Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822
(1822)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 220]
| |
gelijk al wat omtrent dezelve hier verhaald wordt volgens berigt van Mevr. de genlis, historische daadzaak. Het dal der Battuécas is de naam van deze vallei. De bewoners zijn echter geene wilden, maar Christenen. Toevallig ontdekt, ontvingen zij eenige beschaving en onderrigt door waardige geestelijken, die zich liever hier zelve mede opsloten, dan deze natuurmenschen bloot te stellen aan het bederf der overige wereld. Eenen Battuécas der wereld in te leiden, den bij hem verwekten indruk te teekenen, en hem de meest smaakvolle wetenschappelijke beschaving te doen aannemen, behoudens de eenvoudigheid en de zuiverheid van zijn hart, is het gelukkig denkbeeld, hetwelk bij dezen roman ten grondslag ligt. Reeds verloofd toen hij vertrok, werd hij echter in de beschaafde wereld spoedig verliefd op eene beschaafde en roerende schoonheid; door hare en zijne eigene braafheid bleef hij evenwel zijner verloofde getrouw, maar, in de vallei teruggekeerd, kon hij nu zijne tweede en eigenlijke geliefde niet vergeten; eindelijk, echter, vond hij door de vadervreugde en de ongeloofelijke liefde zijner vrouw het wezenlijk geluk des levens, daar zijne andere liefde in de zuiverste vriendschap en hoogachting veranderd werd. - Meer zeggen wij niet van het verhaal, dat, aardig ingekleed, de nieuwsgierigheid gaande houdt, en met het uiterst genoegen gelezen wordt. - De moordtooneelen in Spanje, ten tijde van den Napoleontischen oorlog, worden hier treffend verlevendigd; en hoe zich de Battuécas over den oorlog uitlaat, raadt onze lezer gemakkelijk. Ons oordeel stemt volkomen met dat van Mevr. de genlis in, als zij zegt: Ik geloof, dat dit werk, wat het romaneske gedeelte betreft, niet mislukt is; doch de berisping der zeden is niet zoo volledig, als zij had kunnen zijn. Wij moeten intusschen hare verontschuldigingen laten gelden, en ontvingen dezen haren arbeid met genoegen, gelijk wij bij het zien van haren naam reeds vooraf dit genoegen verwachtten. Eene andere vraag, intusschen, is al weder, of wij deze overzetting behoefden? Immers zoolang de Fransche taal bij ons nog zoo gemeenzaam is? Voor het minst had men daarbij tegen schrijs- of drukfouten naauwkeuriger moeten waken. - Een paar aanmerkingen der Vertaalster verbeteren het oorspronkelijke niet. Als Mevr. de genlis zegt, ‘dat de standvastigheid in de liefde alleen uit de verbeeldingskracht ontstaat,’ dan zegt zij niets meer of minder, dan 't geen de Dame of | |
[pagina 221]
| |
het Dametje Vertaalster nagenoeg zelve zegt; zij bedoelt bepaaldelijk het zinnelijke in de liefde tusschen de seksen; dit is, ja, wel naauw met de vriendschap, die uit geest en hart voortvloeit, verbonden; doch deze laatste geeft alleen aan het eerste eene wezenlijk redelijke standvastigheid, waarom dan ook die liefde in het gelukkig huwelijk zich (hoewel de wijze natuur hier ook de zinnelijkheid nooit geheel doet zwijgen) tot vriendschap en hoogachting hoe langer hoe meer oplost. - En waarom kon dan dit geldt de tweede aanteekening) de Battuécas niet wenschen, de toenmalige gade van zijnen weldoener en vriend nooit anders dan als eene zuster bemind te hebben? - Dit in het voorbijgaan, of soms de Vertaalster zelve ons eenen oorspronkelijken roman, ter teekening der liefde, mogt hebben toegedacht. |
|