beidzaamheid. 6. Over Geloof en Bekeering. 7. Over de Christelijke Deugd. 8. Over Doop en Avondmaal. 9. Gesprek, over de wijze, waarop ook arbeidende menschen naar het hoogste Goed streven kunnen en moeten. 10. Over het Kerkgaan. 11. Over het danken en bidden. 12. Over de Geboorte van Jezus, en het besluit des Jaars.
De Eerw. verwijs heeft regt goed den toon getroffen, die tot zulk onderwijs vereischt wordt; hij schrijft eenvoudig en verstaanbaar, maar niet plat, en niet beleedigend voor het gezond menschenverstand, dat men wel eens te weinig schat bij geringe lieden, die toch ook weten, dat zij het bezitten; hij schrijft gemoedelijk, vroom, maar geene dweepzucht wawelt hier; de hartelijke en verlichte godsvrucht spreekt tot verstand en hart beide. Dat de Gereformeerde Kerkleeraar, zijner overtuiging getrouw, de waarheid des Evangelies zóó voorstelt, dat anderen, hier en daar, van zijne voorstelling nog al meenen te mogen afwijken, zal hem niet ligt iemand kwalijk nemen: hij ergert geene andersdenkenden. Men ontvangt hier, en de prijs is matig genoeg, een regt Christelijk boekje, dat, tot leering, verbetering en troost, dáár toch kome, waar het behoort! Het is waardig, dat er den armen Christen een geschenk van gemaakt worde, en dat het in de Huizen der Weldadigheid worde gebruikt. Die Godsdienstleeraars, die geroepen zijn, om den Armen afzonderlijk te dienen met het Evangelie, zullen van hetzelve mede nuts genoeg kunnen trekken; waarom Recensent het algemeen aanprijst. Het is op zichzelve volledig; maar het was gebrek aan debiet, dat den Uitgever afschrikte om voort te gaan. Dit is waarlijk jammer, en - wij begrijpen het niet. Het Maandschrift is zeker niet genoeg bekend geweest. Mogt Recensent den lust hebben opgewekt om het te leeren kennen, en zoo zal wel een tweede jaargang volgen, zoo wij hopen, in denzelfden geest en stijl!
Wij hebben geene belangrijke aanmerkingen. Alleen vragen wij aan verwijs, of het niet beter geweest ware, dat wij bl. 429 eenvoudig lazen: ‘Gij zoudt dit woord verkeerd verstaan, als gij het liet beteekenen, dat God hen goedkeurt.’? Nu geeft het aanleiding tot misverstand en verwarring. Hier en daar wenschten wij ook wel wat meerdere naauwkeurigheid, vooral daar men leerstukken aanroert, waar, onzes inziens, bijzonder in soortgelijke schriften, de taal des