der te wenschen overig blijft, moeten wij, tot onze blijdschap, erkennen, veel gunstiger resultaten gevonden te hebben. Ook in de behandeling der in arbeid zittende vrouwen, aan hare huizen, is, door de naauwkeurigste instructiën, zoowel voor vroedvrouwen als vroedmeesters, zeer doelmatig voorzien; zoodat hier niets gevorderd wordt, dan de ijver en hulpvaardigheid dergenen, aan welke dat werk is toevertrouwd.
Het derde hoofdstuk loopt over de verzorging der krankzinnigen; en wij leeren er uit, dat dezelve allerslechtst is. Het ontbreekt ons land nog geheel aan doelmatige inrigtingen van dien aard, althans aan zulke, die ook eene geneeskundige waarde hebben. Enkele bijzondere Instituten zijn er wel, die, blijkens de uitkomsten, niet geheel ongeschikt zijn; doch dezelve zijn niet voldoende, en alleen zij, die vrij groote onkosten kunnen bestrijden, kunnen er gebruik van maken. Wij zien dan ook het groote nadeel niet in, hetwelk nieuwenhuys aan dezelve toeschrijft. Wanneer zij onder het toevoorzigt der Regering staan, zal men, door middel van dezelve, niet gemakkelijk menschen uit de maatschappij doen verdwijnen, welke men er gaarne uit zag. Wij vinden, dat de Schrijver hier, en in 't algemeen, te veel van den Staat vergt. Wanneer de Staat, of het Gouvernement, alles aan zich trekt, alle koesterende warmte en verkwikkend licht van zich, als van de éénige zon, wil doen afstralen, dan verandert het volk in een' hoop marionetten, welke door de Ministers in beweging gebragt worden.
Het vierde en laatste hoofdstuk dezer belangrijke afdeeling maakt ons bekend met de middelen, welke er ter redding van drenkelingen in 't werk worden gesteld, en wijst ons daarbij op de verdiensten, in dezen, van de wereldberoemde Maatschappij: tot redding van Drenkelingen.
Het vierde deel levert ons, in de tiende, elfde en twaalfde afdeelingen, eene belangrijke beschouwing van de verzorging der armen, de opvoeding van ouderlooze of verlatene kinderen, en den staat der gevangenissen. Maar,