd, is - eene waarzegster, eene waarzegster van beroep, en dus kan men begrijpen, dat het bijgeloof hier genoeg voedsel zal vinden, hetwelk juist niet tot aanbeveling van het boek strekt. In het eerste Deel vindt men zelfs de afbeelding van de hand der schoone Creole, (zoo als zij, vóór haar huwelijk, tot verveling toe genoemd wordt) met de strepen, punten en teekens, tot de cheiromancie (handwaarzegging) betrekkelijk. En dat voor eene Keizerin! en dat in de negentiende Eeuw! Ten derde is veel blijkbaar slechts uit andere werken overgenomen, hetwelk, tot napoleon's Geschiedenis betrekkelijk, algemeen bekend is, en hetwelk slechts noodeloos bezwaart. Ten vierde hindert ons op verscheidene plaatsen de onkunde van den Vertaler, die de eigenna- | |
| |
men (op zijn Fransch) verhaspelt, zoo als berg Tarpeien, voor Tarpejische rots. Zelfs de namen der Latijnsche Schrijvers onder de Motto's zijn verfranscht;
properce, virgile enz., en de Motto's zelve in 't Fransch, niet in 't Nederlandsch, vertaald. Laurent le Magnifique wordt vertaald door Laurens de Trotsche. Beaupère wordt door schoon- in plaats van stiefvader vertaald. Wij lezen van eene wet van tallion, als van een' persoon (la loi du talion, de wet van gelijk voor gelijk). Voor staatsievertooning (réprésentation) leest men vertegenwoordiging, enz. De aanteekeningen, welke het derde Deel beslaan, bevatten de meeste merkwaardige bijzonderheden, anekdoten en wetenswaardige trekken uit het leven van josephine's Echtgenoot, dien men hier zekerlijk van meer dan ééne belangrijke zijde leert kennen. Het doet eer aan het hart der zwaar verongelijkte Vrouwe, dat zij den man, die aan haar zijne geheele bevordering te danken had, wien zij zelve, (blijkens dit werk) vooral in 1799, toen het om zijnen dood of om zijne heerschappij gewed was, de gewigtigste diensten bewezen had, en die haar naderhand onwaardiglijk verstiet, zoo zacht, met zoo veel verschooning en blijkbare liefde beoordeelt. Slechts zijne onbegrensde eerzucht keurde zij af, en poogde die te stuiten, of te verzachten. Zijne misdaden kent zij aan zijne vleijers toe, welke 's mans oorspronkelijk goed en groot hart (zoo als zij voorgeeft) bedierven, en hem tot verrigtingen wegsleepten, die zijnen roem bij de nakomelingschap moesten bezwalken, en nog bij zijn leven zijne Regering doen vallen. Zij noemt niet alle deze geesels van haar Vaderland en des menschdoms; sommigen kan men uit de eerste naamletters slechts raden; doch onder de familie van haren Echtgenoot (van welke zij zeer weinig goeds zegt) noemt zij murat met name, als haren vijand, en bederver van
haren Echtgenoot. De anekdoten over de Moeder en Zusters van buonaparte zijn meer kluchtig; vooral wordt de bijna ongeloofelijke gierigheid van 's Keizers Moeder aan de kaak gesteld. Napoleon's Zuster elise (Groot- | |
| |
hertogin van Toscane en Prinses van Lucca) schijnt de meeste te overeenkomst met haren Broeder gehad te hebben, en deszelfs lievelinge geweest te zijn. Pauline borghese was ligtzinnig, en ontzag zelfs het bijzondere eigendom der burgers niet, wanneer hare grillen zulks vereischten, doch daarbij goedhartig. Dat hortensia, de gewezene Koningin van Holland, door hare eigene Moeder voorgesproken, en hoogelijk wegens hare deugden geroemd wordt, is natuurlijk en zeer verschoonlijk; doch josephine zou ons ook niet kwalijk nemen, dat wij op die bewondering een weinig afdingen, zonder daarom stellig het gerucht van napoleon's gemeenzamen omgang met zijne Stiefdochter, hetwelk hier tegengesproken wordt, te gelooven. Het lot der ongelukkige Koningin van Hetrurië, Spaansche Koningsdochter, (en thans Prinses van Lucca, met aanspraak op Parma en Piacenza) wordt uitvoeriger, dan wij nog ergens hebben aangetrossen, verhaald. Napoleon's valschheid en wreedheid vertoonen zich daarbij in het aszigtigste licht. - Doch loopen wij kortelijk het werk door.
Marie rose tascher de la pagerie, werd van een Fransch gezin op Martinique in 1763 geboren. Men laat ons niet onkundig, dat zij met een' helm ter wereld kwam, een onfeilbaar kenteeken van voorspoed. Zij was in hare jeugd vrolijk en dartel, doch onschuldig, en geraakte verliefd op een' jongen Engelschman, destijds in de kolonie woonachtig, met name williams, welke neiging zij echter moest onderdrukken. Kort daarna ging zij naar Frankrijk bij eene Tante, die veel omgang had (en naderhand huwde) met den Marquis de beauharnais, Vader van den Burggraaf (Vicomte), die, in weerwil van zijn' stelligen afkeer, met josephine huwde door koppeling dezer Tante. (Zij fpeelde hem het portret van josephine's schoonere Zuster, in plaats van het hare, in handen. Zoo wat eene labans-streek!) Men kan denken, dat dit huwelijk niet gelukkig geweest is. Eerlang scheidden de Echtgenooten, door onderlinge verdenkingen gesolterd, en jo- | |
| |
sephine ging met hare Dochter naar Martinique terug; doch na drie jaren keerde zij weder, en verzoende zich met den Burggraaf. Ondertusschen was de Omwenteling uitgebroken; en men weet, dat beauharnais, hoezeer een ijverig voorstander derzelve, ook onder het getal harer slagtofsers behoorde. Josephine zelve werd gekerkerd, en eerst door den val van robespierre bevrijd. Zij maakte daarop kennis met tallien, die het meest tot dien val had bijgedragen, en wiens Echtgenoote, josephine's bijzondere vriendin, door buonaparte bemind werd, die haar eene scheiding van haren Echtgenoot, en een huwelijk met hem, (doch vruchteloos) voorsloeg. Allengs
geraakte josephine in kennis met de vijf mannen, die toen (onder den naam van Uitvoerend Bewind) het hoogste gezag in Frankrijk stonden te aanvaarden. Zij kenschetst de vier overigen met enkele trekken. De Vertaler heeft hier waarschijnlijk weder een' misslag begaan; hij zegt, bl. 166: lareveillère lepeaux was een waar menschenvriend; en kort daarna wordt van hem gezegd: hij beweerde zijnen belagchelijken eeredienst en zijne dwalingen te wettigen. Dit strookt niet te best met het vorige; maar denkelijk heeft er in het Fransch gestaan, théophilanthrope; eene soort van Deïsten, waarvan la reveillère lepeaux de Hoogepriester was. Onder de vijf mannen wordt het karakter van barras het naauwkeurigst geschilderd; natuurlijk! door iemand, die barras zoo wèl gekend heeft. Men leest hier met verbazing, dat hij een geheim Koningsgezinde was, en zwanger ging met het ontwerp, het oude Stamhuis te herstellen. Aant. bl. 81-83. Vandaar is buonaparte's gedrag jegens hem in 1799 wel te verklaren. Over den aard der betrekkingen van josephine tot den Directeur, waarover in den tijd zoo veel gesproken is, wordt een diep stilzwijgen bewaard, misschien uit verachting; maar zij erkent volkomen, dat barras bemiddelaar geweest is in haar huwelijk met buonaparte, wien zij in het eerst met afkeer beschouwde, wegens de overwinning,
| |
| |
die hij op de Parijzenaars behaalde. Want josephine, de Weduwe van een' Edelman, reeds gedurende haar eerste huwelijk aan den Koning en de Koningin voorgesteld, en met zeer veel goedheids ontvangen; josephine, goedhartig en menschelijk, had eenen afkeer van die verschrikkelijke Omwenteling, waarin de bloedtooneelen, volgens de toen gemeenzame uitdrulking, aan de orde van den dag waren; en zij gebruikte, na haar huwelijk met buonaparte, steeds al haren invloed, om de slagtoffers dier Omwenteling in hunne eer, ambten of goederen, zoo mogelijk, te herstellen, of in het leven te behouden. Dus redde zij eens, door eene vernuftige vinding, alle de Uitgewekenen, die zich in de vesting Mantua bevonden. Tusschenbeiden komen er, vooral in het verhaal der eerste Italiaansche veldtogten, grappige historische misslagen voor. Wij leeren, b.v., dat de zachtheid van het Gouvernement der Paussen sedert meer dan tweeduizend jaren den moed der afstammelingen van romulus gekluisterd houdt. De Paussen regeerden dus reeds ten tijde van hannibal! Josephine wist op eene behendige wijze de geheimen van den Italiaanschen Adel uit te vorschen, en zelfs door hen verborgene papieren weder te voorschijn te brengen. (Aant. bl. 142.) En daardoor bewerkte josephine voor napoleon de overwinning van Italië! O die vrouwelijke ijdelheid! Maar naast zulke trekken van onkunde en verwaandheid vindt men dan ook weder belangrijke anekdoten; zoo als, dat de last, aan buonaparte ten aanzien van den Paus gegeven, stellig luidde, om denzelven zijn wereldlijk gebied geheel te ontnemen, hem de burgerlijke inrigting der
Geestelijkheid van 1791 te doen goedkeuren, en hem tot eersten Bisschop der Republiek te maken. Josephine wendde toen (volgens haar) dat onweder af. Buonaparte sloot, op eigen gezag, vrede met den Paus, en liet hem twee derden van zijn land behouden. Omtrent pius VII was hij, later, zoo inschikkelijk niet; deze, die hem toch gekroond had, werd van alles beroofd. Mantua werd niet zonder be- | |
| |
hulp van omkooping ingenomen. (Aant. bl. 202, 210.) Josephine deed nu in zegepraal met haren Gemaal speeltogtjes door de steden van Italië, die zij niet onaardig beschrijft, vooral Venetië. Reeds toen (1797) strekten zich de plans van napoleon verbazend wijd uit: hij had het ontwerp, om in het toen nog onzijdige Florence eenmaal eene zijner Zusters te doen regeren. Reeds na dien veldtogt wilde hij zijn nederig huis in Parijs tegen een paleis verwisselen, hetwelk hij met de vaandels, door zijn leger veroverd, zou opsieren. Een oogenblik had hij, tijdens de onderneming naar Egypte, het denkbeeld, de kruisbanier op de torens der St. Sophia-kerk te planten. Over die onderneming (welke hier geheel niet als zijne uitvinding, maar als die van het Vijfmanschap voorkomt) had hij eene hevige woordenwisseling met de vijf Directeurs, van welken rewbell hem, op zijne bedreiging van zijn afscheid te nemen, koeltjes eene pen aanbood, zeggende: Teeken dat afscheid! Toen praatte hij er over heen. Josephine's leefwijze op Malmaison, gedurende dien merkwaardigen veldtogt, (van welken hier vele, ook van elders bekende, bijzonderheden voorkomen) wordt kortelijk beschreven, om meer omstandig uit te weiden over de
groote gebeurtenis van November 1799, die buonaparte aan het hoofd der Fransche Republiek plaatste, waarvan verscheidene bijzonderheden worden verhaald, en waaraan josephine zich geen gering aandeel toeschrijft. De terugkomst des Generaals moet de oude liefde weder opgewakkerd hebben; want vóór den Egyptischen togt gebeurden er ergerlijke tooneelen: josephine werd eens uit het huis gejaagd, en kon, als zij wilde, den nacht op straat doorbrengen; door de kunstgreep eener vriendin, die haar herbergde, werd de vrede hersteld. Hoe het zij, josephine werd nu Echtgenoote van den eersten Consul; en het schijnt, dat zij toen het gelukkigste was. Hare ijdelheid voelde zich genoegzaam gestreeld door den hoogen rang, de schitterende overwinningen, en de toen nog gematigde en menschelijke Regering van haren Gemaal,
| |
| |
die naar den titel van algemeenen Bevreniger haakte: de latere hoofsche pracht en hof-etiquette, die haar tegen de borst waren, bestonden nog niet. Het is waar, voor een oogenblik werd hare rust wel gestoord en haar gevoel geschokt door de uitbarsting van het helschewerktuig in December 1800; maar deze sohrik ging spoedig voorbij. Doch eenigen tijd daarna (Februarij 1804) werd, zeide men, de groote zamenzwering van georges, pichegru en moreau ontdekt. Uitvoerig is de Schrijfster in het verslag derzelve. Pichegru's gewaande zelfmoord wordt tegengesproken, en zijn dood aan een' opzettelijken last van napoleon toegeschreven. Zoo men josephine gelooven mag, zou zij niet alleen ijverig voor den Hertog d'enghien in de bresse gesprongen zijn, maar zelfs aan napoleon de aanvaarding des Keizerschaps afgeraden, en steeds voor het oude Stamhuis geijverd hebben. Dit is eene zelfverloochening bij eene Vrouw, die op het punt staat van regerende Keizerin te worden, zoo als wij in de Geschiedenis, behalve johanna gray, geen ander voorbeeld kennen. Maar (komt dan bij ons de booze gedachte op) zou dat wel alles waar zijn? Wij moeten het toch maar op het gezag van Jufvrouw le normand aannemen, die hare heldin alles kan laten spreken, wat haar belieft; de echtheid kunnen wij niet onderzoeken.
Na de verhefsing van napoleon tot Keizer worden de merkwaardige bijzonderheden dunner gezaaid; nogtans vindt men er eenige, zoo als de stoutmoedige taal van ferdinand, den tegenwoordigen Koning van Spanje, tegen napoleon, (IIde D. bl. 168) een tooneel met den Naamkoning van Spanje, joseph buonaparte, die naakt en berooid (hij bezat geen' stuiver meer) tot zijnen Broeder komt, en hem zeer ernstig de waarheid zegt, (bl. 176, 177) en talleyrand's ontwerp, die de vijandschap tusschen alexander en napoleon zou aangekweekt hebben, om den laatsten te bederven, enz. Maar de historie der Echtscheiding wordt met eene vervelende langwijligheid behandeld.
| |
| |
Men kan wel nagaan, dat dezelve josephine niet aangenaam was; maar het behoefde ons in geene 74 bladzijden te worden verhaald. En dan hooren wij van zwarte en roode mannetjes, die achter den stoel van een' Minister stonden en napoleon bezochten, en van de Societeit der Philadelphen, aan welke hij zich verbonden zou hebben tot haat tegen de Koningen, en in wier geheimen hij zou ingewijd zijn NB. in eene Moskee te Cairo. Dit alles luidt zoo avontuurlijk, dat wij het eer voor een sprookje van Jufvrouw le normand (het is zoo net een kolfje naar hare hand) dan voor eene aanteekening van josephine houden. Op het laatst van het werk heeft men gedurig weinigbeduidende gesprekken of uitboezemingen, den schijn der hartstogtelijkheid zonder het wezen derzelve, en zulk eene zucht voor declamatie, dat er eens, in het holle van den nacht, des morgens ten 4 ure in den winter, een Courier aan josephine's deur komt kloppen, om den Heer de ** aan te dienen, die de volgende zedespreuk zegt - en meer niets: ‘Wanneer het Volk gelukkig is, beoordeelt het met toegevendheid de daden, die niet van dwalingen zijn vrij te pleiten; maar het verkeert in eene vreesselijke, onmeêdoogende en bijna altoos onregtvaardige Regtbank, als het zich aan de slagen van het ongeluk blootgesteld ziet. Alsdan zijn de menschen schuldig, derzelver daden misdadig, en de strijd, waarin zij moeten onderdoen, is door zwarte ondankbaarheid geleverd geworden.’ Kon de man inderdaad niet wachten tot het dag was, om dat te vertellen?
De lotgevallen der laatste vier jaren van josephine's leven, na buonaparte's tweede huwelijk, zijn, als natuurlijk van minder belang, slechts kortelijk aangestipt. Het merkwaardigste voorval daarin was het bezoek van den Keizer van Rusland en den Koning van Pruissen bij huns vijands verlatene Echtgenoote, welke kort daarna overleed. Hare laatste levensdagen (zij overleed in Junij 1814, 52 jaren oud) zijn door de Uitgeefster bij het werk gevoegd. Op haar doodbed verdedigde
| |
| |
zij nog haren Echtgenoot, en deed wenschen voor zijn geluk.
Indien dit werk, in plaats der oneindige declamatiën, in een' bescheidenen, hartelijken, natuurlijken toon gesteld ware, zou het gewis meer behagen. |
|