boekdeel zoude kunnen vullen. Ons oordeel bestaat altijd in dezen regel:
Spectetur meritis quisque poëta suis.
Vervolgens wijst da costa zijnen lezer het standpunt aan, uit welk hij den Prometheus beschouwen moet. Eene allernuttigste zaak! Trouwens daardoor leest men het gansche stuk met veel meer genoegen, en kan beter doordringen tot den geest van hetzelve. Wij hebben gemerkt, en de Dichter bekent dat ook zelf, dat deze vertaling of navolging vrijer is uitgevallen, dan de Perzen. Wij gunnen eenen Dichter zoodanige vrijheid gaarne, indien het geheel in den geest van het modèl blijft, gelijk hier doorgaans het geval is. Over 't algemeen, echter, zijn wij meer voor de meestmogelijke getrouwheid, hetwelk eenen da costa niet moeijelijk kan vallen. Wij hebben ons ook in dit opzigt dikwijls verwonderd over de gemakkelijkheid, waarmede bilderdijk b.v. de OEdipussen van sophocles, het Epithalamium van catullus op Peleus en Thetis zóó teruggeeft, dat hij het oorspronkelijke bewaart, het meestal in kracht en naïveteit op zijde streeft, en meermalen overtreft. - De dichterlijke talenten van da costa zijn dikwijls, ook in ons Maandschrift, naar waarde geschat en geprezen; zoodat wij, daar hij zich ook hier gelijk blijft, daarover niet behoeven te spreken. Tot eene kleine proeve schrijven wij deze regels as:
Met regt, o sterveling, met regt
Schuwt gij een' ongelijken echt!
De liefde stort in onafzienbre rampen,
Als zij verbinden wil, hetgeen het noodlot scheidt.
Ge erkent u magteloos om tegen dit te kampen,
En, wien bij u zijn gunst een troon heeft toegezeid,
Slaat op geen herdersmaagd een' blik van teederheid.
In het oorspronkelijke staat: ‘Wijs, ja waarlijk wijs was hij, die dit het eerst in zijn hart droeg, en het met de tong uitsprak, dat het trouwen naar zijnen stand verreweg het beste is. En dat niemand, door rijkdom aan een weelderig leven gewend, of door geslacht verheven, handwerksters beminnen moet.’ Men ziet hieruit de keurigheid en kieschheid van den vertaler. En, daar wij meer plaatsen bij het oor-