Physiologisch-Geneeskundig Onderzoek, aangaande de oorzaken, verschijnselen en genezing van de Graveel- en Steenziekte. Door F. Magendie, Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Parijs, enz. Uit het Fransch. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. In gr. 8vo. IV, 76 Bl. f :-15-:
Al kunnen wij het den Schrijver van dit stukje niet toegeven, dat er, tot dusverre, niets opzettelijk over het Graveel geschreven is, blijft evenwel zijn werkje der uitgave overwaardig, en de vertaling van hetzelve zeer gepast. Men is toch, onder ons, nog te weinig overtuigd van de mogelijkheid eener op wetenschappelijke gronden gevestigde behandeling van het Graveel en den Steen, door geneesmiddelen. Intusschen moet men deze verhandeling niet als eene volledige beschouwing van dit onderwerp aanmerken, daar de Schrijver meer bepaaldelijk spreekt over dat graveel, hetwelk uit het piszuur bestaat, en niet dan ter loops over de blaassteenen, welke niet zelden uit andere bestanddeelen zijn gevormd. Hij beijvert zich vooral, om het ontstaan van het graveel uit eene te rijkelijke voeding en oververzadiging van het ligchaam met stikstof, aan de eene zijde, en eene te geringe afscheiding van water, of vermindering der natuurlijke warmte van hetzelve, aan de andere, te ontwikkelen. Op de eerste wijze, toch, wordt het piszuur vermeerderd, daar hetzelve van alle dierlijke bestanddeelen het rijkst aan stikstof is; op de tweede, wordt de mogelijkheid, om het voorhanden piszuur op te lossen, verminderd, en hetzelve dus voor de uitlozing afgescheiden. Bij deze gelegenheid overweegt hij, wat ligchaamsgestel, ouderdom, sekse, leefwijze tot het graveel toebrengen. Ten aanzien van het eerste zegt hij, dat een welgevoed ligchaam veelal gunstig voor het graveel is. Dit lijdt, althans bij ons, uitzonderingen. Verscheidene voorbeelden kwamen ons voor van magere, als uitgedroogde menschen, die aan jicht of graveel onderhevig waren. Wat den ouderdom betreft, kinderen lij-