Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821
(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 631]
| |
te koop te stellen, wilde hij de dringendste zijner behoeften bevredigen. In korten tijd werd echter de waardij zijner schilderstukken en het genie van derzelver maker bekend. Door zijne uitstekende talenten verwierf hij zich met der tijd een aanzienlijk vermogen. Tot dezen staat gekomen, werd zijn huis eene Akademie, waar mannen, die door werken der kunst eenen naam verworven hadden, dikwerf bijeenkwamen. Bij zulke gelegenheden werden tooneeispelen van zijne vinding door hem uitgevoerd, in welke hij zelf dan gewoonlijk de hoofdrol speelde. De kamers van zijn huis waren dan tot tooneelzalen ingerigt, op eene schilderachtige wijze met loof gesierd, en het zand op den vloer met bloemen bestrooid, waardoor het geheel het voorkomen van een landelijk tooneel verkreeg. Op zekeren tijd speelde salvator rosa eens op een zeer slecht klavier. Toen men zulks te kennen gaf, zeide hij: ‘Het zal ten minste nog wel duizend daalders gelden,’ en schilderde toen op het deksel een zoo voortreffelijk beeld, dat het nog boven dien prijs verkocht werd. Een zeer rijk Edelman was reeds sedert geruimen tijd met hem wegens den koop van een zijner landschapstukken in onderhandeling. Zoo menigwerf de Edelman naar den prijs van hetzelve vernam, vermeerderde salvator rosa dien met honderd daalders. Eindelijk zeide hij: ‘Wij zullen, in weerwil van al uwen rijkdom, het over dien koop wel nimmer eens worden,’ en haalde tegelijk met een' kwast verscheidene strepen natte verf over de schilderij. Op zekeren tijd bezocht hem een Kardinaal, aan wien hij eenige zijner historische schilderstukken, welke hij kort geleden vervaardigd had, vertoonde. De Kardinaal bezag dezelve slechts ter loops, maar beschouwde daarna met des te meer opmerkzaamheids eenige landschappen, van welke hij den prijs vroeg. ‘Men vraagt mij altijd naar mijne landschappen,’ riep salvator rosa uit, ‘naar zeegezigten en dergelijke kleinigheden, even alsof ik ook geene moeijelijker stukken kan maken!’ Om den kunstenaar te bevredigen, betuigde de Kardinaal, bereid te zijn, een zijner groote historische stukken en twee landschappen te koopen. ‘Daar gij,’ antwoordde de Schilder, ‘het groote stuk slechts dáárom begeert, dewijl gij de beide kleinere stukken hebben wilt, zoo moet hetzelve een millioen kosten.’ | |
[pagina 632]
| |
Hij werkte zoo vlug, dat hij dikwerf op éénen dag een schilderstuk voltooide. De Konstabel des Rijks, colonna, verkreeg eens zoodanig stuk van hem, en gaf hem daarvoor eene beurs met goud ten geschenke. De Schilder bleef niet in gebreke, zijne erkentelijkheid voor deze mildheid door een tweede stuk te doen blijken, voor hetwelk hij weder eene gelijke belooning verkreeg. Deze wederkeerige geschenken werden tot vier malen toe herhaald, waardoor de kunstenaar even zeer de onvermoeide vruchtbaarheid van zijn penseel, als zijn begunstiger deszelfs aanhoudende mildheid betoonde. Ten laatste begreep dan toch de Konstabel, bij het vijfde schilderstuk, dat hij ontving, dat het volhouden van dit spel hem eindelijk al te hoog zou komen te staan. Hij zond derhalve aan salvator rosa nu twee beurzen, even zeer van goud voorzien als de eersten, en liet hem daarbij zeggen: ‘dat het voor hem niet zoo gemakkelijk viel, ledige beurzen met goud te vullen, als voor den kunstenaar, om het ledige doek met schoone beelden te voorzien; weshalve hij hem hierbij vrijwillig de eer der overwinning afstond.’ Salvator rosa was altijd in eene vrolijke luim, die hem zelfs bij zijn sterven niet verliet; want toen nog gaf hij te kennen, dat zijn naam zelf hem een waarborg was van zijn toekomend heil; zeggende hij, te vertrouwen, ‘dat God nooit gedoogen kon, dat de Vorst der Duisternis eenen man zou aantasten, die den naam van Salvator (heiland) droeg.’ |
|