tot zoodanige daden bezield; het geloof moet nog anders dan door enkel bewijzen levendig, vast en hartelijk zijn; anders zal er, om alle die bewijzen, geene daad meerder verrigt worden. Wie twijfelt, of hij zal ook hier door ewald het een en ander goed en treffend gezegd vinden? Hier en daar, echter, was ons de meening niet duidelijk; b.v. ‘Het groote plan van God, tot veredeling en gelukzaligheid der menschen, door eenen menschen- en Godszoon, die zijne lotgevallen met onze lotgevallen zoo naauw verbond, dat wij ons met hem verheffen moesten, of hij zonk met ons.’
De Dooprede zag reeds in 1810, bij denzelfden uitgever, in onze taal het licht; zij werd hier, met eenige verbeteringen, die wij niet beoordeelen kunnen, alzoo wij de vroegere uitgave niet ter hand hebben, herdrukt. Dezelve heeft geenen tekst, is eene hartelijke, hier en daar, zelfs roerende aanspraak, die nu of dan, ter afwisseling, een ander Doopformulier vervangen kon. Het slotversje, inzegening genoemd, heeft, immers naar deze vertaling, geene uitstekende waarde.