| |
Request aan de Kamer der Pairs, van den Heer Douglas Loveday, Engelschman en Protestant, zich beklagende over eene Ontvoering door Verleiding, (Rapt de Séduction) gepleegd aan zijne twee Dochters en zijne Nicht, door hem op eene Kostschool te Parijs geplaatst, en waar men van de ligtgeloovigheid dier jonge personen heeft misbruik gemaakt, door middel van bijgeloovige schrikbeelden, kwellingen en valsche wonderwerken, om haar plotseling tot het Katholicismus te bekeeren, in afwezigheid, zonder medeweten, en tegen den wil harer Ouders. Te Haarlem, bij de Wed. A. Loosjes, Pz. 1822. In gr. 8vo. 27 Bl. f :-5-8
Toen, na de herstelling van karel II, Koning van Engeland, op den troon zijner vaderen, godsdienstige onverdraagzaamheid terstond het hoofd begon te verheffen, en die Vorst, in 't geheim door de Jezuiten tot het Roomsche geloof aangeworven, met zijnen nog driftiger' en bijgelooviger' Broeder, jakob II, de Regten der Natie
| |
| |
tevens met de Regten van het Geweten ondermijnde; toen voorzagen schrandere mannen eenen tweeden en nu onherstelbaren val van het Huis der stuarts. Zonder nu in alles hiervan de toepassing te willen maken op het tegenwoordige bestuur in Frankrijk, is het toch zeker, dat de Engelsche opstand in 1640 met den Franschen in 1789 en later, en ook beider gevolgen eene treffende overeenkomst hebben, en dat de bourbons wèl zouden doen, zich aan de daden en het lot der stuarts te spiegelen. Frankrijk begon adem te scheppen, toen, op den 5den September 1816, de partij der vrienden van oude heerendiensten en onverdraagzaamheid uit alle bewind en invloed geraakt was; thans heeft die partij (wie weet, door welke kuiperijen?) ten Hove al haar vorig aanzien weten te herkrijgen, en bedreigt het Koningrijk met de herstelling van Staat en Godsdienst, zoo als die vóór 1789, of liever vóór 1787, bestonden, toen de Protestanten geene burgerlijke Regten bezaten, en met de invoering, bovendien, der Jezuiten, die, voor Eeuwen lang, alle verlichting, verdraagzaamheid en waarheidsliefde uit dat Rijk staan te verbannen. Dat dit geene loutere schrikbeelden zijn, blijkt uit de, hetzij domme en der elfde Eeuw waardige, hetzij razende en tegen andersdenkenden opruijende preken dier zoogenaamde Missionarissen, welke niet anders dan Ex-Jezuiten en geestelijke goochelaars zijn; preken, welke, helaas! door de bajonetten beschermd worden; - het blijkt uit de schandelijke handelwijze, die men zich, blijkens het voor ons liggende boekje, zelfs tegen eenen vreemdeling, eenen Engelschman, heeft durven veroorloven, wiens beide kinderen men, benevens eene nicht, tot het Roomsche geloof letterlijk heeft
geronseld. Het is niet het verachtelijke wijf alleen, dat het vertrouwen eens vaders, in hare kostschool gesteld, op de schandelijkste wijze misbruikt, door hem zijne dierbaarste panden te ontrooven, deze tegen haren vader op te zetten, en de oudste dochter in eene dweepster van de ergste soort te herscheppen, welke den braven vader, die haar geene vrijheid van Godsdienst
| |
| |
weigert, te meermalen ontloopt, en hem eir elijk in een klooster, waar hij haar opzoekt, doet gevangen zetten en tusschen vier bajonetten plaatsen, terwijl een helsche glimlach om hare lippen zweeft, en zij den oorsprong, naast God, van haar aanzijn verwenscht en lastert! (bl. 19, 20.) - neen, het is die Kostschoolhouderes niet alleen, aan welke wij dit weefsal van ongeregtigheden, dezen zielemoord toeschrijven, (want zelfs eerlijke Roomschen zullen eene zoo diepgevallene dochter toch wel voor eene dier Proselyten erkennen, van welke christus zeide, dat de Farizeën ze tot kinderen der helle maakten, tweemaal erger dan zij zelve, Matth. XXIII:15.) - het zijn hoogere personen, die de diepbedrukte vader niet eens noemen durft, maar slechts van verre aanduidt; Vorsten der Kerk, Prelaten, naast den troon geplaatst, (bl. 13) welke achter het scherm hunner hooge waardigheid dit gruwelstuk hebben bestuurd, en thans daarvan de straffeloosheid verzekeren! Immers, alle de gezagvoerders, tot welke de bedrukte vader zich om Regt vervoegd heeft, willen of mogen hem niet helpen. De Procureur des Konings noemt de zaak teeder en netelig, en doet niets; de Prefekt der Politie, de Hoogëerwaardige Aartsbisschop (is hij misschien de bedoelde Vorst der Kerke?) verwaardigen zich niet eens, te antwoorden. Het éénige, volstrekt het éénige, hetwelk men tot geregtelijke (niet tot zedelijke), verontschuldiging der misdaad bijbrengt, is, dat het meisje eenëntwintig jaren oud, en dus meerderjarig is. Maar zij was dit (zegt de vader te regt) nog niet, toen het werk der boosheid begonnen werd. Men heeft hem zelfs in
het voorleden jaar, in Augustus, nog opzettelijk misleid, met te schrijven, dat zijne vrees op het stuk van den Godsdienst eene beleediging zijn zou. En moet nu dit niet gestraft worden? De middelen, waarvan men zich tot dat einde bediend heeft, zouden belagchelijk zijn, indien het doeleinde niet zoo afgrijselijk ware. De geschiedenis van een' Jood en een gerijfelijk meisje, gekweld door de verschijning eener bloedende hostie, boven hunne hoofden zwevende, benevens
| |
| |
andere ongerijmde wonderwerken, onder anderen die thans nog te Amiens zouden plaats hebben, en verdraaijingen van Bijbelplaatsen, om de kinderen tegen den vader op te zetten (bl. 7, 8); deze maken het geestelijke goochelspel uit, waardoor men een Engelsch Protestantsch meisje in eene Roomsche Fransche non heeft weten te herscheppen. (De jongste is nog bij tijds uit de klaauwen van deze verscheurende wolven in schaapskleederen verlost.)
Wij zouden over dit geval zoo breed niet zijn, indien het in de gevolgen zoo bedenkelijk niet ware voor den Protestantschen, ja voor allen redelijken Godsdienst. Men weet, dat de Jezuiten, die, volgens hunne leer, volstrekt geene middelen behoeven te ontzien om hun doel te bereiken, van hunne oprigting in 1540 af, tot hunne vernietiging in 1772 toe, niet opgehouden hebben, een' onverzoenlijken oorlog (bedekt of openlijk) tegen de Protestanten te voeren. Deze Orde, die met jezus niets dan den naam gemeen had, (wij spreken van haren geest, niet van alle hare leden) was naauwelijks afgeschaft, of er verspreidde zich in Frankrijk, in Beijeren, zelfs in Oostenrijk, (dat land van duisternis en schaduwen des doods) onder de Roomschgezinden een zachte, milde, Christelijke geest. Men begint elkander te naderen. Mannen als sailer, oberthur, hug, jahn, lexius doordringen hun Kerkgeloof met Bijbelgeest. Maar pius VII herstelt de Jezuiten, en - op nieuws begint de duisternis zich over het Roomsche Europa te verspreiden. De Bijbelgenootschappen worden afgekeurd en vervloekt. In Beijeren wordt het zoo schoon ontkiemende zaad der Evangelische vrijheid en waarheid bij de Roomschen verstikt. In Rusland verleiden de Jezuiten de edelste vrouwen en zelfs mannen, zoodat de godsdienstige en verdraagzame alexander verpligt is, hen ten lande uit te jagen. In Hongarijë hoort men op nieuws van vervolging. In Zwitserland, waar de Jezuiten te Frijburg een brandpunt hebben, verleiden zij den naneef des grooten hallers,
dat hij, lang onder schijn van Protes- | |
| |
tant, de Roomschen voorthelpe hij eindelijk gedwongen het masker afwerpt. In Spanje wordt de Inquisitic hersteld. In Nederland is het proselyten-maken (waarvan men in jaren niet gehoord, waaraan men niet eens gedacht had) aan de orde van den dag; en een oproerige Bisschop predikt ongehoorzaamheid aan de wetten. In Frankrijk, waar de gelijkheid van Godsdiensten te voren de uitmuntende werking deed, van burgers met burgers in eendragt te verbinden, en het heillooze zoogenaamde bekeeren tot uiterlijk kerkgebaar van eenige sekte te beletten, (waartoe napoleon, hoe slecht ook anders, door krachtige maatregelen veel bijdroeg) worden thans, ten spijt der nog bestaande wetten, weder eene menigte kloosters opgerigt, en die gestichten, misschien ook de afgelegde geloften, als onschendbaar gehandhaafd. Het bloed der tweeduizend Protestanten, in 1815 vermoord, roept nog om wraak tegen den schandelijken trestaillon en andere moordenaars, aan welken de Ultra's (die groote beschermheeren der Jezuiten) wel straffeloosheid hebben weten te verzekeren. Nu ontrukt men zelfs reeds kinderen aan de ouders, en doet dit straffeloos; want ook dit Verzoekschrift, door den ongelukkigen vader, zoo wel aan de Kamer der Pairs, als aan die der Afgevaardigden, ingeleverd, is vruchteloos geweest. Het past dus aan alle Protestanten, op hunne hoede te zijn. In ons gelukkig Vaderland zijn wij wel volkomen veilig tegen geweld, en kabalen, gelijk die tegen douglas loveday gesmeed, zouden wel gestraft worden; maar tegen list, tegen Jezuitsche
list, kan ook de beste Regering niet altijd beveiligen. Maar bij geluk komt de Bijbel, dat beste bolwerk tegen Papismus en Jezuitismus, thans in zoo veler handen, dat alle de kinderen en kleinkinderen van loyola met elkander de lichtstralen, daaruit opgerezen, niet zullen verdooven. Doch wij houden hier op: de veruitziende gevolgen, meer dan dit bijzondere geval, hebben ons aanleiding tot deze, naar evenredigheid, uitvoerige Recensie gegeven. |
|