Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bemoediging. Aan mijne gade. Neen, niet altijd neêrgebogen, 't Zwaarste en bangste steeds voor oogen, En, door hoop noch moed geleid, Schoon de toekomst nacht moog' wezen, Met gestadig siddren, vreezen Uw verlossingsuur verbeid! Neen, uw schoone levensdagen, Door voorbarig zuchten, klagen, Dierbre gade! niet verpest; Maar, met deugdgezind vertrouwen, Op Gods Vader-gunst te bouwen, Dat, voorzeker, is het best! Of vermindren, met te kwijnen, De onvermijdbre smart en pijnen, Door Natuur u opgelegd; En verkrijgt ge door uw zorgen Eerder, 't geen de dag van morgen Nog aan uwen blik ontzegt? [pagina 288] [p. 288] 't Mogt u zeker nooit gelukken, Ééns de bloem der vreugd te plukken, Schoon ook vijfmaal uitgebot, En in 't zoet geluk te deelen, Dat uw reine ziel blijft streelen, 't Zalig moederlijk genot. Wie toch kan het u verklaren, 't Moeilijk raadsel openbaren, Waarom ge, aan gezwollen borst, Niet één eenig uwer telgen, Die de grafkuil moest verzwelgen, Immer levend hebt getorscht? Wel dan, hoofd en hart naar boven! 'k Durf u 't beste lot beloven, Zoo ge uw nutloos vreezen stilt, En, het oog tot God geslagen, In zijn heilig welbchagen Kinderlijk berusten wilt. J.d.B. Vorige Volgende