andere twaalf millioenen, tot stijving van 's Rijks kas, overhouden, nadat wij eene hypotheek van zeventig millioenen hebben daargesteld, om tweemaal honderdduizend menschen, die tot last der overige bevolking waren, hun eigen brood te doen eten.’ En dit alles komt in zeer weinige jaren, misschien wel in één enkel jaar, tot stand; en er wordt niets meer toe vereischt, dan eene negotiatie van twintig millioenen guldens, tegen de gewone intrest, en gevestigd op 's Rijks domeinen, of anderzins; maar allerbest, dunkt ons, op de door den Schrijver aangewezene hypotheek van zeventig millioenen guldens!
De Heer van manen neemt ‘ruim tweemaal honderdduizend morgens woest land, (alle onze heigronden, immers verre de meeste, betoogt hij geschikt te zijn) en verdeelt dezelve in tachtig koloniën, ieder van omtrent 2500 morgens voor bouwland, gedeeld ieder in honderd plantagiën, elk van omtrent vijfentwintig morgens, behalve de grond, die er bij behoort voor wegen, alleën, en noodige houtdammen en bosschen, naar de gelegenheid der plaatsen.’ In iedere kolonie plaatst hij driehonderd huisgezinnen, elk van zes of meer of minder zielen, dus omtrent achttienhonderd kolonisten voor iedere kolonie, of 144,000 voor alle koloniën te zamen. Nu schieten er van de 200,000, die niet in staat zijn om met hunne handen den kost te winnen, ruim 50,000 over tot andere werkzaamheden ten dienste der volkplanting, b.v. vervoering van mest, en vooral van de straatvuilnis uit alle onze steden, enz. enz.
Hoe het er in die koloniën moet uitzien (dit zal alleraardigst zijn); hoe de huizen moeten zijn ingerigt, waar smid, bakker, winkelier, enz. enz. wonen moeten - van alles geeft de Verhandeling volkomen bescheid, en als door een' tooverstaf heeft de Verhandelaar in den kortsten tijd alles gereed, gemakkelijker dan wij in onze kindschheid onze steden en legers van kaarteblad gereed hadden. De tachtig koloniën worden tachtig heerlijkheden, ieder voor 10,000 als zoodanig aan den man geholpenen, waarvoor de kooper dan ook zes morgens onbebouwden grond heeft, waarop hij zijn kasteel kan zetten; zoodat wij niet twijfelen, of elk, die eenen heerlijken titel verlangt, zal nu met beide handen toetasten en zijn profijt doen. Men leze vooral het boekje; en men zal den Schrijver het regt doen, dat hij aan alles heeft gedacht, wat de kolonie versieren en verfraaijen kan: een schoolhuis, -