Les voor sommige geneesheeren.
Te *** was het Mode, dat de Geneesheeren bij aanzienlijken en rijken den grappenmaker speelden. Dokter T ..., een even bekwaam Arts als geposeerd man, konde noch wilde zich daartoe leenen, toen hij derwaarts werd geroepen. Hoewel hij daardoor aanvankelijk geene groote praktijk had, dwong echter de vrees voor den dood, bij zware ziekten, ook de voorname en rijke patiënten, hunne toevlugt tot hem te nemen. Hierdoor kreeg hij weldra, in eene zoo groote stad, zoo veel te doen, dat hij een jong Geneesheer als Amanuensis tot zich nam. Deze vormde zich naar de overige Artsen, en deed zijn best, werwaarts hij door Dr. T... gezonden werd, den aardigen grappenmaker te spelen. Eens zond de Gravin van H... om Dr. T... Alvorens zelf te komen, zond hij zijnen handlanger, om naar den toestand der zieke te vernemen. Het rapport, dat hij van hem ontving, was van zoodanigen aard, dat hij het noodig achtte, haar zelf te gaan zien. Naauwelijks was hij in de kamer der Gravin getreden, of zij voegde hem, eenigzins gevoelig, toe: ‘Maar, heer Dokter! waarom hebt ge mij zulk een' Hansworst gestuurd?’ - ‘Ik deed zulks met voordacht, Mevrouw!’ hernam de waardige Geneesheer: ‘ik zond hem u, ten einde zelf niet verpligt te zijn voor Hansworst te spelen!’