hogendorp's Bijdragen, ezv. niet weinig verlevendigd, en gaf hem aanleiding, om, hetgene hij zijne herinneringen noemt, in die orde, welke de Graaf heeft, mede te deelen.
Des handelt hij eerst over de pijpenfabrijken en pottenbakkerijen, van welker verval de verscheidene oorzaken, en de voor het wederzijdsche belang dezer fabrijken zorgende maatregelen, opgegeven worden; en, voorts van nog andere fabrijken, korter, gewaagd hebbende, geeft hem het gezegde van van hogendorp, aangaande de markt van de vruchten des omliggenden lands, en de verzending van boter en kaas, aanleiding tot zijne aanmerkingen, en een ander gezegde doet hem over de gelegenheid der stad tusschen handeldrijvende gewesten het zijne zeggen. Eene afteekening, in steendruk, van den steen binnen de groote Sluis versiert dit werkje hier. Zegt hogendorp, dat Gouda, in de dagen der Republiek, ééne stem uitbragt in de Staten-vergadering, en daarom de zitting in derzelver Vroedschap gezocht was, ezv. ezv. de Schrijver dezer Herinneringen deelt daarover zijne gewaarwordingen mede, die omtrent vijf zaken, welke de Graaf opgeeft, belangrijk licht verspreiden. Niet minder belangrijk is ons toegeschenen de wijziging der aangegevene middelen van herstel der bronnen van welvaart. Van de bedeelingen gewagende, spreekt hij ook van de uitdeelingen van brooden, sedert 1451 tot 1795; en vindt men hier eene afteekening der koperen penningen, voor de overblijvende uitgereikt. Ten besluite wordt van de geschilderde glazen, en de Librie in de St. Jans- of Groote-kerk, gesproken. De Noten onder den tekst, en de Aanmerkingen en Bijvoegsels achter dit werkje, getuigen van de liefhebberij-studie en de waarlijk vele belezenheid des Schrijvers, wiens stukje allen, die in de stad Gouda belang stellen, bij dezen als zeer lezenswaardig wordt aangeprezen, althans verdient bij des Graven van hogendorp's Bijdragen tot de Huishoudkunde van Staat in aanmerking genomen te worden, en zeker door allen, die het groote werk van de
lange van wijngaarden bezitten, gaarne zal worden aangeschaft. Die voldoening wenschen we althans den Schrijver, dat hij zijn oogmerk, waarmede hij, ten voordeele der Armen van Gouda, zijne herinneringen uitgaf, bereike.
Wij nemen de volgende noot over: ‘Den vermaarden Abt vogler, die zijne ongemeene talenten, ook door het bespelen van dit uitmuntend orgel, had doen hooren, ten zelf-