achtig, en de daadzaken zouden ons nader nog moeten gewaarborgd zijn, of wij volharden in ons geloof, dat de dooden rusten. Evenwel, wij gunnen den regtmatigen eigenaar het
goed, en daarbij zijn zoo toevallig gevonden en hervonden liefje. Wat 4) den zwarten frits betreft, wij houden van hem en het verhaal, hem aangaande, even weinig als van iederen anderen straatroover, hoe hoog zijn aanleg, inborst, edelmoedigheid, ongeluk, enz. enz. ook mogen geroemd worden. Het verblijdde ons echter, dat de Christelijke pogingen van Pater Augustin, bij den zoo billijk ter dood veroordeelden, den gewenschten invloed nog hadden, en zijn troosteloos meisje alzoo kon meenen, den gezaligden geest van haren beminde voor haar te zien zweven. Ons jong volkje vindt waarschijnlijk in deze Tulp wel het meeste behagen, en beschouwt dezelve met bewondering; maar, nog eens, wij houden van zoodanige geschiedenissen van edele straatroovers niet. 5) De eerste liefde van karel den grooten kan alzoo hebben plaats gehad; het kan zijn, dat zijne voorkeur voor Aken haren grond in eene eerste ongelukkige liefde had; doch aan den toover-armband, en wat daarmede in betrekking staat, behoeft de Lezer geen geloof te hechten. Zoodat dan deze Tulpen Tulpen zijn, die, even als hare naamgenooten op het bloembed, hare liefhebbers zullen vinden, die haar beschouwen, en nogmaals beschouwen, en bewonderen. Prosiciat!