Jo. Guil. de Crane Oratio de Vossiorum Juniorumque familia seculo praesertim XVII insigni eruditionis laude clara, optime de literis, apud posteros etiam, merita; habita Franequerae in Athenaeo publico, cum hujus Rectura iterum abiret, d. VI Novemb. 1820. Groningae, apud J. Oomkens. 1821. 4to. pp. 88.
Deze Akademische Redevoering is een nieuw bewijs van 's Autheurs onvermoeide en naauwkeurige nasporing der vaderlandsche, zoo letterkundige als doorgaande geschiedenis. Ook is het onderwerp zijner vlijt en wetenschap volkomen waardig. Wie kent den naam van vossius en junius niet? Ja, zeer algemeen zal het bekend zijn, dat meer dan één van beide namen onzer geleerde wereld tot luister verstrekten. Maar derzelver naauwe vereeniging, maar de verwonderlijke vruchtbaarheid van dit geslacht, vooral der vossiussen, in uitstekende..... helaas! veelal maar jongelingen, als hen de dood reeds wegrukte, en de onbegrijpelijke werkzaamheid van sommigen, de geheel éénige vroegrijpheid van den min bekenden dionysius, - dit zal toch menigeen met verwondering tressen. Ook de meer bedrevene in de letterkundige geschiedenis dankt gewis den Heer de crane voor zijne bijdrage, door tamelijk uitvoerige noten gestaafd, die van de opregtste waarheidsliefde en vlijt getuigen. Het stuk is inderdaad den ouden roem van Vrieslands Hoogeschole en de doorgaande hechtheid van den landaard waardig, die nog op vele plaatsen in ons vaderland blijft schitteren, waarvan deze eigene Oratie ten bewijze verstrekt, tenzij het noodlot op ééns alles had vernietigd: want in dat ééne verloopene jaar stierven ypey, bosscha, borger en brugmans, allen Vriezen van geboorte.