geenszins aan de uitgevers, of aan den bezitter van het ge schilderd afbeeldsel alhier door den Heer moritz, te wijten.
Een nieuw werk van wyttenbach is zoo begeerlijk zoo welgevallig, dat wij al aanstonds bij de ontvangst der beide deelen dezelve doorbladerden, zoekende naar iets, dat nog niet was uitgegeven, naar nagelatene werken, aanteekeningen, brieven als anderzins; maar van dit alles vonden wij niets.
Beschouwen wij nu de uitgave dezer deelen uit het oogpunt voormeld, zoo heeft zij weinig bijzonders. Al wat hier gevonden wordt, bestond. Ja, het heeft deze nadeelige strekking, dat sommige der bestaande werken, waaruit deze verzameling 's bijeengebragt, in hunne waarde vrij wat hebben verloren.
Dan, wij zijn niet zoo bekrompen, dat wij hieraan te zeer hechten. Deze uitgave heeft een groot, ja zeer groot nut; en het is daarom, dat wij in de uitgave juichen. Al wat van wyttenbach is, kenmerkt den hoogstbekwamen Man. Zijn stijl en werk zijn meesterlijk. Alles is van de hoogste keurigheid, juistheid en geleerdheid. Zijne gemakkelijkheid en losheid zijn grooter, dan van één eenigen zijner voorgangeren. Zijne schriften zijn en blijven de toetssteen van echte Latiniteit en ware soliditeit. Werken van deze soort kunnen niet te zeer vermenigvuldigd en te algemeen verkrijgbaar gemaakt worden. Mogten geleerde Mannen door deze verzameling als uit den slaap worden opgewekt, om de schim van dezen grooten Man, welligt hun Leermeester, te verzoenen, door niet langer over hem te zwijgen! Het is onverdragelijk, dat noch te Amsterdam, noch aan Leydens Hoogeschool (waar zoo veel geleerds huisvest, en waar men tegenwoordig allerlei oude koeijen uit den modder haalt) geene lijkrede gehouden is, of nog wordt, over wyttenbach, het modél van geleerdheid en uitlegkunde der Ouden; eenen Man, zoo éénig, zoo waardig, dat, zoo iemand, hij althans ten volle regt heeft, om, als de hoogste roem en luister van ons land, in zijn vak, te worden gehuldigd. Men verschuilt zich misschien achter de geruchten, dat deze taak elders zal worden opgenomen. Dan, hoe dit zij, de smet, dat te Leyden noch te Amsterdam waardiglijk en openlijk over eenen Hoogleeraar van dien naam na zijn overlijden gesproken is, hopen en vertrouwen wij dat zal worden uitgewischt.
Van deze verzameling eene verdere beoordeeling te geven,